JavaScript is required for this website to work.
Communautair

De Transfers op de interestlasten en de onnavolgbare bochten van VIVES

Herman Deweerdt27/1/2015Leestijd 9 minuten

Vives heeft het academisch monopolie in studies over de transfers… Jammer, Herman Deweerdt droomt van een beetje meer debat en voegt de daad bij het woord.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In Knack van 21 januari 2015 staat in een interview met de Antwerpse bisschop Johan Bonny: ‘Kardinaal Godfried Danneels heeft vaak gezegd dat in de kerk een debatcultuur ontbreekt. Debat is inderdaad een vorm van cultuur. Debat betekent niet dat je in conflict bent. Debat is winst, geen verlies. Je kunt bepaalde thema’s of discussies bedekken en ontwijken, maar vroeg of laat komen die toch naar boven’. (p. 11)

Hetzelfde is waar m.b.t. de transfers. Wat de berekeningen aangaat heeft Vives in Vlaanderen bijna het monopolie in academische kringen. Over wat zij de ‘klassieke’ transfers noemen zou een debat zich bijna beperken tot de graad van nauwkeurigheid rond een bedrag tussen de zes en de acht miljard. Over de transfers op de rentelasten zou het debat gaan over de definitie, de berekeningsmethode en als gevolg hiervan ook over de omvang van het bedrag. Maar ook over de vraag of er eigenlijk wel transfers zijn op de rentelasten. Dieper gravend ook over het ontstaan en de gewestelijke verdeling van de federale schuld. En of er ook transfers zijn op de aflossing van deze schulden?

Binnen Vives is Geert Jennes de prominente expert op het gebied van transfers. Hij is een degelijke economist die aan zijn onderzoekswerk vooral een maatschappelijke betekenis wil geven en graag een debat wil uitlokken. Hij schrikt er niet voor terug om de platgetreden paden te verlaten. Dit is uiterst verdienstelijk maar niet zonder risico’s. Ik wil een ernstige discussiant zijn.

Het genoom van de geldstroom

In hoofdstuk 3 van de Vives Monografie Het genoom van de geldstroom, gepubliceerd in 2012, heeft Geert Jennes een berekening gemaakt van de transfers uit de federale rentelasten. Een uiterst moeilijke opgave, vooral wegens gebrek aan gegevens om deze historisch gegroeide schuld op een verantwoorde manier toe te wijzen aan de Gewesten. Vanaf welk jaar? De dag waarop de oudste nog openstaande lening werd aangegaan? Vanaf 1970? Het einde van WO II? WO I? vanaf 1830? Vanaf dag één was de Belgische schuld al het resultaat van handjeklap na de afsplitsing van Nederland.

Met onvoorstelbare creativiteit, vertrekkend van een foutief uitgangspunt en gevolgd door rare kronkels in de logica van de redenering, kwam Geert Jennes in 2007 voor de federale schuld van 270 miljard tot de volgende verdeling: een schuld van 514 miljard voor Wallonië, een schuld van 53 miljard voor BHG en een schuldvordering van 297 miljard voor Vlaanderen. Hieruit volgde voor Vlaanderen logischerwijze een uitgaande transfer op de interestlasten van 21 miljard. Omdat ze deze transfer bij Vives waarschijnlijk onwaarschijnlijk vonden werd prompt een maximum ingevoerd: het bedrag van de interestlasten of het bedrag van het positief primair saldo als dit kleiner was dan de interestlasten. In 2007 was dit het geval. De interestlasten bedroegen 12,274 miljard en het primair saldo 10,249 miljard. De transfer op de interestlasten werd beperkt tot 10,249 miljard. Hiermee was de laatste bocht ingezet. In 2009, met een negatief primair saldo, waren er dus geen transfers meer op de rentelasten. Ook niet in 2010, niet in 2011 en ook niet in 2012. Misschien één miljard in 2013.

