De sjerp die België splijt
Is het esthetische spel de essentie van de politiek?
gewraakte Belgische sjerp
foto © reporters
Is de discussie over de burgemeesterssjerp een teken van de ‘esthetisering van de politiek’? Een blik op Vlaanderen uit Nederland
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementSid Lukkassen kijkt als Nederlander naar de discussie over de burgemeesterssjerp en probeert te begrijpen wat er in Vlaanderen aan de hand is. Zijn we getuige van een ‘esthetisering van de politiek’?
Onderhandelen over de sjerp
Vlaanderen wordt een natie. Waar is dit aan af te lezen? Aan de komst van de Vlaamse burgemeesterssjerp. Als Nederlanders mij vragen: ‘Sid, wat speelt er nu in België/Vlaanderen/Zuid-Nederland?’ (doorhalen wat niet van toepassing is) dan zeg ik: ‘De burgemeesterssjerp’. Dat is nu helemaal hot and happening. Wat is dat precies? Kennelijk dragen burgemeesters in België sjerpen. Normaal zijn die in de kleuren van de Belgische vlag (zwart, geel en rood), maar dat kan sinds kort – of eigenlijk weet ik niet of dat kan, dat is nu net onderdeel van de regeringsonderhandelingen – óók in de Vlaamse kleuren, dat wil zeggen in het zwart en geel. Dus bijna hetzelfde, maar dan zónder rood. En daar onderhandelt men nu over. België staat op zijn kop!
Gezegend zij het land dat het zich kan veroorloven om dit tot prangend onderwerp te verheffen! Schreef Goethe niet zoiets? Of wacht! Eigenlijk kan het ‘land’ zich dat helemaal niet veroorloven — herinner u de beelden van een gezellige multiculti-klas waar leerlingen de lerares treiteren en het lokaal kort en klein slaan. Ik vraag mij af — zou zij ook haar hele leven links hebben gestemd (zoals gangbaar is in onderwijsland) en daarvan nu de rekening gepresenteerd krijgen? Ze heeft in ieder geval nog een weg te gaan tot haar pensioen…
Politiek als ruilspel
Maar we waren bij de burgemeesterssjerp en dus eigenlijk bij Johan Sanctorum, die zorgvuldig de politieke manoeuvres rond dit onderwerp heeft gedocumenteerd. Hij stelt: ‘Dit alles in navolging van wat mijn goede vriend Sid Lukkassen als de esthetische wending in de politiek omschrijft: de stelselmatige verschuiving van ideologieën, principes en opvattingen over hoe de samenleving er moet uitzien, naar de “sportieve dimensie” van het politieke bedrijf, zichtbaar in retoriek, tactische wendingen, het spel met de pers (die helemaal meegaat in het theater), de aandacht voor “communicatie”, cosmetica, smuk, vertoning, zeg maar de show. Op den duur wordt er niet meer aan de samenleving gesleuteld — wat men van de politiek toch zou verwachten — alleen nog vernis gespoten, brandjes geblust en scheurtjes gerepareerd met geparfumeerd snelcement.’
Sanctorum trekt de vergelijking met een ruilspel. Men begint met een ei en gaat van deur tot deur om te ruilen totdat men uiteindelijk ‘een Rubens’ in handen heeft. Met de Vlaamse sjerp is het net omgekeerd: men begint met ‘de Grote Verhalen’ en op het einde heeft men de sjerp. Daarmee slaat hij de spijker op de kop: het esthetische spel is nu de essentie van de politiek. Prikkeling, verleiding en aansprekende boegbeelden staan boven ideologische discussies. Het ruilvoorbeeld laat zien hoe het ‘politieke bedrijf’ haar levensbeschouwelijke ankerpunten sloopt evenals het geloof in traditionele polderpolitiek, omdat alles toch bij het oude blijft, buiten die sjerp. Hooguit wordt het leven duurder. Dit sloopwerk effent de weg naar een esthetische wending.
De digitale arena van de media
Die wending omvat de reductie van ’transformatieve ervaringen’ tot ‘consumeerbare statussymbolen’ evenals het postmoderne relativisme en het einde van de Grote Verhalen, plus de essentiële rol van beeldcultuur in de media. Mijn proefschrift concludeerde dat het vervluchtigen van politiek burgerschap en het verdampen van de civil society niet zijn ‘op te lossen’ met het uitdiepen van politieke ideologieën. Dat blijft onmogelijk zolang politieke berichtgeving zich moet voegen naar media die op esthetische criteria zijn gestoeld.
Sanctorum gebruikt welbewust het woord ‘arena’ en onderstreept in zijn definitie van de ‘natie’ de component van de verbeelde gemeenschap, oftewel de imagined community. Daarbij schept hij al in de aanloop van zijn artikel ruimte voor esthetiek. Kijken we naar Nederland, dan hierbij wat namen van gevallen ministers en staatssecretarissen: Frans Weekers, Ard van der Steur, Jeanine Hennis, Ivo Opstelten, Mark Harbers. Bewindspersonen worden dikwijls door ambtenaren met foutieve informatie op pad gestuurd, wat leidt tot hun val. Daarbij kijkt niemand kritisch naar de vierde macht — de blik is gefixeerd op het spel aan de oppervlakte. Dat is een esthetisch spel waar politici als acteurs het theaterpodium opkomen, hun ding doen en weer teruggefloten worden. De esthetische blik is gevormd door een esthetisch spel: de marionettenspelers achter het politieke decor blijven buiten schot.
