JavaScript is required for this website to work.
post

De politicus en de pleister

Socrates et cetera 22

Guido Lauwaert17/9/2019Leestijd 3 minuten

foto © Reporters / PPE

De politiek is een wereld waarin men makkelijk uitglijdt en struikelt. Zoals uit dit waargebeurd verhaal weer eens blijkt.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Er was eens een politicus. Hij heette Bert De Bever.

Jongvolwassen ging hij zijn huis uit en verkondigde tegen al wie het horen wilde – en ook wie het niet wilde moest het horen – dat hij de zelfstandigheid van Flaminga zou realiseren. Om die bewering te staven deed hij allerlei beloften. Zijn praatje sloeg aan en vrij vlug was hij de meest favoriete politicus. De partij waarvan hij de alleenheerser was werd de grootste van het land der Flaminganten. Hij schopte het zelfs tot burgemeester van Antverpia. Om die positie te bereiken had hij zijn praatjes en beloften er naar gevormd. Hij deed het om die reden in de stad die bekend stond als de meest rechtse van de land, niet slecht. Iedereen verwachtte dan ook, en dat had hij in bombastische taal versierd met Latijnse spreuken ook laten uitschijnen, dat hij het tot president van Flaminga zou schoppen. Misschien zelfs tot premier van de Verenigde Staten van Belgica.

Lange tijd ging het tot zijn en ieders genoegen goed, maar het pad waarop hij zich begaf was glad. Bij de eerste de beste belofte echter die hij niet kon nakomen, gleed hij uit, viel en bezeerde zich aan het hoofd.

‘Ik zie er niet meer uit zoals ik eruit wil zien’, zei Bert De Bever tot zichzelf, keek in het rond, zag een apotheker en kocht een pleister en plakte die op het hoofd.

Zo liep hij een tijd rond. Een paar dagen later kon hij naar eigen verrassing een belofte weer niet nakomen, gleed opnieuw uit en liep een bloedneus op.

‘Verdomd!’ zei Bert De Bever, ‘Zo kan ik mij niet onder het volk vertonen.’ Hij haastte zich naar de apotheker, kocht een pleister en plakte hem op zijn neus.

Nauwelijks een week later een flinke tegenvaller. Een nieuwe belofte die niet ingelost kon worden. Door die tegenslag gleed hij nogmaals uit en schaafde zijn wang.

‘Stom!’ mompelde hij meermaals. ‘Zo kan ik mij niet voor de camera vertonen.’ Alweer snelde hij naar de apotheek voor een pleister een pleister voor zijn wang.

‘Zou het niet best zijn,’ opperde de apotheker, ‘als u zo vaak valt, om een hele doos pleisters te kopen?’

‘O nee,’ zei Bert, ‘ ik heb mijn lesje wel geleerd. Voortaan ben ik voorzichtiger en glijd niet meer uit.’

Nauwelijks was hij vertrokken of hij ging onderuit, bezeerde zijn kin tot bloedens toe en verloor een paar voortanden. Een pleister was de enige mogelijkheid om de schaafwonde en het geschonden gebit te verbergen.

‘Ziet u nou,’ zei de apotheker. ‘Je had beter naar mij geluisterd. Een pak pleisters is trouwens goedkoper dan een enkele.’

‘Een pak! Geen sprake van. Eens moet het ophouden. Geef maar gauw een pleister. En snel want ik moet naar het parlement.’

De apotheker voldeed aan zijn wens. Bert De Bever plakte hem op zijn kin en liet zich snel per wagen naar het parlement voeren.

Maar in het parlement herkende niemand hem meer. De suppoosten weigerden hem de toegang. Zelfs de via zijn mobiel toestel geconvoceerde collega’s zagen in hem niet de man die hij beweerde te zijn, draaiden zich om en haastten zich weer naar de grote kletskamer.

‘Ik ben werkelijk Bert De Bever,’ riep hij hen na, ‘jullie Grote Leider!’

Eén enkele wendde zich om. ‘Onze Grote Leider is iemand die er netjes bijloopt en al zijn tanden nog heeft. Ik raad u aan, meneer, om u niet langer aan te stellen en naar huis te gaan, bij vrouw en kroost. U mag al blij zijn dat ik u te woord sta. En nu moeten wij dringend weer naar binnen, want de zitting gaat zo beginnen. Het is enkel nog wachten op de burgemeester van Antverpia.’

Helaas daagde de Grote Leider niet op. Hij werd gebeld. Men kreeg de bepleisterde aan de lijn en door zijn gelispel dacht men dat hij iemand was die het toestel van de Grote Leider gestolen had. De zitting moest beginnen en omdat de Grote Leider forfait gaf en zij een stemming dreigden te verliezen, sloten zij zich aan bij Timon Van Athene, de voorzitter van een club die beweerde het Flandriabelang als geen ander te verdedigen.

Bij de volgende raadpleging van het volk haalde die partij de absolute meerderheid. De nieuwe Grote Leider met een glad gelaat had in de aanloop naar de stemming zijn positie versterkt met allerlei beloften. Eenmaal president van Flandria begaf hij zich op pad, maar nauwelijks de deur uit of hij struikelde en brak een arm en een been.

‘Jezus van Vlaanderen,’ zei hij bij zichzelf. ‘Zo kan ik mij niet vertonen. Een Grote Leider mag er niet mank bijlopen en moet met uitgestrekte arm kunnen wuiven.’

Hij keek uit naar een apotheek en strompelde zaak binnen.

De apotheker bekeek hem en vroeg: ‘Een pleister?’

‘Een flinke,’ zei Timon Van Athene.

‘Zou u niet beter een hele doos kopen?’ vroeg de apotheker.

‘Hoe kom je daarbij?’ riep Timon van Athene verbaasd uit.

De apotheker haalde zijn schouders op en gaf hem een pleister.

Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties