De man met de verborgen humor
In memoriam - Gaston Durnez
Guido Lauwaert herdenkt Gaston Durnez, de schrijver-journalist van wie hij zo veel heeft geleerd en genoten.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOm middernacht het radionieuws. Ik verneem het overlijden van Gaston Durnez (1928-2019). Een deel van mijn wordingsgeschiedenis komt in beeld wanneer ik hem herdenk.
In het tweede jaar van mijn onvoltooid lager middelbaar krijgen we een opdracht: maak een interview met een bekend iemand. Ik kies voor Gaston Durnez. Niet omdat ik wijs ben, maar hij woont om de hoek. Bij wijze van spreken. Hij is journalist van De Standaard en schrijft boekjes. Ze verschijnen in de serie Vlaamse Pockets (20 fr. = 0,5 euro). Met de fiets rijd ik naar zijn huis. Ik heb geluk. Hij opent de deur en na mij te hebben voorgesteld en het doel van mijn bezoek verklaard, laat hij mij binnen. Ik tik het uit op mijn eerste schrijfmachine, een draagbare Remington en bezorg het hem. Hij leest het, gooit er een paar taalfouten uit, en zegt dat het goed is. Die dubbele ontmoeting is de start van onregelmatige maar aimabele ontmoetingen, wederzijds.
Perskaarten & poëzienachten
Jaren later en zoveel artikels en boeken van Durnez verder. De eerste Nacht van de Poëzie. Door de politieke heibel is de Nacht frontpaginanieuws. Hij belt me en vraagt me om twee perskaarten. Geen probleem, welkom. Meteen laat hij er schoorvoetend op volgen: ‘En kan er een kaart af voor mijn dochter?’ Ik lach, hij lacht. ‘Die kan er maar bij,’ antwoord ik. Dat is dan de zevende kaart van De Standaard.’ – ‘Zeven kaarten, hoezo?’ – ‘Wel, twee voor een literaire journalist, twee voor een entertainmentjournalist, wegens de muziek en de circusnummers, en drie op jouw naam.’ We lachen. Ik kon hem die derde kaart niet weigeren. Hoeveel maal had ik van zijn artikels, gedichten, grafschriften (Past er / Aster / Berkhof / een kerkhof) en boeken niet genoten? Was er zoveel wijzer door geworden? Gaston Durnez, de Heer Bommel van de Vlaamse pers, is een van mijn literaire vormgevers.
Droge humor en warme inborst
Onze ontmoetingen vielen altijd naar aanleiding van literaire bijeenkomsten. Bij een ervan zei ik dat zijn droge humor me immens veel warmte kon geven. Een waar genot bij het lezen. En dat ik door hem Gilbert Keith Chesterton heb leren kennen en waarderen. Hij had er een boekje over geschreven. Hij knikte en zacht en met een monkel om de mond zei hij de titel, alsof het een staatsgeheim was dat hij onthulde: De lach van Chesterton. Om meteen daarop te klagen dat het niet meer verkrijgbaar was en graag wilde dat het heruitgegeven werd. De dagen daarop heb ik een paar uitgevers op het boekje en de wens gewezen, tevergeefs.
De inktpot van Durnez
Kort na het verschijnen van zijn laatste boek Een mens is maar een wandelaar, schreef ik een beschouwing voor Doorbraak. Een alinea had als titel ‘De inktpot van Durnez’ en luidt als volgt: ’Gaston Durnez is, de pen in de hand, een Engelse Vlaming. Zijn schrijfstijl lijkt op het taaleigen van Godfried Bomans (die zijn idioom geleend heeft van P.G. Wodehouse), en onderhuids schuilend G.K. Chesterton. Over de Engelse letterkundige en journalist schreef hij een geestig boek, De lach van Chesterton. Dit boek mag beschouwd worden als een aanwijzing in welke inktpot de pen van Durnez gedoopt is.’
Toen we op de Boekenbeurs elkaar tegen het lijf liepen, bedankte hij mij voor het artikel. Vooral het feit dat ik op zijn boekje van Chesterton had gewezen had hem veel deugd gedaan. Waarop ik zei dat het hoofdstuk in zijn nieuwe boek over Théo Lefèvre me zeer was bevallen. Omdat ik de man als een verlichter zag. ‘Een verlichter is misschien wat te veel van het goede,’ zei hij, ‘maar in elk geval was hij een groot staatsman.’ Om er na een korte pauze op te laten volgen: ‘Die door zijn partij onheus behandeld was.’ – ‘Gedumpt, verraden,’ zei ik. Durnez keek me met pretoogjes aan.
De dood van een reus
De laatste maal dat wel elkaar hebben ontmoet, was bij de vooropening van de vorige boekenbeurs. Mijn dochter was erbij. Ik stelde ze aan elkaar voor en zei haar wie hij was en wat hij voor mij betekende. Hij glunderde en richtte zich tot haar. ‘Je mag fier zijn op je vader. Met wat hij deed en ik lees altijd zijn artikels die bij Doorbraak verschijnen. Ik ben het vaak oneens met wat hij schrijft, maar zijn pen is scherp en heeft een eigen krul.’
Net voor we afscheid nemen zei ik haar dat ik door hem John Flanders heb leren waarderen als een groot schrijver. Een zachte hoofdknik van Gaston Durnez. Eentje die kardinalen, staatshoofden en oplichters te pas en te onpas gebruiken, maar waar je – met een gram menselijke kennis – de valsheid ervan op slag doorziet. Maar bij Gaston Durnez was die niet vals. Zoals ik hem met de jaren heb leren kennen wist ik dat hij een integer man was, zonder ook maar een enkel vlekje of stofje. Een man met stijl en met in zijn taal een verborgen humor. Soms dodelijk maar nooit koudbloedig.
Het ochtendnieuws. Zeven uur. Zijn overlijden wordt herhaald. Net als om acht en negen uur. Om tien uur niet meer. Een versregel van Frank De Crits schiet me door het hoofd: ‘Het zijn alleen maar de bladluizen die overblijven.’
Maar niet bij mij, niet bij mij.
Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.
Milo Rau vertrekt bij het NT Gent. Hij zag zijn benoeming enkel zag als een tussenstap op de weg naar zonniger bestemmingen.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.