De worsteling
De vlag van Israël
foto © Reporters
Benno Barnard noemt zichzelf ‘een apologeet van Israël’. Hij woonde een debat bij in Canterbury over het Israël en het bestaansrecht van dat land.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementU moet weten dat ik een apologeet van Israël ben (maar dat wist u al). Maakt veel fouten, dat land, maar hoe zou u zich gedragen als u werd omringd door doodsvijanden met een achterlijk wereldbeeld… Zou uw leger het enige ter wereld zijn dat de burgerbevolking waarschuwt alvorens tot de aanval over te gaan?
Wat zegt u? Palestijnen worden zomaar doodgeschoten? Er zijn ongetwijfeld veel aardige Palestijnen, maar ook is het religieuze martelaarsverlangen in die kringen opmerkelijk groot – je weet wat je doet als je het grenshek bestormt. Tot grote tevredenheid van Hamas schiet het Israëlische leger noodgedwongen de ergste fanatici neer, waarop de Verenigde Naties extra fondsen storten op rekeningen die de leiders geestdriftig plunderen. Je zou natuurlijk ook kunnen proberen met hard werk een bloeiende economie op te bouwen.
U vindt dat de Joden na twee millennia niets te zoeken hebben in het voormalige mandaatgebied Palestina? Tja, de Joden zijn een zwerversvolk en de kern van de moraal is je nergens thuis te voelen, maar ze zitten er nu eenmaal, post-Zyklon B – ze hebben eindelijk een eigen plek, ook al is die historisch gesproken dan omkranst met mythisch-romantische lichtjes. De geschiedenis is nu eenmaal een rotzooi, en mensen die de absolute zuiverheid prediken kun je maar beter mijden
De betekenis van Israël
Intussen is het moeilijk dit hier op te schrijven. Onder u zijn mensen die met behulp van veel spelfouten uitleggen dat de Joden het grote geld en de media in handen hebben; onder u zijn mensen die de wet overtreden door te beweren dat de Holocaust nooit heeft plaatsgevonden (er was enkel sprake van een vervelende griepepidemie of zoiets onder de Europese Joden); een journaliste van de VRT noemde de synagoge in Pittsburgh na de moord op elf Joden tot tweemaal toe een ‘moskee’ (dat was jongstleden oktober); en de laatste keer dat ik Israël verdedigde, schreef een collega van me dat ik eens ‘een jaar mijn mond moest houden’… Wat dat mond houden betreft, zelfs al kon deze beroemde auteur mij ieder podium ontzeggen, dan nog sprak ik: Giordano Bruno was makkelijker te verbranden dan zijn ideeën.
Herinnert u zich uit de tijd toen u nog christelijk was het verhaal over aartsvader Jakob die bij de grensrivier de Jabbok de hele nacht met een onbekende worstelde? Staat u me toe dat ik citeer uit een van de grondteksten van de Nederlandstalige beschaving, de Statenbijbel, Genesis 32: ‘Toen zeide hij: Laat mij gaan, want de dageraad is gekomen. Maar hij zeide: Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent. Daarop zeide hij tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob. Toen zeide hij: Uw naam zal niet meer Jakob luiden, maar Israël, want gij hebt gestreden met God en mensen, en gij hebt overmocht.’
Er bestaat een land op de aardbodem waarvan de naam betekent: Worstelen met God. Ik zeg u: Israël is het hart van Europa, een buiten het lichaam gelegen hart, dat onze diepste ethische inspiratie is. We weten het en hebben het de Joden nooit vergeven.
Antifa’s
Onlangs woonde ik in Canterbury een debat over Israël bij. Mijn zoon Christopher heeft als reluctant conservative, zoals hij zichzelf definieert, aan de universiteit in die stad een debatclub opgericht die alle warhoofden de stuipen op het lijf jaagt: de idee achter zijn Liberty Union is namelijk de zo absoluut mogelijke vrijheid van meningsuiting, de botsing der ideeën waaruit het licht geboren wordt, de zo onveilig mogelijke universitaire ruimte… Het resultaat is dat de antifa’s hem en zijn vrienden zoveel mogelijk pogen te dwarsbomen, al schreeuwend en leugens verspreidend, geheel conform de al kort na de oorlog door de grote Holocaust-historicus Jacques Presser geuite verwachting dat de fascisten zouden terugkeren vermomd als antifascisten. Wat een charmante dieren waren de leeuwen in het Colosseum in vergelijking met die antifa’s!
Het debat was het eerste ooit in het Verenigd Koninkrijk tussen een vertegenwoordiger van de Israëlische ambassade, Michael Freeman, en een dame van de Palestijnse missie, Meisoon Elshorafa, maar het was een onrechtstreeks debat, met een hoogleraar politieke wetenschappen (Christophers studierichting) die de vragen stelde, want de Palestijnen weigerden bij voorbaat een rechtstreeks gesprek, een weinig opbeurende gedachte in de bredere context.
Premie voor Joden doden
Aanvankelijk was de discussie nogal voorspelbaar, zoals te voorspellen viel. Mevrouw Elshorafa – mooi en vurig – speelde met toewijding bezet volk; Freeman – op zijn kale schedel rustte een piepklein hemelkoepeltje – was feitelijk en ter zake.
Maar het werd almaar interessanter toen de Palestinaria begon te liegen. Eerst herhaalde ze de oude bewering dat er helemaal geen archeologische bewijzen bestonden dat de Joden historisch iets met de regio te maken hadden, waarop Freeman wees op de Klaagmuur, de talloze historische geschriften en de honderdduizend Joodse artefacten die in het gebied zijn opgegraven – zaken die ik als argumenten overigens voor betrekkelijk irrelevant houd, Israël bestaat nu eenmaal, terecht of ten onrechte, net zoals Amerika, met of zonder potscherven, en we gaan het niet opheffen, tenzij wij tot explosie geneigde mohammedanen zijn. De geschiedenis is zoals gezegd een klerezooi, vandaar ook dat er zoveel aardewerk gebroken is.
Natuurlijk stelde mevrouw Elshorafa, geheel volgens het gebruikelijke scenario, dat Israël de ‘apartheid’ praktiseerde. Wat zij niet wist was dat Freeman ambassadeur in Zuid-Afrika was geweest: ingetogen woedend vergeleek hij de voornaamste kenmerken van het apartheidsregime met de situatie van de Arabieren in zijn vaderland. U kunt daarover verder naar hartenlust discussiëren, maar apartheid als referentiepunt is in deze context even nuttig als een globe om de Knesseth aan te wijzen, je zit er per definitie naast.
Maar zij zeide dat zij gewoon in haar eentje de trein had genomen, terwijl Michael Freeman lijfwachten had meegebracht. Daarop zeide hij tot haar: ‘Uw regering, met een leider in het dertiende jaar van een vierjarige termijn, heeft op haar begroting 300.000.000 dollar premiegeld uitgetrokken voor het doden van Israëli’s en Joden in het algemeen. Ik kan me uw luxe helaas niet permitteren.’
Het auditorium hield de adem in; op een plint onderbrak een verbaasde muis haar getrippel; de verwarming zuchtte verbijsterd.
Benno Barnard is een schrijver die meent dat het heden gewoonlijk ongelijk heeft.
Deze maand reist uw auteur, liefhebber van gelukkige, heteronormatieve gezinnen, van Zuid-Engeland naar Gent: tussen de Magna Carta en de Boekentoren.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.