De kern van het kwaad zit in het feit dat bij deze berekening van de transfers op de interestlasten verondersteld wordt (maar niet uitgesproken) dat de drie Gewesten volledig onafhankelijk zijn (sedert onbepaalde tijd). Dus verantwoordelijk zijn voor hun eigen uitgaven en ontvangsten, hun eigen tekorten en de hieruit volgende schulden en de te betalen interestlasten. Dit veroorzaakt een hels mechanisme dat Wallonië steeds dieper in de schulden duwt en op den duur aan Vlaanderen de mogelijkheid biedt om zijn schulden af te bouwen en schuldvorderingen op te bouwen. Er wordt niet één euro getransfereerd. Dit zijn dus geen transfers. Wel een rekenspelletje in een sprookje.

Maar het feest was nog niet uit. De transfers op de interestlasten, die dus geen transfers zijn, werden vrolijk opgeteld bij de klassieke transfers. In 2007 bedroegen deze laatste 5,830 miljard. Samen met de bovengenoemde 10,249 miljard op de interestlasten gaf dit in 2007 een totaal van 16,078 miljard. Zo is de 16 miljard ontstaan. In 2007. Dit totaal liep in 2008 terug naar 12,1 miljard en in 2009 naar 6,1 miljard; vooral omdat de zogenaamde transfer op de interestlasten terugliep naar 6 miljard en nul, althans volgens de Vives- methodologie.

Volksbedrog

Wat het Vlaams Belang in haar Tweemaandelijks informatieblad (november-december 2014) schrijft is echter niet om te lachen: ‘De denktank Vives berekende onlangs dat de klassieke transfers jaarlijks nog steeds 6 miljard euro bedragen. Tel daar de transfers via de intrestlasten bij en we komen aan een globale jaarlijkse transfer van bijna 16 miljard euro.’ Ook op hun camion op weg naar Strépy stond in reuzencijfers: ’16.000.000.000/jaar’. Dit is volksbedrog, nog veel groter dan het Zilverfonds.

Bovendien als ze bij het Vlaams Belang ook de tekst zouden gelezen hebben m.b.t wat Vives onlangs berekende zouden ze weten dat Vives het niet langer toelaatbaar acht om de klassieke transfers en deze op de rentelasten bij elkaar op te tellen.

Begrotingsgevolgen van een opsplitsing van de Belgische Federale overheid

In mei 2014 publiceerde Vives een Briefings van Geert Jennes: Begrotingsgevolgen van een opsplitsing van de Belgische federale overheid over de 3 gewesten (2005-2010). Dit is een politieke denkoefening met de nadruk op de begrotingsgevolgen, niet op de transfers. Er is wel ook een overgangsscenario voorzien waarin de huidige intergewestelijke transferten behouden worden. (Een geleidelijke afbouw wordt ook als mogelijkheid genoemd.)

In dit scenario zijn de aspecten m.b.t. de transfers op de interestlasten zeer merkwaardig. Voor de splitsing van de schuld en dus ook voor de interesten erop, gebruikt Vives een gemengde sleutel: 1/3 volgens oorsprong van de schulden, 1/3 volgens de bevolking en 1/3 volgens het BGP (bruto gewestelijk product). Dit leidt tot een voor Vlaanderen uitgaande transfer van 2,4 à 2,6 miljard per jaar in de beschouwde periode. Misschien klinkt dit als weinig of als redelijk. In feite is het te gek om los te lopen.

Splitsing van de schuld volgens oorsprong zou volgens Vives de Belgische overheidsschuld volledig toewijzen aan Wallonië. En dus 0 % aan Vlaanderen en 0 % aan BHG. Het Vlaams aandeel zou volgens het bevolkingsaandeel 58 % zijn en volgens het BGP zou het 61 % zijn. Praktisch: het Vlaams aandeel in de Federale schuld bedraagt nul euro, maar het kan ook 180 of 190 miljard zijn. Omdat we het langs geen kanten weten tellen we de drie getallen op en delen door drie. Hetzelfde met de rentelasten. Als een boer zijn aardappeloogst in zakken gedaan heeft zie ik hem wel een schatting maken van zijn opbrengst op basis van het gemiddelde van drie zakken, maar niet op basis van een lege zak en twee volle.

