De schat in het Zilvermeer (zonder Winnetou)
Bezinning, verzoening en utopie bij Georg Kaiser
Zilvermeer
foto © Gustav Kiepenheuer Verlag
Het Zilvermeer van Georg Kaiser gaat over solidariteit en over hoe die te bereiken. Maar welke solidariteit? En zijn alle methodes goed?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementStraks ga ik naar de Antwerpse opera om er een uitvoering mee te maken van het ‘zangspel’ Het zilvermeer, in 1932 door Kurt Weill gecomponeerd op tekst van de expressionistische theaterauteur Georg Kaiser, en in februari-maart 1933 in drie Duitse steden opgevoerd tot de nazi’s het stuk verboden en kopieën van de partituur op de boekenbrandstapel gooiden.
Ik kende noch het stuk noch zijn auteur. Dat is ietwat beangstigend, want Georg Kaiser (1878-1945) bleek de meest gespeelde toneelschrijver van zijn tijd te zijn geweest. Mijn aanknopingspunten bij de literatuur van deze Weimartijd (tussen de beide wereldoorlogen) zijn eerder Bertolt Brecht, zijn liederencomponist Hanns Eisler, en zijn operacomponist Kurt Weill (Mahagonny en Dreigroschenoper). De combinaties Brecht-Eisler en Brecht-Weill zijn bekend; maar wie hoorde ooit van het span Kaiser-Weill, of van de vrucht ervan, namelijk Der Silbersee?
Alweer een gewiekste regisseur?
Komt daar nog bij dat van de meeste opera’s het handelingsverloop sowieso niet te volgen is (ook niet door de aficcionado’s) en ik dat niet verdragen kan. Ik wil niet alleen goed kunnen volgen wat de zangers daar zingen. Nog veel meer wil ik me een beeld vormen van het oorspronkelijke, geschreven stuk vooraleer een of andere gewiekste regisseur er in mijn hoofd mee aan de haal gaat. Ik wil weten en zien wat hij aan het stuk toevoegde, en nog meer in welke zin hij het geheel herinterpreteerde. Pas de confrontatie van de regie-in-mijn-hoofd met de regie-op-de-planken maakt een hedendaagse uitvoering voor mij interessant. Anders is het zonde van het weggesmeten geld. Voor de pomo regie alleen hoeven we niet naar de opera.
Dus schafte ik me voor een prikje het driedelige verzamelde theaterwerk van Georg Kaiser aan, nog in 1979 uitgegeven bij Aufbau Verlag, Berlin (Ost). In de DDR bleef hij immers bekend en gelezen tot de val van de muur. Dat maakte van hem nog geen ‘communistische’ auteur, want dat was hij allerminst. Wat Kaiser wilde, was veel minder en veel meer tegelijkertijd: hij streefde eenvoudig naar de schepping van de nieuwe mens— een humanitair-expressionistisch ideaal dat we kennen van bij Paul Van Ostaijen. Van dat streven vormtDer Silberseede laatste en meest complexe fase in Kaisers ontwikkeling.
Honger en solidariteit
Het stuk begint met de honger van de jaren twintig in Duitsland. Vijf veenhuttenbewoners aan de rand van het Zilvermeer dragen een pop ten grave die ze ‘de honger’ noemen, om slechts tot de ontdekking te komen dat hun bezwering niet helpt en hun maag nog steeds rammelt. Deze honger zet de machine van Kaisers intrige in beweging.
Honger was beslist een thema tijdens het interbellum. Ik moest denken aan het refrein van Brechts-Eislers Solidariteitslied, waarin de zanger de arbeiders aanmaant:
Beim Hungern und beim Essen / Vorwärts und nie vergessen: die Solidarität!
Dat moet ik straks tijdens de drie uur durende voorstelling van de Silbersee beslist vasthouden: ook dit stuk gaat immers over solidariteit en over hoe ze te bereiken. De vragen zijn alleen: welke solidariteit? en: mag om het even welke weg ernaartoe bewandeld worden? Zijn alle methodes goed? De antwoorden daarop beslissen erover of Kaiser een ‘humanitaire’ oplossing nastreeft dan wel een communistische. Brechts solidariteitslied is, in al zijn varianten, duidelijk marxistisch-leninistisch van inspiratie.
Misschien werd precies daarom in 1933 de rol van de wraakzuchtige communist Severin in Der Silbersee aan de bekende communistische vertolker van Brechts Solidariteitslied, de zanger Ernst Busch (1900-1980) toevertrouwd. Het publiek van toen besefte daardoor onmiddellijk hoe het die rol van Severin moest inschatten. Maar zelfs deze combinatie maakt van het stuk nog geen communistisch stuk; ze stelt alleen de tegenstellingen op scherp. Severin is immers de antagonist, die het moet opnemen tegen de protagonist Olim.
Personages van Otto Dix
Georg Kaiser, en wat ik nu schrijf staat ook in elke tekst over hem, maakte van de meeste van zijn zeventig toneelstukken ‘denkstukken’ waarin de personages ideeën en ideologieën verpersoonlijken. Zo worden ze sjablonen en symboolfiguren. Daarmee is niets negatiefs gezegd: Kaiser speelt het immers klaar om deze personages, zelfs wanneer ze karikaturen blijken te zijn, dramatisch te laten functioneren. Ze blijven vatbaar voor tragiek op het theater. Ze worden soms vergeleken met de figuren op Otto Dix’ schilderijen. Karikaturen inderdaad, maar in staat ons met hun menselijkheid te raken.
