De linkse obsessie met toon
Links maalt niet om wat je doet, als je het maar leuk verpakt.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe voorbije weken nog iets gehoord over afluisterpraktijken? De Vlaamse media hebben Barack Obama uitgebreid uitgezwaaid, maar in de meeste lofredes kwam illegale spionage niet meer aan bod. Nochtans zijn er sinds 2013 al heel wat lijken uit de kasten van de Amerikaanse inlichtingendiensten gevallen. De Verenigde Staten ‘monitoren de communicatie’ in eigen land en in de rest van de wereld, zonder enig democratisch mandaat. Dit zijn de reinste DDR-praktijken, maar de charismatische Barack Obama wordt veel vergeven.
Stel je eens voor dat Trump ons afluistert. Of dat Trump op bijna dagelijkse basis drones gebruikt om vijanden op buitenlandse bodem te vermoorden. Het kot zou te klein zijn: ambassadeurs zouden teruggeroepen worden, de kranten zouden jarenlang vol staan met Hitler-vergelijkingen. Drones en afluisterpraktijken zijn tenslotte misdaden die de president niet in de schoenen van een vijandig Congres kan schuiven: dit valt allemaal onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de man in het Oval Office. Maar ach, Obama is cool en hij speelt basketbal.
Het was bijna aandoenlijk om te zien hoe de pers afscheid moest nemen van Obama: een man op wie ze bijna verliefd zijn. De meeste journalisten koesteren een suikerzoete bewondering voor de ‘grote redenaar’. Obama maakte grapjes, speelde een hoofdrol in een eindeloze reeks leuke internetfilmpjes, was altijd mee met de laatste trends en zag er ook nog eens goed uit. Hij kwam uiteindelijk met alles weg, omdat hij het leuk verpakte. Hij gaf journalisten “hoop”, zelfs als daar in tastbaar beleid maar weinig tegenover stond.
Mirakelsaus
De linkerzijde staart zich altijd blind op verpakking. Dat gaat veel verder dan Barack Obama. Een dictator die zich beroept op een linkse ideologie, zoals Raul Castro, is voor progressieven geen echte dictator. Een populist met een links verhaal, zoals Bernie Sanders, wordt door progressieven nooit als populist bestempeld. Een extremist met linkse retoriek, zoals Peter Mertens, moet voor linkse geesten niet verdwijnen achter een cordon sanitaire. En Kristof Calvo mag een nationalistisch discours voeren, als hij het maar ‘inclusief patriottisme’ noemt.
Je krijgt de indruk dat de inhoud niet meer ter zake doet. Kijk naar eredoctor Angela Merkel, die op handen gedragen wordt omwille van haar retoriek (zelfs als ze die retoriek intussen afgezworen heeft). Niemand ter linkerzijde lijkt geïnteresseerd in het huidige Duitse beleid, dat inzet op gesloten grenzen en pushbacks. Het volstaat al lang dat mevrouw Merkel ooit enkele maanden lang een vroom voornemen had. Om anno 2017 uit te groeien tot een moreel baken, volstaan (de juiste) woorden. Over post-truth politics gesproken.
Men lijkt te geloven dat een links sausje alles goed maakt. Dat mag u gerust letterlijk nemen. Zoals in de discussie over de hervorming van het onderwijs. Progressieven schijnen echt te geloven dat het watervalsysteem in ons onderwijs zal verdwijnen door oude benamingen af te schaffen en in te ruilen voor een hoop nieuwe termen. Alsof er in de geesten niet meteen een nieuwe hierarchie zou ontstaan die een ‘doorstroomrichting’ meer prestige aanmeet dan een ‘arbeidsmarktrichting’. Als het maar niet meer ASO en TSO heet, dan zal alles beter zijn.
Steeds weer zie je die absurde focus op semantiek. Ook al helpt het nooit één mallemoer. De Arteveldestad is nog niet fundamenteel veranderd sinds een allochtoon daar ‘Gentenaar met een migratieachtergrond’ moet heten. In Mechelen is de armoedeproblematiek niet echt verminderd sinds het OCMW er mordicus ‘Sociaal Huis’ moet heten. En ook al blijven anarchisten maar herhalen “geen mens is illegaal”: er zijn nog altijd verdomd veel illegalen op ons grondgebied.
Woordenworsteling
Het gaat niet alleen om persoonlijke voorkeuren: links wil vat krijgen op het vocabularium van iedereen die er toe doet. Trump moet zich uitdrukken in een idioom dat wordt omschreven als ‘presidentieel’ (al kan niemand zeggen wat dat betekent). Theo Francken – en bij uitbreiding elke (centrum)rechtse politicus die bestuursverantwoordelijkheid opneemt – moet ’terughoudend’ en ‘verbindend’ communiceren. Eigenlijk willen progressieven alleen maar het liedje van ‘verenigen’ en ‘verzoenen’ horen. Iedereen moet hun taalgebruik én hun taboes overnemen.
Dit is meer dan semantisch mierenneuken: dit is een strijd om het publieke debat. Wie het woordgebruik controleert, bepaalt de parameters van de conversatie en stuurt de discussie zo van in het begin. Dit conflict woedt al eeuwen, maar steeds heviger in de laatste jaren. Vroeger werd het publieke debat immers aangestuurd door de kranten en de middenveldorganisaties. Zo simpel is het nu niet meer. Het internet heeft het debat gedemocratiseerd. Iedereen kan zijn stem laten horen, en daarbij zelf zijn woorden kiezen. De linkerzijde ergert zich dood.
Je moet eigenlijk medelijden hebben met al die oude, blanke mannen, die zich nu zo ergeren aan ‘fout’ taalgebruik en een ‘ongepaste’ toon. Zij hebben decennia gedaan over hun lange mars door de instellingen, om nu vast te stellen dat die instellingen zwaar gecontesteerd worden. Het verbieden van woorden, de aanhoudende framing, de verbale diabolisering en het eindeloze gejammer over ‘verkeerd’ taalgebruik: het zijn allemaal maar stuiptrekkingen van een oude orde die op apegapen ligt.
Er zijn genoeg fundamentele discussies te voeren in 2017. Hopelijk eindigen die niet allemaal in oproer over de woordkeuze van de andere kant.
Foto: (c) Reporters
Dominique Laridon (1978) zat eerst gewoon op Twitter, maar 140 tekens bleken toch iets te beperkt. Je hebt dan ook wat meer woorden nodig als je kanttekeningen wil plaatsen bij het publieke debat, licht wil laten schijnen op de manoeuvres binnen de binnenlandse politiek of uitgebreid wil treuren om de ondergang van het Avondland. Dominique heeft ergens in een lade een diploma politieke wetenschappen liggen, maar dat hoeft u niet ter sprake te brengen - het ligt gevoelig.
Voor deze rubriek weer een tijd onder water duikt: enkele vragen die zelfs in de laatste rechte lijn naar de verkiezingen hardnekkig worden ‘vergeten’.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.