Een Belgische demos voor de 21ste eeuw
Philippe Van Parijs: Een gedachte-oefening over het België van de toekomst ‘Dit proces mag niet van bij aanvang gemonopoliseerd worden door de politieke partijen’.
foto © Belga Image
De toekomst van België? Engels praten, een federale kieskring en meer burgerdemocratie, volgens filosoof Philippe Van Parijs.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe gesprekken voor de vorming van een federale regering zitten voorlopig muurvast. Maar in plaats van aan de zijlijn over de politici te blijven klagen, lijkt het me nuttiger om pistes voor structurele hervormingen aan te reiken die politici in staat zullen stellen hun job beter te doen, in het belang van ons allen.
Luchtkastelen
Het eerste dat hiervoor nodig is luchtkastelen loslaten. De publicatie van mijn boek Belgium. Een utopie voor onze tijd gaf me de gelegenheid talrijke lezingen te geven in de drie gewesten. Ik ondervroeg telkens mijn publiek over verschillende scenario’s voor de splitsing van België. Wie gelooft bijvoorbeeld dat in geval van een splitsing Vlaanderen met Brussel zou kunnen vertrekken, ofwel met de zegen van een supermeerderheid in het federaal parlement, ofwel dankzij een eenzijdig referendum naar Catalaans model?
In Vlaanderen vond ik nooit meer dan onbeduidende minderheden die zulke scenario’s als haalbaar beschouwden. Dit was niet het geval voor een scenario waarbij Vlaanderen Brussel aan Wallonië zou overlaten. Indien gewenst kon dat wel. Maar de overweldigende meerderheid ging akkoord met Bart De Wever: ‘Brussel is een stad die we nooit ofte nimmer mogen opgeven. De grootste vergissing die we kunnen maken, is zeggen dat we de stad niet meer mogen hebben. Dat discours is voor mij van een onbeschrijflijke onnozelheid.’ (Brussel Deze Week, 29/10/09)
Wat is een volk?
Als het wenselijke niet haalbaar is en het haalbare niet wenselijk, concentreert men zich best op het verbeteren van het bestaande. Dit is wat de N-VA doet door zijn confederaal model nu voor te stellen als een duurzame wijze om de werking van de Belgische entiteit te verbeteren. België moet heropgestart worden op basis van een grondverdrag tussen de volkeren die binnen zijn grenzen zijn ontstaan. Wat is een volk? Op die vraag heeft Jan Jambon ooit een goed antwoord gegeven: ‘Als je de wil hebt om een volk te vormen, dan ben je een volk’ (De Morgen, 2/11/13). Wel, de Brusselaars willen een volk vormen. Dus zijn ze een volk, evenals de Vlamingen en de Walen. En de Ostbelgier dan? Geen probleem, volgens Jambon: ‘Wir sind für das Selbstbestimmungsrecht, und die Deutschsprachige Gemeinschaft muss daher selbst formulieren, was sie will.’ (Grenzecho 13/05/19) Het zou inderdaad een slecht begin zijn voor een model dat een beroep doet op de zelfbestemming van de volkeren indien twee van de vier zouden worden genegeerd.
Veto-cratie
Wil men zo goed mogelijk rekening kunnen houden met verschillen tussen de objectieve situaties waarin die volkeren verkeren en tussen hun collectieve voorkeuren, dan moet men zoveel mogelijk bevoegdheden aan de corresponderende deelstaten toevertrouwen. Helaas zullen veel beslissingen nog gemeenschappelijk genomen moeten worden, en dit om drie redenen: schaalvoordelen, transregionale externaliteiten — vooral omdat Brussel piepklein is en het zal blijven — en het feit dat het België is dat lidstaat is van de EU.
Sommigen stellen voor om overeenkomsten te bereiken over die vele gemeenschappelijke beslissingen door telkens met elkaar te onderhandelen. Dat is de kern van een confederaal stelsel: de democratische discussie wordt uitsluitend binnen de deelstaten gevoerd, en de confederatie moet voortdurend compromissen pogen voort te brengen tussen de deelstaatregeringen. Veel ervaring of verbeelding heeft men niet nodig om te begrijpen waarom zo’n veto–cratie de huidige blokkeringen niet zou verminderen maar integendeel verhevigen.
