JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Een federale ‘chapeau’ voor onze arbeidsmarkt? Neen dank u

In vogelvlucht van 1961 naar 2018.

André Renard

André Renard

foto © amsab

De eerste scheurtjes in de economische realiteit van dit land verschenen bij de staking van ’60-’61. De barst bleef groeien.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Zes januari 1961. Woedende arbeiders bestormen en plunderen het station van Luik-Guillemins. Bij gewelddadige confrontaties met de ordediensten laten twee betogers het leven. Het vormt het trieste dieptepunt van de Grote Staking van 1960-’61, toen de barst in België in al zijn lelijkheid zichtbaar werd.

Die barst kwam niet uit het niets. Eind jaren ’50 kon de Waalse economie met haar ouderwetse, industriële infrastructuur en machtige vakbonden zich niet aanpassen aan het snel veranderende industriële landschap. De staal- en steenkoolmijnen gingen één voor één dicht; in plaats daarvan kwam er structurele werkloosheid. De ‘structuurhervormingen’ waar de Waalse politiek toen in geloofde bleken in realiteit slechts een eufemisme voor economische planning en massale nationalisaties van sleutelsectoren. De PS regeerde.

In Vlaanderen daarentegen heerste een heel ander politiek klimaat en andere arbeidsethiek. De vakbonden waren er meer mee met de veranderende economische realiteit en de flexibele, kleine familiebedrijven bleken beter aangepast aan de snel veranderende wereldeconomie. De Vlaamse politiek geloofde bovendien toen al in besparingen op overheidskosten, verstandige publieke investeringen, en de vrije markt.

Politieke staking als wapen

In de winter van ’60-’61 braken stakingen uit in bedrijven van Henegouwen tot Luik. Een protest tegen de Eenheidswet en de daarin voorgestelde besparingen. Volgens André Renard, leider van de Coordination Syndicale Wallonne, was het doel ‘de regering omver te werpen en het regime dat zij vertegenwoordigde.’ Daarvoor riepen zij op tot solidariteit tussen Vlaamse en Waalse arbeiders… maar de Vlaamse kameraden bleven werken. Ondanks hun democratische meerderheid moesten de Vlamingen lijdzaam toezien hoe de Franstaligen het land platlegden en de regering lieten vallen. De Belgische regering wikte, de Waalse vakbonden beschikten.

Na de winter van 1961 en het voorjaar van 1968, dat eindigde met ‘Leuven Vlaams’, kozen de Franstaligen voor een heel andere tactiek: die van de blokkering, de grendels, en een schier eindeloze reeks staatshervormingen die steeds complexer werden. Hierdoor verdween de barst niet, integendeel, de twee gemeenschappen groeiden steeds verder uit elkaar. En als het op staken aankomt, blijft er één constante: de actie wordt vooral in Wallonië gevoerd. Vandaag staakt men in het zuiden van het land dubbel zo vaak als in het noorden.

België heeft nood aan meer Vlaanderen

De laatste decennia kenden we vooral federale regeringen die door Franstalige socialisten werden gedomineerd. Resultaat? Het beleid was vooral gebaseerd op zuiderse recepten: hogere belastingen en gesubsidieerde arbeid, met veel extra overheidsjobs als resultaat.

De huidige federale en Vlaamse regering kiezen voor een ander beleid: ondernemerschap stimuleren, op overheidskosten besparen, en mensen aan het werk helpen.  Zo bewijzen we dat op z’n Vlaams besturen tot goede resultaten leidt. Dat dit beleid tegelijk vooral de hardwerkende Vlaming dient, blijkt uit de cijfers. 76.677 jobs erbij in de privé-sector in Vlaanderen versus 35.620 jobs erbij in het Waals gewest, van 4,9 % werkloosheid in 2014 naar 4,2% in 2017, daarmee behoort Vlaanderen tot de Europese top, terwijl Wallonië met 10% werkloosheid achteraan het peloton bengelt.

Wallonië heeft nood aan minder België

Krijgen Franstalige burgers zo het beleid dat ze verdienen? Wellicht wel, want ook hun cijfers gaan erop vooruit. Krijgen zij het beleid waarvoor ze stemmen? Neen, en daar knelt het democratische schoentje. Franstaligen moeten het beleid kunnen voeren waar ze voor hebben gekozen. Dat geldt ook voor de Vlamingen, die het recht hebben om zonder remmingen te gaan voor hun beleidsvisies. En dat is helaas nog steeds onmogelijk.

Kijken we naar de tegenwoordig zo vaak aangehaalde krapte op de arbeidsmarkt. de economische dynamiek creëert veel extra vacatures in de private sector, maar ze raken moeilijk of niet ingevuld, vooral in Vlaanderen.

Het plan om hier prioritair werk van te maken verdient alle steun. Maar de openingszet van premier Michel om vanuit een federale ‘chapeau’ vooral maatregelen op te lijsten die de deelstaten kunnen nemen vanuit hun autonome bevoegdheden inzake onderwijs, beroepsopleiding en activering van werklozen en doelgroepen was bevreemdend.