Imperiaal tijdperk op komst?
Zoals ik eerder al schreef: ‘De radicalisering van dit soort beeld- en vermaaksculturen mondt altijd uit in het bloedvergieten van de Romeinse arena. Omdat politici in deze situatie niet meer dienen om inhoudelijk iets te beslissen maar om de zorgen en verlangens van de bevolking te kanaliseren.’
In De Democratie en haar Media definieer ik de politicus als een vertaler, een bemiddelaar tussen de taal van het volk op straat en het ambtelijke jargon van de administratieve instituties. Een esthetische wending van de politiek wil zeggen dat die eerste rol van de politicus steeds sterker wordt ten koste van de tweede.
Meestal is dit een voorbode van een opdoemend imperiaal tijdperk en van ‘Caesarisme‘, dat wil zeggen: politiek bestuur in de vorm van een persoonlijk, autoritair gezag. Dit is omdat het volk al spoedig doorheen het spel voelt dat die democratisch gekozenen niets te zeggen hebben en dan liever een sterke leider willen, omdat dan tenminste duidelijk is wie de macht heeft en waar die macht zetelt. Dit verkiezen zij boven de smoke and mirrors van neppe ‘democratische’ burgerinspraak die toch niets uitricht.
Sanctorum concludeert: ‘Het accepteren van deze realiteit kan u veel ergernis besparen, de media zijn u daarin behulpzaam. Geen journalist bekommert zich dan ook om de vraag waar de N-VA nu eigenlijk heen wil. Er wordt alleen nog bewonderend gefluisterd over de communicatie en de strategie — dat betekent: rondjes lopen in de arena en zoveel mogelijk concurrenten hinderen of in de berm doen belanden. Langzamerhand verzoent ook de kiezer zich met deze postmoderne wending, en wie er zich niet in kan vinden stemt voor het Vlaams Belang (VB) of de PVDA, de laatste niet-esthetische partijen, die men dan ook ronduit als ondemocratische spelbedervers beschouwt.’
Duidelijke beeldtaal
Het is zeer boeiend hoe Sanctorum mijn analyse van de esthetische wending verder uitwerkt door er het concept ‘niet-esthetische partijen’ aan toe te voegen. Of ik die analyse helemaal deel, daar ben ik niet uit. Heeft Sanctorum immers niet zelf geschreven hoe Tom van Grieken (VB) het spel ‘uitstekend heeft gespeeld’? Ik breng een artikel in herinnering waarin Sanctorum haarfijn beredeneert dat het al vanaf het begin vaststond dat het Vlaams Belang buiten de regeringsonderhandelingen zou worden gehouden, maar er moest toch een ‘spel’ worden opgevoerd. Ziehier: de esthetiek voor de bühne. Daarbij complimenteerde hij Van Grieken omdat hij zijn ‘rol’ met verve vervulde – een constructieve opstelling tegen beter weten in.
Mogelijk is het Vlaams Belang deels esthetisch en deels niet. Wat me opvalt aan de partij is de duidelijke beeldtaal, waarin doorgaans jeugdige, vitale mensen en krachtige kerngezinnen worden opgevoerd — mensen met elan, levenslust, veerkracht en charisma. Niet dat dit bij andere partijen wezenlijk anders is, maar het valt me op dat dit vitalisme bij het VB méér dan bij andere partijen tot het politiek DNA behoort. En terecht: als je buiten het ‘spel’ wordt gehouden, dan moet je stevig ‘fokken’ met hechte gezinnen en vitale mensen, om uiteindelijk ‘boven je gewicht’ te kunnen slaan.
De kern
Tot slot persifleert Sanctorum het lied Vlaanderen boven:
‘Waar je mag stoppen met kniezen
Waar verandering kracht heeft
Waar men diversiteit beleeft
En men tussen zijn sjerpen mag kiezen’
Er volgt echter een naschrift:
‘De laatste strofe heb ik er zelf aan toegevoegd. De canon is nooit voltooid, we blijven hem opbouwen zoals de natie zelf, bij deze.’
Die laatste zin is toch wel geniaal en doet denken aan een opmerking die Thierry Baudet (Forum voor de Democratie) ooit maakte, in een tijd dat hij nog geen politicus was. Als zelfstandig intellectueel debatteerde hij over de natie en identiteit. Voortdurend sloeg links hem om de oren met de redenering dat natie en traditie slechts ‘constructies’ waren, slechts zouden berusten op de verbeelding. Toen zei hij: ‘Prima, laten we dan onze verbeeldingskracht omhelzen!’ Sindsdien won hij de debatten.
Dat is een zeer belangrijke levensles — Sanctorum raakt dan ook de (Nietzscheaanse) kern. Een cultuur heeft toekomst zolang zij in staat is om vanuit een bruisende levenslust nieuwe vergezichten uit te denken. Dat reikt echter wel wat verder dan een sjerp.
Tags |
---|
Sid Lukkassen (1987) studeerde geschiedenis en filosofie. Hij is onafhankelijk denker, vrijwillig bestuurslid van de Vlaamse Club Brussel en inspirator van De Nieuwe Zuil. Hij schreef onder andere 'Avondland en identiteit' en 'Levenslust en Doodsdrift'. Hij promoveerde op 'De Democratie en haar Media'.
‘Delirium’ brengt de roerige periode rond de moord op Theo van Gogh weer tot leven. Het boek is echt de moeite waard!
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.