De zesde staatshervorming: oplossing of symptoombestrijding?
Vorige week vrijdag (4 april) organiseerde het Instituut voor Constitutioneel Recht van de KU Leuven een druk bijgewoond colloquium over de zesde staatshervorming. Het Instituut heeft ter zake een solide reputatie. Ook de vorige staatshervormingen werden via een soortgelijk colloquium grondig uitgebeend. De verslagboeken daarvan zijn nog steeds essentiële referentiewerken. Maar vreemd genoeg kreeg het evenement van vorige week nauwelijks weerklank in de media.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe uiteenzettingen waren natuurlijk erg technisch (dat was juist de bedoeling) maar hadden wel degelijk nieuwswaarde. Heel wat eminente constitutionalisten waren immers erg kritisch over deze staatshervorming. De titel van de conferentie was De Zesde staatshervorming: oplossing of symptoombestrijding?. Maar de meeste sprekers neigden eerder naar het tweede antwoord.
Om te beginnen werd het historische of ‘copernicaanse’ karakter van deze staatshervorming door een aantal sprekers sterk gerelativeerd. Deze staatshervorming is inderdaad zeer omvangrijk, aldus Willem Verrijdt (referendaris bij het Grondwettelijk Hof), maar anderzijds kun je het bezwaarlijk ‘de grootste staatshervorming ooit’ noemen aangezien de institutionele basisstructuren overeind blijven en deze staatshervorming in conceptueel opzicht weinig vernieuwend is. De complexiteit neemt wel exponentieel toe door het gebrek aan eenduidige regels en het grote aantal uitzonderingen op de bevoegdheidsoverdrachten, die haaks staan op de autonomiegedachte. Verrijdt verwacht dan ook een stortvloed van bevoegdheidsconflicten. Hij vreest dat de staatshervorming een van zijn belangrijkste doelen, de ‘pacificatie’, voorbij zal schieten.
Dit was ook de teneur van de uiteenzetting van Wouter Pas (Staatsraad bij de Raad van State), die misschien wel het scherpst was in zijn kritiek. Hij had het over ‘autonomie, ja maar’: aan de ene kant worden een groot aantal bevoegdheden overgeheveld naar de deelstaten, maar aan de andere kant worden die nieuwe bevoegdheden via allerlei subtiele mechanismes ingeperkt. Er is op tal van vlakken voorzien in een verplichte samenwerking tussen de overheden, waardoor er een wederzijdse afhankelijkheid wordt gecreëerd en de federale overheid in bepaalde gevallen zelfs een veto kan stellen. Vaak is de bevoegdheid van de deelstaten louter uitvoerend, terwijl de normatieve bevoegdheid federaal blijft.
Het kwam niet als een verrassing dat Benjamin Dalle veel minder kritisch was over de bevoegdheidsoverdrachten. Dalle is immers kabinetschef van staatssecretaris Verherstraeten en een van de masterminds achter de staatshervorming. Toch viel het op dat ook hij niet helemaal gerust lijkt te zijn over de mogelijke gevolgen van het inschrijven van het recht op kinderbijslag in de Grondwet. Dit betekent dat er een standstill-principe wordt ingevoerd, waardoor de bestaande kinderbijslag niet substantieel kan worden verlaagd door de deelstaten. Tijdens de parlementaire bespreking rees de vraag in hoeverre dit de autonomie van de deelstaten inperkt, en er dus weer sprake is van ‘autonomie, ja maar’. Dit werd door de institutionele meerderheid sterk gerelativeerd. Maar Dalle hield zich opvallend op de vlakte hierover: ‘De praktijk zal uitwijzen wat de betekenis is van het standstill-principe,’ zo stelde hij voorzichtig.
Frank Judo (advocaat in Brussel en lid van de Hoge raad voor Justitie) betoogde dat het onderscheid tussen gemeenschappen en gewesten (artikel 1 van de Grondwet) geleidelijk aan een andere invulling krijgt dan oorspronkelijk bedoeld. Het Brussels Gewest krijgt immers een aantal culturele en persoonsgebonden bevoegdheden en wordt daardoor een gemeenschapsgewest. In het geval van de gemeentelijke sportinfrastructuur gaat het daarbij eigenlijk om een ‘regularisatie’ van een eerdere bevoegdheidsusurpatie door het Brussels Gewest. Judo stak de draak met de soms tegenstrijdige criteria die door de bijzondere wetgever worden gehanteerd om te bepalen of het Brussels Gewest bevoegd is. In het geval van de sportinfrastructuur hangt het af van de instantie die het initiatief neemt. Als dat de gemeente is, dan is het Gewest bevoegd. Maar in het geval van de fameuze ‘biculturele aangelegenheden van gewestelijk belang’ hangt het bizar genoeg af van het publiek. De Zinnekensparade wordt een gewestelijke bevoegdheid omdat het publiek daarvoor hoofdzakelijk Brussels is. De implicatie is dan wel dat die bevoegdheid logischerwijze zou moeten verschuiven naar de Vlaamse Gemeenschap wanneer de Vlamingen van buiten Brussel dit evenement massaal zouden bijwonen … Allen daarheen dus! Anderzijds beklemtoonde Judo ook dat de staatshervormers een duidelijke rode lijn hebben getrokken bij de onderwijsbevoegdheid: aan het principe dat dit een gemeenschapsbevoegdheid is wordt niet getornd.