Op basis van de gemengde sleutel van Vives zou de uit Vlaanderen uitgaande transfer 7,5 miljard, of 0,4 miljard of 0,04 miljard bedragen. Gemiddeld dus 2,6 miljard in 2007. In deze studie telt Vives de transfers op de rentelasten wel op bij de klassieke transfers van 4,8 miljard en komt zo op een totaal van de uit Vlaanderen uitgaande transfers van 7,4 miljard. Ietsje minder dan de 16,1 miljard in het Genoom van de geldstroom.

Interregional net fiscal transfers resulting from the interest burde

In juni 2014 publiceerde Vives een Briefings van Geert Jennes: Interregional net fiscal transfers resulting from the interest burden on the Belgian federal debt.

T.o.v. 2012 zijn er enkele belangrijke verbeteringen:

  • De verdeling van de schuld wordt niet meer afgeleid uit de toevallige verdeling van het primair saldo in een toevallig jaar in de toekomst maar uit de gecumuleerde verdeling van de primaire saldi in de periode 1970-2002.
  • Al in de inleiding staat dat de transfers op de interestlasten niet mogen opgeteld worden bij de ‘klassieke’ transfers.
  • Er wordt een interessante gedachtenopening gemaakt naar de invloed op de transfers naargelang er een begrotingstekort is, een begrotingsevenwicht of een begrotingsoverschot. Aangezien er in de voorbije zestig jaar bijna altijd een begrotingstekort was, en de schulden dus voortdurend stegen, stelt zich de vraag hoe groot de transfers zijn als ze gefinancierd worden met geleend geld. Zijn er ook transfers bij het terugbetalen van schulden?

Nadat we ons opnieuw in de eerste twaalf bladzijden geërgerd hebben aan de foutieve methode komt op bladzijde 13 een essentieel uitgangspunt uit de lucht gevallen: ‘m.a.w. de schulden van de Gewesten zijn deze die zouden geaccumuleerd zijn indien de drie Gewesten vanaf 1970 onafhankelijk zouden geweest zijn’. Normaal staat dergelijke wezenlijke veronderstelling in de eerste alinea van een tekst, zeker als het over transfers gaat.

Praktisch wil dit zeggen dat Vlaanderen zijn primair saldo niet transfereert naar de andere Gewesten maar het behoudt voor schuldafbouw. Ook de berekende transfer op de interestlasten gaat niet naar de andere Gewesten maar wordt eveneens gebruikt voor schuldafbouw. Het omgekeerde geldt voor Wallonië en BHG. Zij krijgen geen getransfereerd bedrag om hun primaire uitgaven volledig te betalen maar moeten het tekort lenen. Hetzelfde voor hun tekort op hun interestlasten. Er is dus geen sprake van transfers. Wat dan wel? Een spelletje van het type: wat indien mijn tante wieltjes had? In wetenschappelijke termen: what if?

Wat leert dit spelletje? Dat wie start met een schuld en ieder jaar geld over heeft, zijn schuld kan afbouwen en op den duur een vordering kan opbouwen. En steeds minder interesten moet betalen en op den duur interesten ontvangt. Dat wie start met een schuld en ieder jaar geld tekort heeft steeds grotere schulden moet aangaan. En dus ook steeds meer interesten moet betalen.

Wat is nu de uitslag?

  • De transfer op de interestlasten, die dus geen transfer is, bedraagt voor Vlaanderen 14,6 miljard in 2002; of 5,6 % van het bbp (bruto binnenlands product). Dit percentage stijgt ieder jaar. Als we ons mogen wagen aan een voorzichtige prognose zou deze ‘transfer’ oplopen tot 23 miljard in 2010. Voor de liefhebbers van fantasy: 26 miljard in 2014. Dit spelletje stopt nooit. Of beter: het zou al lang geleden tot stilstand gekomen zijn wegens het bankroet van Wallonië. Op zijn Grieks. Dit is de enige ernstige les die uit dit spel moet geleerd worden: wie verantwoordelijk is voor zijn eigen uitgaven moet ook verantwoordelijk zijn voor de nodige financiering. Dat zal noodgedwongen leiden tot ondernemen en werken of minder uitgeven. In Wallonië is er hier geen democratische meerderheid voor.