Severin en Olim zijn twee van deze Denkspiel-figuren. Severin is een soort hongerrebellenleider die vooral verontwaardigd is over onrecht en ongelijkheid. Af en toe worden hem communistische parolen in de mond gelegd. Olim is een simpele veldwachter (ein Landjäger) die in het wilde weg zijn pistool leegschiet op de vluchtende veenhuttenbewoners die zopas een levensmiddelenwinkel hebben leeggeroofd. Daarbij verwondt hij Severin aan het been.
Wat volgt speelt zich af tussen die twee. Wat hun toevallig is overkomen bepaalt hun, nu ja, hun ideologie.
Van een ananas naar een kasteel
Olim ontdekt dat Severin in tegenstelling tot zijn kompanen geen voedzaam voedsel heeft geroofd om zijn honger te stillen, maar slechts een ananas, wat in politietaal slechts een ‘genotsmiddel’ is. Geholpen door het koor begint hij na te denken over Severins mysterieuze beweegredenen. Hij krijgt spijt, wilde dat hij geld had om Severin te genezen, maakt zich een goed voornemen en hopla, daar komt de loterijbeambte hem aankondigen dat hij, zonder een lot te hebben gekocht, toch het groot lot heeft gewonnen. Deze overgang is de eerste van een reeks ‘magische’ ingrepen. De ondertitel van het stuk luidt niet voor niets Ein Wintermärchen. Deze sprookjesmotieven, waaronder een boze heks in de vermomming van een gemene aristocrate (Frau von Luber) en een frisse ingénue als goede fee (de harpiste Fennimore), kondigen het utopische einde van het stuk aan.
De rijk geworden Olim heeft zich een kasteel gekocht, enkel en alleen met de bedoeling de kreupel geschoten Severin met de beste zorgen én met een luxeleven te omringen. Zijn ‘ware’ identiteit’ van Landjäger houdt hij voor Severin verborgen. Hij ontpopt zich als de extreme, zichzelf wegcijferende, schuldbewuste altruïst.
Severin voelt zich onbehaaglijk onder al die zorg en zint slechts op wraak op de politieagent die hem verhinderde rustig van zijn ananas te genieten. Hij wil het kasteel uit om een zekere Olim te zoeken, wat de nieuwe Olim hem uiteraard wil beletten. Severin ontpopt zich meer en meer als de extreme linkse wreker.
Mystieke unie
In het derde en laatste bedrijf heeft Olim zich in de nok van de hoogste toren van zijn kasteel verschanst. Severin heeft zich in de diepste kelder van het kasteel als een Odysseus aan een zuil laten vastbinden om zijn moordlust op de ontmaskerde Olim te laten passeren. Bij elk apart, onafhankelijk van elkaar, rijpen inzicht en verzoeningswil. De ene vindt de andere. De schuldige (wie?) bekent schuld, en in zijn (wiens?) kielzog bekent ook de formeel onschuldige zijn schuld (welke?). De ene komt op voor de andere. Samen vormen ze een soort maatschappelijke mystieke unie.
Als we Olim en Severin dan toch helemaal in categorieën vertalen, dan staat Severin voor de égalité van de Franse Revolutie, Olim voor de liberté ervan, of in partijpolitieke termen van het Duitsland van die dagen: Severin voor de Kommunistische Partei Deutschlands, en Olim voor de Sozialistische Partei Deutschlands. Samen gaan ze op stap, verenigd in fraternité. De KPD verweet de SPD de eerste heuler met het fascisme te zijn. Brecht was het daar soms mee eens, Kurt Weill helemaal niet, en Georg Kaiser maakt een nieuwe mens.
Dubbelzelfmoord of utopie?
Maar in Kaisers stukken winnen de helden het zelden of nooit. Hun nieuwe radicaliteit van totale wederzijdse vergiffenis is in de gegeven omstandigheden (1933!) maatschappelijk onleefbaar. Er is in dit stuk geen plaats meer voor oude tegenstanders die zich verzoenen. Deze nieuwe mensen hebben hun maatschappelijke dood getekend. Olim en Severin doen zelfs geen moeite meer om ‘hun’ kasteel terug te winnen van de oude garde (Von Papen?) die het hen afhandig heeft gemaakt. In broederschap gaan ze naar het Zilvermeer waar alles begon, klaar om erin te stappen en er niet uit weer te keren.
Maar dan moet de finale nog beginnen. De Silbersee werkt namelijk niet mee: in volle lente bevriest hij zichzelf. Verdrinken gaat niet meer. Het wordt uiteindelijk geen dubbelzelfmoord omdat de sprookjeswetten (ein Wintermärchen!) het hen beletten. De bevroren Silbersee wordt de utopie die hen verplicht verder te leven.
Georg Kaiser was geen revolutionair. Hij riep niet op tot strijd, geweld of staatsgreep. Hij stond voor inkeer, bezinning, verzoening en utopie.
Is het dit wat de nazi’s zo ergerde dat componist Kurt Weill na de opvoeringen in maart 1933 en na het opvoeringsverbod onmiddellijk Duitsland verliet? Kaiser hield bet nog uit tot 1938. Dan vertrok hij, net voor een Gestapobezoek, via Nederland naar Zwitserland, waar hij in Ascona stierf.
Nu kan ik vanavond gerust naar de opvoering in de opera van Antwerpen. Ik weet wellicht al te veel. Of, waarschijnlijker, nog niet genoeg. We zullen zien. Het gaat om een regisseur die met teksten ‘aan de slag gaat’ en die graag ‘vertaalslagen’ naar de hedendaagse leefwereld maakt. Dat belooft toch? Ik zal het u weten te melden in mijn podcast, nu zaterdag 9 oktober.
Tags |
---|
Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).
Na een in memoriam voor zijn leerling Luc De Vos, herdenkt J.P. Rondas zijn poësisleraar Paul Heirwegh die dit jaar overleed. Opdat verleden lessen niet verloren zouden gaan.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.