JavaScript is required for this website to work.
post

De welwillenden

Jonathan Littells naziroman 'De welwillenden' tot opera omgetoverd

Jean-Pierre Rondas24/4/2019Leestijd 6 minuten
Jonathan Littell

Jonathan Littell

foto © reporters

Opera Vlaanderen brengt ‘De Welwillenden’ van Jonathan Littell op de planken en wil daarbij het publiek een geweten schoppen. Zinnig?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Aflevering 1: Doodgewone mensenbroeders

Opera Vlaanderen brengt een wereldcreatie, een stuk dat speciaal voor ons, voor u en mij, werd besteld door afscheidnemend artistiek directeur Aviel Cahn. Het is gebaseerd op de roman De Welwillenden (2006) van de Frans schrijvende Amerikaanse auteur Jonathan Littell.

Deze roman heeft de vorm van een 1000 bladzijden lange monoloog van de homoseksuele ex-SS-officier Max Aue die dertig jaar na de oorlog zijn belevenissen aan de lezer vertelt. En hij beleefde heel wat, want als typische hoofdfiguur van een ouderwetse historische roman was Max Aue overal bij waar iets belangrijks of saillants / bloederigs gebeurde. In het Europese collectieve geheugen gaat het dan doorgaans over de Duitse inval in Rusland, de concentratiekampen met voornamelijk Auschwitz, de Duitse nederlaag bij Stalingrad en ‘Der Untergang’ in Berlijn. Daarover heeft Littell niet lang moeten nadenken. Max Aue heeft iedereen die ertoe doet ook ontmoet, tot en met Eichmann en Hitler. Hij slaat zich op mysterieuze wijze overal doorheen en bouwt na de definitieve nederlaag een nieuw leven op ergens in Frankrijk. Voor ons zet hij nu zijn ‘herinneringsmachine’ aan. Waarom hij dat nu doet is niet duidelijk.

Wake-upcall

Aviel Cahn gaf opdrachten aan een librettist, een componist en een regisseur om dit monster van een boek te reduceren tot een avondvullend en, laat ons hopen, onderhoudend programma. Hij noemt het resultaat een wake-upcall, niet alleen iets waarbij je niet in slaap kunt vallen, maar ook een moreel alarmsignaal, een wekroep die ons (u en mij) alert moet maken voor een mogelijke herhaling van het. Het zal immers opnieuw gebeuren als we niet oppassen en zie, zegt hij in een vraaggesprekje[1], de tekenen zijn er al: ‘de opgang van populisme en nationalisme vertoont parallellen met wat in het begin van de 20ste eeuw is gebeurd.’ Het publiek moet dat weten. Vandaar deze opera. Wie deze opera ondergaat, zal door de Kunst naar reflectie en introspectie gevoerd worden en, zo wordt gesuggereerd, op die manier aan de juiste kant van de geschiedenis gaan staan.

De vertaalslag

Cahn is niet de enige die dat zo ziet. Zijn Oostenrijkse librettist Händl Klaus vertelt ons dat deze opera nodig is omdat in Oostenrijk de ‘identitairen’ in de regering zitten, terwijl de Catalaanse componist Hector Parra dan weer vindt dat het ‘nooit zeker is dat gruwel en genocides niet herbeginnen. Denken we maar aan de opmars van extreemrechts in Zuid-Spanje en Brazilië…’[2] Tijdens een inleidende bespreking werd ook gesteld dat we de vertaalslag moeten maken van de slachtoffers van de holocaust naar de vluchtelingen vandaag.

Deze transpositie van holocaust naar migratie werd ook door Guy Cassiers ingezet als nadrukkelijke justificatie voor zijn theaterbewerking, voor het Toneelhuis, van Littells De Welwillenden in 2016. In een interview in De Morgen liet hij optekenen dat het geen toeval was dat hij dit theaterstuk over de holocaust vandaag bracht. Kijk, zei hij, ‘hoe we illegale bootvluchtelingen benaderen en behandelen’.[3] Zijn theater, beweerde hij, werd ingezet om te begrijpen en te voorkomen. Maar ondertussen trok hij verwerpelijke parallellen tussen migratie nu en de Shoah toen. Aviel Cahn doet precies hetzelfde.

