JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Echte loonkostenhandicap bedraagt 24 procent

Frederik Dekeyser27/4/2013Leestijd 2 minuten

Volgens premier Elio Di Rupo (PS) zal de Belgische loonkostenhandicap ten opzichte van de  buurlanden volgend jaar dalen tot 1,4 procent. Een hele prestatie aangezien de loonkostenhandicap ten opzichte van de buurlanden vandaag 24 procent bedraagt.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Di Rupo baseert zich voor zijn cijfers op berekeningen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB). Volgens een artikel in De Standaard maakte Di Rupo de cijfers in het parlement bekend. Het wegwerken van de loonkostenhandicap zou het gevolg zijn van de maatregelen van de regering. Hij doelt op een reële loonstop zodat er enkel nog een automatische loonindexering zou mogen worden toegekend, een aanpassing van de indexkorf waardoor de automatische indexering in toom wordt gehoude, een lastenverlaging voor bedrijven en tenslotte allerlei loonsubsidies die worden toegekend. De som van die maatregelen zou de loonkostenhandicap aanzienlijk beperken.

Om twee reden zijn de vooruitzichten van Di Rupo echter totaal irrealistisch en ook gewoonweg fout.

Ten eerste bestaat er grote onenigheid of die loonsubsidies allerhande wel mogen worden meegeteld in de berekening van de loonkostenhandicap. De lastenverlaging die men in de berekening meeneemt, mag zeker worden toegepast. Maar het gaat hier om een lastenverlaging van 400 miljoen euro. Dat is amper 0,3 procent van de totale loonmassa. Ook gaat de regering ervan uit dat de reële loonstop de loonkostenhandicap zal verlagen omdat onze buurlanden geen loonmatiging toepassen. Dat is allesbehalve zeker.  Di Rupo trekt allerlei percentages af van de officiële loonkostenhandicap van 5,1 procent die de CRB hanteert. Maar er bestaat bij economen dus grote onenigheid of dit wel zomaar kan.

Tweede reden om de wenkbrauwen te fronsen bij de cijfers van Di Rupo en de CRB is dat ze ingaan tegen de officiële gegevens van het Europees statistisch bureau Eurostat. Volgens die analyses bedraagt de loonkostenhandicap ten opzichte van de buurlanden van België 17 procent voor de industrie en 24 procent voor de hele private sector. Dat is een stuk meer dan de 5,1 procent die terug te vinden zijn in de verslagen van de CRB. Het probleem is te verklaren door het feit dat de CRB voor zijn berekening vertrekt van het jaar 1996, omdat toen de wet op het concurrentievermogen in werking trad. Eurostat telt de totale handicap, ook die van voor 1996.

Eurostat maakte recent nog nieuwe cijfers bekend (zie grafiek) die de voorgaande analyses bevestigen. Eén uur werken in de handelseconomie kost in België 40,5 euro. Daarmee zit België in de kopgroep. Enkel Noorwegen (48,2 euro) en Zweden (41,9 euro) – die niet tot de eurozone behoren – hebben hogere kosten. Bij de buurlanden zijn de loonkosten heel wat lager: gemiddeld 32,5 euro. De Belgische handicap in termen van loonkosten bedraagt 24,5% ten opzichte van het gemiddelde dat werd opgetekend in Frankrijk, Nederland en Duitsland.

 

Uurloonkosten van de arbeidskrachten in de handelseconomie in euro, 2012 (grafiek opgemaakt door VBO)

Categorieën
Personen

Frederik Dekeyser (1972) is econoom en werkt in de financiële sector

Commentaren en reacties