Want de realiteit leert dat Vlaanderen deze uitdaging bijzonder actief aangaat. Er is geen plaats voor zelfgenoegzaamheid, wel voor fierheid over de enorme stappen die reeds zijn gezet. Vroeger werden werklozen verstopt in een complex kluwen van subsidiejobs, nu zet Vlaanderen in op het versterken van mensen. Via opleidingen, stages, en wijkwerk wordt wie op een afstand staat van de arbeidsmarkt succesvol naar een job begeleid. Dankzij een slim en eenvoudig doelgroepenbeleid krijgen mensen met een beperking, laaggeschoolde jongeren en 55 plussers extra kansen om aangeworven te worden. Heel wat aangehaalde zaken gebeuren dus al … in Vlaanderen.

Dynamiseer de arbeidsmarkt

Een extra shot dynamisme is vooral nodig in het arbeidsmarktbeleid dat tot nader order federaal gebleven is. Daarover bleef het in de tekst van premier Michel opvallend stil…

Waarom geen verwijzing naar de onbeperkte duur van de werkloosheidsuitkeringen? Waarom geen woord over bedrijven in herstructurering die kiezen voor brugpensioen in plaats van voor transitie naar andere jobs, waardoor duizenden getalenteerde mensen sinds 2014 niet of slechts gedeeltelijk beschikbaar moeten zijn voor jobs en ze daardoor onmogelijk nog te activeren zijn? Komt er ook een passage over de loonvorming die nog steeds gebaseerd is op anciënniteit en niet op wat mensen kunnen, waardoor oudere werknemers letterlijk en figuurlijk uit de arbeidsmarkt geprijsd worden? Waar blijven de voorstellen zodat mensen zich meteen na hun ontslag moeten aanmelden bij de VDAB en niet pas op het einde van hun opzeg waardoor pakken kostbare tijd verloren gaat? Dit alles naast de langdurig zieken en leefloners die financieel gestraft worden als ze de stap zetten naar een nieuwe job…

De openstaande vacatures zijn er vandaag, maar de passieve en rigide federale regels inzake uitkeringen en arbeidsrecht maken dat ze vaak moeilijk raken ingevuld.

Wat Vlaanderen zelf doet…

Het beleid van de huidige federale regering zette met de taxshift, de pensioenhervorming en de hervorming van de wet op het concurrentievermogen al een aantal stappen in de juiste richting, maar stuit tegelijk op haar limieten. De lange lijst van federale hervormingsvoorstellen waarover premier Michel zwijgt, is daarvan een zeer tastbaar bewijs. België kan niet tegelijk én Vlaanderen én Wallonië het volledige beleid geven waarvoor ze kiezen. De economische realiteiten blijven aan beide kanten gewoon té verschillend. Waals minister-president Borsus haalde recent aan dat Wallonië 14 jaar achterloopt op Vlaanderen.

Vlaams minister-president Geert Bourgeois heeft dus gelijk dat de logica moet worden omgedraaid. De federale regering moet niet gaan lopen met de verdiensten van ons Vlaamse werk. Ze zou dienstbaar moeten zijn aan de deelstaten zodat zij nog beter presteren.

Confederalisme

Het is nu aan Vlaanderen en Wallonië om te laten weten welke federale wijzigingen nodig zijn om een deftig eigen arbeidsmarktbeleid te voeren. Onze eisenbundel is klaar. Geen enkel talent mag belemmerd worden om de stap naar werk te zetten. We moeten volop inzetten op het versterken van mensen. Dat betekent dat een aantal taboes op federaal niveau moeten sneuvelen. Geen nieuwe mensen meer laten instromen in brugpensioen; iedereen die werkloos wordt moet volledig beschikbaar zijn voor een nieuwe job en dus moet werkloosheid net als in alle andere landen ter wereld beperkt zijn in tijd; lonen laten we opbouwen op basis van wat mensen kunnen en niet op hun anciënniteit; en we kiezen voor een activerend ontslagrecht.

Als we tot sterkere resultaten willen komen, zou de federale overheid Vlaanderen moeten dienen, niet omgekeerd. Als we eerlijk zijn, weten we dat dat nooit volledig zal gebeuren. Omdat Vlaanderen en Wallonië te verschillend blijven. Wat de echte oplossing is? Meer Vlaanderen, minder België. Bijna zestig jaar geleden legde André Renard, op 4 januari 1961, het federalisme als centrale eis op tafel. Vandaag moeten we in diezelfde logica verder. Met ons confederaal model kan zowel noord als zuid het beleid kiezen dat het beste bij de eigen economische realiteit aansluit , en protesteren – indien gewenst zelfs staken – wanneer dat beleid niet wordt uitgevoerd.

Sander Loones is Europees Parlementslid voor de N-VA en ondervoorzitter. Axel Ronse is Vlaams Parlementslid voor de N-VA. Wim Van der Donckt is Kamerlid voor de N-VA

Commentaren en reacties