Er is nog een interessante vaststelling: ‘kort na 2002 zal de transfer op de rentelasten méér bedragen dan het totaal van de interestlasten’ (p 14). Dit betekent dat de transfer op de interestlasten niet langer beperkt wordt tot het totaal van de interestlasten of van het positief primair saldo indien dit kleiner is. Praktisch: het hiervoor genoemde bedrag van 23 miljard zal niet beperkt worden tot 11,6 miljard (het bedrag van de federale interestlasten in 2010) of tot nul (aangezien er een negatief primair saldo is in 2010).

Samengevat:

In deze studie van juni 2014 over de transfers op interestlasten schrijft Vives expliciet:

  • ze werden berekend in het kader van onafhankelijke staten (wat impliceert dat er geen transfers zijn)
  • ze kunnen niet opgeteld worden bij de ‘klassieke’ transfers
  • ze worden niet beperkt tot het bedrag van de interestlasten of het primair saldo indien dit lager is.

Dit waren in 2012 mijn belangrijkste kritische opmerkingen bij hoofdstuk 3 uit ‘Het genoom van de geldstroom.

Als Vives nu ook nog eens expliciet schrijft dat hun transfers op de interestlasten geen transfers zijn, dan zijn we klaar. En krijgen de Vlamingen correcter informatie.

 

OVERZICHT VAN DE TRANSFERS OP DE INTERESTLASTEN VOLGENS VIVES

Overzicht van de transfers op de interestlasten in 2007 en 2010

volgens Vives (in miljard euro)

 

2007

2010

 

VG

WG

BHG

VG

WG

BHG

Bron 2012: Het genoom van de geldstroom

Basis: Tabel 3-14

10,2

-9,5

-0,7

0

0

0

Bron: Briefings 9 mei 2014: Begrotingsgevolgen van de splitsing van de Belgische Federale Overheid over de 3 Gewesten (2005 – 2010)

  1. volgens oorzaak van de staatsschuld

7,5

-8,6

1,1

6,8

-7,8

1,0

  1. volgens BGP (bruto geografisch product)

0,04

0,4

-0,5

0,03

0,4

-0,4

  1. volgens bevolking

0,4

-0,3

-0,1

0,4

-0,3

-0,1

Gemiddeld (1 t.e.m. 3) = gemengde sleutel

Basis: annex 1

2,7

-2,9

 

0,2

 

2,4

-2,6

0,2

Bron: Briefings 12 juni 2014: Interregional net fiscal transfers resulting from the interest burden on the Belgian federal debt

Basis: extrapolatie van Tabel 9

20,7

-17,9

-2,8

23,0

-19,5

-3,5

 

De wijd uiteenlopende bedragen zijn op zich al een bewijs van ongeloofwaardigheid. Of kan men ernstig volhouden dat de transfer op de interestlasten in 2010 nul euro bedraagt, maar dat het ook 2,4 miljard kan zijn of 23 miljard? Soms is er een bovengrens aan het bedrag van de transfers, soms niet. Soms zijn ze optelbaar bij de ‘klassieke transfers’, soms niet. Achter deze interestlasten zit een al even ongeloofwaardige schuldverdeling. Het kan dat Vlaanderen een schuld heeft van 190 miljard, maar het kan ook nul zijn of een schuldvordering van honderden miljarden. Geen enkel van de bedragen uit de overzichtstabel is een echte transfer. Om de eenvoudige reden dat in geen enkel van deze drie benaderingen de zogenaamde transfers ook getransfereerd worden. On ne peut pas avoir le beurre et l’argent du beurre. De Franstaligen en de boerinnen begrijpen dat. Praktische vertaling : de Vlamingen kunnen het bedrag van de transfers niet behouden en toch zeggen dat ze het aan Wallonië gegeven hebben. Een transfer is geen rekenspelletje, maar de overdracht van koopkracht.

