DIE FREMDEN: Machtig! Prachtig! Krachtig!
Onze theaterrecensent is in vervoering
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement
In L’Étranger uit 1942, de meest gave roman van Albert Camus [1913-1960], beschouwt de hoofdpersoon de moord die hij heeft begaan als een natuurlijk gebeuren en niet als een misdaad. Kamel Daoud [1970] heeft voor het andere doel gekozen. Zijn roman, Moussa of de dood van een Arabier, werd meteen erkend als een meesterwerk, en nog meer na de Prix Goncourt du Premier Roman 2015.
Zo introvert als de verteller van Camus’ versie is, zo extrovert is die van Kamel Daoud. Hij geeft in tegenstelling tot Camus het slachtoffer, de vreemdeling, wel een naam, Moussa. Beiden, Meursault bij Camus en Haroen, de broer van Moussa, vertellen hun versie van het verhaal, elk vanuit het eigen standpunt: de Frans-Algerijnse [Camus] en de Algerijns-Franse [Daoud], waarmee het vluchtelingenprobleem in zijn prille bestaan aan bod komt.
Dat prille is met de jaren gigantisch geworden. Johan Simons zag na het lezen van de roman de mogelijkheid om het prille en het gigantische te verweven, waardoor een derde versie ontstond, Die Fremden. Het weefsel werd – with a big help of his friends Vasco Boenisch en Tobias Staab – geen klassiek toneelspel maar een verteltheaterstuk waar beeld, actie en muziek aan werd toegevoegd. Dat vertellen doen vijf acteurs, twee vrouwen en drie mannen, maar naast vertellers worden ze tevens personages van vlees en bloed. Het resultaat van dit alles is dat ‘De vreemdeling / Moussa’ staat voor elke vluchteling [Sisyphus]. Hij zoekt in de Oude Wereld [de berg] een Nieuw Leven [de top], maar stuit op de politici [de goden]. Zal Sisyphus zijn rots op de top van de berg krijgen en de goden verslaan?
Johan Simons weet hoe het hoort en hoe het heurt. Vanuit het besef dat alle mensen op de een of andere manier met elkaar verbonden zijn, schetst hij met zijn productie een helder beeld van de huidige toestand. De keuze ligt in de aard van het beestje. Simons is in hoge mate een humaan mens en in zijn tweede thuis, het theater, een politiek regisseur. Een probleem is er om opgelost te worden. Het Sisyphusprobleem bekijkt hij als een zaak die wij aankunnen, wir schaffen das. Het theater zelf is dat overigens aan de reden van zijn bestaan verplicht. Het moet tegelijk de vinger op de wonde leggen en een ziekteverslag maken ten bate van de kans op genezing.
Beeld, actie en muziek ter verfraaiing, tegen de verveling, tot behoud van de spanning.
Daarom dat, met dank aan Luc Goedertier, het ‘slagveld’ van Simons’ toneelbeeld een immense vlakte is, een woestijn, niet van zand maar van keien. In die wereld zwerven de acteurs rond – lopend, kruipend, dwalend, dansend – en de toonaarden van hun stem roepen hoop, geloof, liefde en wanhoop, ongeloof, haat op.
Geen van de acteurs en actrices is het hoofdpersonage, ze zijn het alle vijf, daarom in alfabetische volgorde: Pierre Bokma, Elsie de Brauw, Benny Claessens, Sandra Hüller en Risto Kübar. Dat ze talentvol zijn, wordt bewezen doordat ze niet, bij wijze van spreken, verdwalen in de voormalige kolenhal. Hoever ze ook in de diepte staan, ze blijven nabij, en nabij zijn ze op de voorgrond soms ver weg, zonder het contact met das Publikum te verliezen. Een sterk moment, een van de zovele, is het gooien met keien en het opdwarrelend stof. Het slaat zowel op een kinderspel, op verveling als op een steniging.
Proactief is de projectie van beelden zoals we ze kennen van televisieverslagen: vluchtelingen in lange rijen maar geduldig aanschuivend in de hoop geen vreemdeling meer te zijn, te ontsnappen aan le saut du même au même. Twee bescheiden schermen onderstrepen dat gevoel. Het wordt drukkend, op het benauwende af als ze plaats maken voor een panoramisch scherm, dat vanuit de diepte naderbij komt, en de toeschouwer geen kijker in de huiskamer meer is maar de werkelijkheid wordt binnengesleurd. De geraffineerde film[montage] van Aernout Mik roept sterke emoties op, en leidt tot een bevel: Mens… Doe wat! Niet morgen maar nu!!
De muzikale leiding is in handen van Reinbert de Leeuw. Hij dirigeert strak het Asko|Schönberg-Ensemble. Het orkest staat [haast] midden in de vlakte, niet op een podium maar op het grint. De bijdrage van de dirigent en de muzikanten versterkt de wens van de regisseur: de heropwaardering van de verlichtingsgedachte binnen de huidige globalisering. De muziek van Mauricio Kagel en György Ligeti lijkt ervoor gemaakt, en de uitvoering samen met de enscenering krijgt daardoor het effect van een dramatische opera. Al helemaal door de inbreng van de sopraan Katrien Baerts. Zij staat centraal in de vlakte en zingt Bouchara, une chanson d’amour in een verzonnen taal van Claude Vivier, waarin – voor de zangeres – niet één tel rust voorkomt. De zijderoute, de Islam met als artistieke hoofdstad Bouchara, en de mythische figuur Marco Polo vormden de inspiratiebron van de compositie. Binnen deze voorstelling staat het lied voor een pleidooi tot behoud van het cultureel erfgoed van het Midden-Oosten.
De première van de toneelbewerking van de roman, onder de naam Die Fremden, ging door op 2 september tijdens de Ruhrtriënale, voor de duur van Johan Simons als intendant hernoemd als Ruhrtriiiennale. Vanaf 21 september is de voorstelling te zien bij Simons’ eigen gezelschap, het NTGent, onder de benaming De Vreemden. Op 26 oktober is er een concertante uitvoering in BOZAR, met behoud van de Duitse titel en de filmprojectie op het panoramisch scherm.
Die Fremden / De Vreemden is alweer een hoogwaardig locatieproject van Johan Simons. Verdient een reisprogramma waarin zeker Algiers, waar Camus schoolliep, en Oran, waar Daoud woont, niet mogen ontbreken.
Het vluchtelingenprobleem raakt met deze productie niet opgelost, maar dit is wel een uitgesproken getuigenis van betrokkenheid vanuit de theaterwereld.
Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.
Milo Rau vertrekt bij het NT Gent. Hij zag zijn benoeming enkel zag als een tussenstap op de weg naar zonniger bestemmingen.
Evolueren we naar een politiek model zoals in een communistische eenpartijstaat? Ontdek het in ‘Ondernemen in Achterland 1.0’.