Enkele candide vraagjes

Dat klinkt allemaal heel vertrouwd in de oren van de oplettende krantenlezer. Het is het taaltje waarin en waarmee onze kinderen en kleinkinderen worden opgevoed. Of het bij volwassenen pakt is nog wat anders. Laat ons daarom eens kijken of Littells roman wel aan deze buitenliteraire eisen kan beantwoorden. Is De welwillenden als een wake-upcall opgezet? Kan het libretto deze taak volbrengen zonder het oorspronkelijke opzet te verraden? Kunnen de regie en de partituur wel aan dergelijke morele eisen beantwoorden? Of gaat het, wat ik dan nog verkies, slechts omgazettenklap, praat die men aan de kranten verkoopt omdat die krantenmensen niet in staat zijn verder te denken? Waarbij er dan toch nog artistieke overwegingen in het spel zouden zijn?

We zullen zien. Morgen ga ik naar de première. Ondertussen heb ik het boek èn het libretto gelezen. De vergelijking van beide belooft niet veel goeds. Maar laat ik vandaag beginnen bij het boek.

Frères humains qui après nous vivez

Ik ben lang blijven steken bij de eerste zin van De welwillenden. Littells hele programma is erin vervat. Frères humains, zegt Max Aue, laissez-moi vous raconter comment ça s’est passé. Het eerste woord van het boek is dus ‘mensenbroeders’. ‘Mensenbroeders: laat me vertellen hoe het is gegaan.’ Met dit begin identificeert de verteller zich met de in de wind bengelende, maar toch sprekende gehangenen in François Villons gedicht ‘Grafschrift van Villon’ (1463?). Frères humains, zeggen de lijken tot de passanten, verhardt uw hart niet tegen ons, hebt erbarmen met ons want God zal het u lonen. ‘Als wij u broeders noemen, kijkt dan niet / misprijzend – ook al bengelen wij hier / met reden en terecht.’[4] Dat wil Max Aue ons diets maken.

Hij noemt ons niet voor niets zijn ‘mensenbroeders’. Met dit eerste woord neemt hij ons mee, impliceert hij ons in zijn daderschap. Want wat ik heb gedaan, zegt hij, had u ook kunnen doen, ik ben niet slechter dan u en u bent geen haar beter dan ik. Dat is de teneur van het eerste korte deel van de roman, onder de titel Toccata. Wees tevreden dat uw vrouw en kinderen niet gedood zijn, maar ook dat u niet de vrouw en de kinderen van anderen hebt moeten doden. Want als het nodig was en bevolen werd, dan had u dit ook gedaan.

Einsatzgruppen

Onze verteller bengelt niet; maar had hij in de realiteit echt geleefd dan was de kans groot dat ook hij, na het proces van de Einsatzgruppen van 1948, opgehangen zou worden samen met zijn (historische) superieuren die in het boek figureren. Dat was het geval voor de hogere SS-officieren Otto Ohlendorf en Paul Blobel, die niet als Schreibtischtäter zoals Eichmann, maar op het terrein verantwoordelijk waren voor massacres zoals in Babi Jar tijdens de eerste periode van de niet-industriële Shoah.[5] Max Aue vindt de hele operatie maar nutteloos en vooral vies en was als inlichtingenofficier van plan geweest om daarbij slechts toe te kijken. Toch is hij eenmaal door de voornoemde Blobel verplicht geworden om in zo’n ravijn af te dalen en genadeschoten af te vuren.

Doodgewone mannen

Frères humains: de hele idee daarachter is uiteraard wat men de menselijke natuur pleegt te noemen. Misschien waren de lezers van De welwillenden in 2006 of vandaag verbaasd dat Littell het kwaad niet buiten het mensdom plaatst, maar toont dat het wordt teweeggebracht en uitgevoerd door doodgewone mensen, de fameuze Ordinary Men van de Sonderkommandos en Einsatzgruppen zoals ze beschreven werden door de Amerikaanse historicus Christopher Browning, en die het hele hinterland achter het front moesten zuiveren van bolsjewieken en joden.