Uit de uiteenzetting van Gert Van der Biezen (juridisch adviseur in de Senaat) heb ik vooral onthouden dat het met de hervormde Senaat nog alle richtingen uit kan. Zeker, de Senaat werd qua bevoegdheden enorm gekortwiekt. De bicamerale procedure blijft beperkt tot een aantal welomschreven institutionele aangelegenheden. De Senaat kan slechts in een beperkt aantal gevallen wetten evoceren (d.w.z. vragen dat een in de Kamer goedgekeurde wet ook wordt besproken in de Senaat), en bovendien wordt de lat daarvoor vrij hoog gelegd (een meerderheid van de senatoren en eenderde in elke taalgroep). Daarbij komt dat senatoren enkel nog schriftelijke vragen zullen kunnen stellen. En toch mogen we de Senaat niet te snel afschrijven. Er zijn immers een aantal achterpoortjes waardoor de Senaat meer macht naar zich toe zou kunnen trekken. Zo kan de Senaat wetten evoceren ’ter uitvoering van de bijzondere wetten’. Maar dit is een rekbaar begrip, waardoor het aantal evoceerbare wetten potentieel zeer groot wordt. Met andere woorden: als de Senatoren dat echt zouden willen, dan kunnen ze nog steeds een niet onbelangrijke politieke rol spelen.
De spreker die het meest op politiek terrein kwam was Stefan Sottiaux (docent publiekrecht aan de KU Leuven en advocaat in Antwerpen). Volgens hem staat het buiten kijf dat er een nieuwe staatshervorming nodig is. Momenteel is de bevoegdheidsverdeling immers veel te gefragmenteerd. Maar bovendien is het federale niveau onvoldoende democratisch gelegitimeerd. Dus kun je in de toekomst twee richtingen uit: ofwel versterk je dit federale niveau, bijvoorbeeld via een federale kieskring, ofwel bouw je het federale niveau verder af en ga je in de richting van een confederatie. Sottiaux maakte verrassend weinig woorden vuil aan de federale kieskring, maar had het bijna uitsluitend over de confederale optie. Hij maakte daarbij het onderscheid tussen een zuivere confederatie en anderzijds de tussenvorm van een ‘Belgische Unie’ of een ‘Verenigde Staten van België’, met een mix van federale en confederale elementen. Dit zou inhouden dat de zogenaamde Kompetenz-Kompetenz (d.w.z. de bevoegdheid om bevoegdheden toe te wijzen) en de soevereiniteit worden gedeeld tussen de deelstaten en de Unie. De deelstaten hebben elk een eigen grondwet en sluiten op basis daarvan een Grondwettelijk Verdrag. In tegenstelling tot wat het geval zou zijn in een zuivere confederatie, blijft België bestaan als internationale rechtspersoon en blijft het dus lid van de EU. Het is opmerkelijk dat dit institutionele model van Sottiaux in een aantal opzichten parallel loopt met dat van de N-VA.
Helemaal op het einde maakte staatssecretaris Servais Verherstraeten (CD&V) zijn opwachting. Hij stak uiteraard voluit de loftrompet over de zesde staatshervorming, maar herhaalde ook zijn pleidooi om in de nieuwe Senaat en in een nog op te richten institutioneel expertisecentrum snel een volgende staatshervorming voor te bereiden. Verherstraeten was kennelijk in een opperbeste stemming. Had hij het volledige colloquium bijgewoond, het zou anders geweest zijn.
Voor de op het colloquium getoonde presentaties, zie: http://www.law.kuleuven.be/icr/doc_6e_shv. Die webpagina bevat ook een volledig en handig overzicht van alle wetteksten en de parlementaire voorbereiding van de zesde staatshervorming.
Foto: (c) Reporters
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Bart Maddens (1963) is germanist en politieke wetenschapper. Als student was hij actief in het KVHV van Leuven en in de Volksunie-Jongeren. In de jaren 1990 was hij lid en bestuurder van het IJzerbedevaartcomité. Vandaag publiceert hij regelmatig opiniestukken over de Vlaamse Beweging en de staatshervorming. Hij is auteur van onder meer 'Omfloerst separatisme. Van de vijf resoluties tot de Maddens-strategie'.
De Union des Francophones (UF) bestaat nog. En haar zetel bevindt zich in het MR-hoofdkwartier.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.