BASISSCHEMA VOOR DE BEREKENING VAN TRANSFERS

Het volgende schema illustreert de denkfout van Vives.

Basisschema voor de berekening van transfers (in miljoen euro)

 

Vb. werkloosheidsuitkeringen in 2011

Bewerk.

VG

WG

BHG

Rijk

A

Uitgave

 

4.692

3.837

1.200

9.729

B

Financieringssleutel

 

63,73 %

27,20 %

9,07 %

100 %

C

Financiering van de uitgave

 

6.201

2.646

882

9.729

D

Transfer

C – A

1.509

-1.191

-318

0

 

 

 

 

 

 

 

E

Financiering na overdracht van de transfer

C – D

4.692

3.837

1.200

0

F

Saldo na overdracht van de transfer

F – A

0

0

0

0

 

 

 

 

 

 

 

G

Primair saldo volgens Vives

C – A

1.509

-1.191

-318

0

 

De wezenlijke betekenis van een Gewestelijke transfer is dat de tekorten in een Gewest gefinancierd worden met de overschotten uit andere Gewesten. (Niet met juste retourgeld.) Het Gewest met tekorten moet dus geen schulden aangaan en het Gewest met een overschot heeft na de transfer geen geld meer over om schulden af te bouwen of schuldvorderingen op te bouwen.

Dit schema is in principe van toepassing op alle federale uitgaven. Ook in de praktijk, want het is nagenoeg ondenkbaar dat de gewestelijke verdeling van een federale uitgave toevallig dezelfde zou zijn als die van de financiering van die uitgave.

Er zijn wel federale uitgaven waarvan de gewestelijke verdeling niet gekend is (of niet onderzocht). Zij moeten wel gefinancierd worden. Dit leidt tot het verbazend (zelfs onwaarschijnlijk) besluit dat net deze uitgaven in Vlaanderen even hoog zouden zijn als de financieringsbijdrage en in Wallonië en BHG even laag als hun bijdrage in de financiering. Indien niet, zijn er dus nog onbekende transfers.

De transfers op de interestlasten van de federale overheidsschuld zijn geen uitzondering op het basisschema. Voor het berekenen van transfers is dit een uitgave zoals alle andere. Wel met een buitengewoon grote moeilijkheidsgraad: de verdeling van de interestlasten per Gewest. Dit wil zeggen, zoeken naar een schuldverdeling die steunt op historische feiten of ten minste op aanvaardbare oorzakelijke verbanden tussen Gewestelijke parameters en de Gewestelijke schuld.

Vives blijft het proberen op basis van wat zij noemen het primair saldo. Dit is illusionisme. Het biedt geen uitweg. Het primair saldo is niet relevant en zelfs onbruikbaar voor transferberekeningen. Het is een “scheef” begrip: het verschil tussen alle ontvangsten en alle uitgaven behalve de interestlasten. Het is ook een kunstmatig begrip. Men zou net zo goed kunnen zeggen: alle ontvangsten min de uitgaven voor de pensioenen. Het is de benadering van een minder goede boekhouder die naar de directie stapt en zegt: we hebben dit jaar een overschot van 8 miljoen… maar we moeten nog voor 20 miljoen lonen betalen. Dan kan hij beginnen aan zijn juste retour.

Schulden ontstaan pas bij een negatief begrotingssaldo. Weg met het primair saldo.

In een volgend artikel zullen we proberen een goede werkwijze aan te reiken voor de transfers op de interestlasten. Ook zodanig dat alle transfers kunnen opgeteld worden. Ook rekening houdend met uitgaven waarvoor er geen geld is.

Foto © Reporters

Commentaren en reacties