Alternatief
Wat is het alternatief? Ondanks de onontkoombare taaldiversiteit, de voorwaarden scheppen voor een levendig gemeenschappelijk democratisch debat. Hoe kan dat? Ik zie drie beloftevolle pistes.
1 Er bestaat een groeiend potentieel om communicatie tussen burgers met verschillende moedertalen drastisch te vergemakkelijken. De digitalisering van de gedrukte media en de snelle verbetering van de vertalingssoftware maken het steeds eenvoudiger om toegang te krijgen tot teksten in gelijk welke taal. Belangrijker nog: de kennis van het Engels bij jongeren van beide taalgemeenschappen is nu onvergelijkbaar veel beter dan de kennis van de tweede landstaal ooit is geweest in de geschiedenis van België: geen perfect alternatief voor de kennis van de taal van de andere, maar een reusachtig verschil met niets ander kunnen dan verlegen naast elkaar blijven zwijgen of blijven mopperen.
2 Het discours dat politici houden wanneer ze alleen door één taalgemeenschap electoraal beloond of bestraft kunnen worden, versterkt onvermijdelijk de negatieve beeldvorming en het wantrouwen aan de overkant van de taalgrens, met de voorspelbare gevolgen van dien voor de federale formaties. Deze perverse dynamiek kan ingetoomd worden met een federale kieskring, waarin bijvoorbeeld 15 van de 150 leden van de federale Kamer verkozen worden. Dat we iets dergelijks nodig hebben wordt in steeds ruimere kringen erkend. Maar over de modaliteiten moet nog verder nagedacht worden. ‘Ik heb geen probleem met de federale kieskring,’ zei Theo Francken onlangs. ‘Ik zal er zelfs kandidaat in zijn, maar op voorwaarde dat men het principe “one man one vote” toepast.’ (La Libre, 22/02/20) Dus op voorwaarde dat de vertegenwoordiging van de taalgroepen niet op voorhand bepaald wordt, in tegenstelling tot het voorstel van de Paviagroep. Inderdaad. Waarom ook niet?
3 Zoals andere landen heeft ook ons land dringend nood aan een ernstige, inhoudelijk goed gevoede discussie over beleid op de lange termijn. Die discussie — bijvoorbeeld over energie, mobiliteit of migratie — mag niet meteen gegijzeld worden door de tactische bekommernissen van de politieke partijen. Laat ons de Senaat in zijn huidige vorm afschaffen en vervangen door een opeenvolging van tijdelijke senatoriale burgervergaderingen die van de Kamer een mandaat krijgen om op 12 of 18 maanden tijd met de hulp van experten en stakeholders voorstellen uit te werken voor een bepaald beleidsdomein. Indien de Kamer deze voorstellen verwerpt kan een referendum uitgelokt worden.
Goed model?
Deze en andere ideeën die onze instellingen doeltreffender kunnen maken, moeten uiteraard uitgewerkt, verfijnd en kritisch besproken worden. Dit proces mag echter niet van bij aanvang gemonopoliseerd worden door de politieke partijen, en getorpedeerd door hun vijandige profileringen. En om op iets vruchtbaars te kunnen uitmonden, zal het proces van bij het begin de grenzen tussen onze vier deelstatelijke democratieën moeten doorkruisen. Wie kan daar een goed model voor bedenken?
Philippe Van Parijs’ boek Belgium. Een utopie voor onze tijd (Polis, 2018) is als pdf gratis beschikbaar op https://rethinkingbelgium.eu/event/belgium-a-utopia-for-our-times/
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Personen |
---|
Philippe Van Parijs is filosoof (UCLouvain en KU Leuven) en auteur van 'Belgium. Een utopie voor onze tijd'
Jonah Penninck (CD&V): ‘De waarden van Kerstmis kunnen nooit helemaal verdwijnen.’
Vandaag is het precies een kwarteeuw geleden dat Merkel in een historisch opiniestuk afrekende met Helmut Kohl en zo de macht binnen de CDU greep.