Zijn de mensenbroeders doodgewoon, dan lijkt verteller Max Aue zelf toch niet tot de klasse der gewonen te behoren. Littell laat het hele verhaal zich afspelen in het officierenmilieu waar na de dienst beschaafde gesprekken over de gruwelen worden gevoerd. Men mag daar zelfs van mening verschillen over de methode; het resultaat (de dood) blijft hetzelfde. Net zoals Ohlendorf is Max Aue bijvoorbeeld voor ‘properder’ methodes dan Blobel. Maar de gewone soldaat komt in deze roman niet voor, tenzij dan als oppasser of ordonnans die ’s nachts tussen de fronten voor zijn officieren voedsel mag gaan zoeken.

Geen nazibeul maar wel een moordenaar

Is Max Aue een nazibeul? Zo wordt hij in dit boek uitdrukkelijk niet voorgesteld. Aue is wel een zesvoudige moordenaar.

Waarschijnlijk heeft hij zijn stiefvader met een bijl afgeslacht en zijn moeder gewurgd aan een spijl van haar bed, maar Littell laat opening voor twijfel daaromtrent. Tijdens zijn vlucht uit Pommeren vermoordt hij in razernij een oude organist die in afwachting van de komst van de Russen een fuga van Bach speelt. Tijdens de Berlijnse Untergang vermoordt hij, eveneens in razernij, een oude homoseksuele kennis die hem lastigvalt in de toiletten van het beroemde Adlon hotel. Met een baksteen vermoordt hij een politieagent die van plan is hem te executeren, en op de allerlaatste bladzijde van het boek doodt hij zijn enige vriend Thomas die hem al die tijd niet alleen door dik en dun heeft gesteund, maar hem ook herhaaldelijk het leven heeft gered. Geen van deze moorden is een antisemitische daad. Twee ervan zijn wellicht toe te schrijven aan een hersenletsel dat hij opliep in Stalingrad.

En wat hem zeker ongewoon maakt is de incestueuze relatie die hij had met zijn zus Una – het einde van deze verhouding deed hem zo verlangen één (Una) met haar te zijn dat hij ervoor koos ‘vrouw’ te worden, en dus homoseksueel te zijn. Dat is, kort samengevat, de hele redenatie die door Littell in honderden bladzijden wordt uitgesponnen. Als homo wordt Aue de SD en SS in gechanteerd. En af en toe lijkt het wel alsof zijn geaardheid juist de motor is van de hele plot en dus ook van zijn oorlogshandelingen.

Een uitzonderlijke dader

Max Aue is geen doodgewone man; hij is een hyper-rationeel en tegelijkertijd door en door obsessioneel wezen. Hij is juist een uitzonderlijk personage. Als doodgewone man en eventueel Schreibtischtäter had hij als verpersoonlijking van de banaliteit van het kwaad kunnen dienen; maar hijzelf is allerminst banaal. Hannah Arendt had om hem niet zo grimmig of spottend kunnen lachen als ze met Eichmann heeft gedaan. Aue daarentegen is niet exemplarisch voor Elckerlijc of voor Everyman.

Het besluit ligt voor de hand. Het historisch-wetenschappelijke daderperspectief dat men zo graag hanteert om het op hedendaagse doodgewone mensen (u en ik) toe te passen en om ons ermee tegen onszelf te kunnen waarschuwen (de ‘vertaalslag’ naar de bootvluchtelingen) geldt hier niet. Anders gezegd: uit deze roman kunnen in geen geval ‘toepassingen’ of ‘lessen’ afgeleid worden. De moralisten van de opera- en theaterwereld die ons willen beleren en met wake-upcalls waarschuwen hebben het verkeerd voor. Waarschijnlijk hebben ze deze inconsistentie in hun moraliserende ijver niet eens opgemerkt. De verleiding om ‘aan de slag’ te gaan met een literair kassasucces was klaarblijkelijk te groot.

Morgen zien we wel. Dan zal ik weten wat het libretto, de partituur en de regie van dit alles hebben gemaakt.

_____________________

[1] Knack, 17 april 2019.

[2] In de persmap.

[3] De Morgen van 6 maart 2016

[4] Vertaling van Ernst van Altena.

[5] Over deze in Duitsland allerlaatste executies (1951) vertelt Littell ons niets.

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).

Commentaren en reacties