JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

El Lider, il Duce en der Führer

Jean-Pierre Rondas4/12/2016Leestijd 5 minuten

Hitler en Mussolini als inspiratoren van Fidel Castro

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De geschiedenis zal me vrijspreken! La historia me absolverá! Ergens in de verre jaren zestig en zeventig moet deze zegekreet ook uit Gentse, huiselijke luidsprekers hebben geschald, toen de vrienden nog eens een lp oplegden met een speech van Fidel Castro. In een van zijn heldere en cassante blogteksten (ook op Doorbraak) haalt Marc Vanfraechem deze herinnering naar boven. Overal hingen toen posters met het aangezicht van Ché Guevara erop. Fidel behoorde tot de culturele ambiënte van ’68, en verder stond men daar niet bij stil.

Moncada

Castro zal dat zinnetje wel vaak herhaald hebben. Deze uitspraak maakt immers deel uit van de funderende mythe van de Cubaanse revolutie. Zijn zegevierende omwenteling van 1959 (toen hij de dictator Battista kon verjagen) was namelijk zes jaar voordien, in 1953, voorafgegaan door een nederlaag en een proces. Niks zo goed als een nederlaag om een overtuigend nationaal narratief op te bouwen, dat hebben de Serviërs met hun Merelveld ons wel geleerd. De jonge advocaat Castro was namelijk helemaal niet als communist begonnen, maar als een ordinaire suikerriet-putschist zoals Latijns-Amerika er zovelen heeft voortgebracht. Met een honderdtal slecht bewapende sukkelaars had hij op 26 juli 1953 per se de onneembare kazerne van Moncada willen aanvallen. Waarschijnlijk heeft hij het grote aantal martelaars onder die sukkelaars gewoon ingecalculeerd. Zij werden bij bosjes stante pede door het regime geëxecuteerd, maar de bourgeois en latere lider Castro zelf had geen schot gelost en kwam ervan af met een beleefde gevangenneming en, zoals gezegd, een proces. Nooit is hem een haar gekrenkt.

De 26 juli-beweging

Als advocaat nam hij zijn eigen verdediging waar. Op de laatste dag van het proces liet men hem toe een vier uur lange verdedigingsrede te houden (van die duur zou hij later een slechte gewoonte maken). Het was toen dat hij de beroemde zin uitsprak La historia me absolverá: ‘veroordeel me maar, dat heeft niets te betekenen, de geschiedenis zal me vrijspreken’. Of tenminste, hij had die zin daar kunnen zeggen, maar dat gelooft ondertussen niemand meer. Zeker weten doen we het niet, want er bestaan geen opnames van. De plaat die Marc nog in de jaren zeventig gehoord heeft kon dan ook geen weergave van deze speech geweest zijn, maar wellicht slechts een opname van een reconstructie die Fidel zelf na het proces heeft geschreven. Niemand van de aanwezige getuigen herinnert zich deze dramatische slotzin – die toch de basis zou vormen van wat later de 26 juli-beweging zou heten, naar de datum van de mislukte putsch. Waarvoor een nederlaag in 1953 al niet goed is.

Variatie op een thema

Maar al heel snel waren er mensen die van die slotzin niet alleen de theatraliteit en het pathos zagen, maar ook het historische voorbeeld. In een interview heeft de dissidente Cubaanse dichter Heberto Padilla (1932-2000) me daar ooit op gewezen. In zijn herinneringen La Mala Memoria (1989), vertaald als La Mauvaise mémoire (Lieu Commun, 1991) vertelt hij over zijn leven als één lang wedervaren met Fidel Castro. In een merkwaardige passage legt hij uit hoe Fidel een ware lectuur-veelvraat was die als een volleerd orator het gelezene ook perfect kon reproduceren. En met de na het proces toegevoegde zin, La historia me absolverá, herhaalde hij niemand minder dan Adolf Hitler. El lider varieerde, hoe kan het ook anders, op een thema van de Führer. De parallellen tussen deze twee 20ste-eeuwers werden bestudeerd door Antonio Rafael de la Cova in diens studie The Moncada Attack: Birth of the Cuban Revolution (2007).

Weltgeschichte = Weltgericht

De parallellen lagen toen al (ook in Fidels eigen geest) voor de hand. Exact dertig jaar voordien, in 1923, had ook Hitler een mislukte putsch in München achter de rug, de Hitler-Ludendorff-Putsch genoemd. Ook in dit geval sneuvelden er meer Putschisten dan Polizisten. Ook zijn sukkelaars werden de latere martelaars van zijn beweging. Ook deze nederlaag werd later ingezet als de funderingsmythe van de Nationaalsocialisten. Ook Hitler verdedigde zichzelf op zijn proces. Ook hij sprak vier uur lang. Ook hij had de rechters niet gevraagd hem vrij te spreken: net als Castro later nam hij de volledige verantwoordelijkheid voor het debacle op zich. Evenmin als Castro probeerde hij de tenlasteleggingen te ontkennen of te weerleggen. En net als Castro legitimeerde hij zijn putsch via zijn aanklacht tegen het huidige, onwettige en landsverraderlijke gezag. Hitlers rechters mochten hem gerust naar de gevangenis sturen, dat had niets te betekenen. Want het was de Geschiedenis zelf die het vonnis van dit hof lachend zou verscheuren. Zij zou Hitler niet schuldig verklaren!

Luizenlevens

Hitler werd tot vijf jaar Festungsstrafe veroordeeld, Castro tot vijftien jaar. Hitler zat negen maand, Castro een jaar en zeven maand. Beiden hebben in de gevangenis een herenleven geleid. Beiden ontvingen ze aanhangers en bewonderaars. Met hun gelijkgezinde medegevangenen hadden ze voortdurend contact. De andere gevangenen vreesden en respecteerden hen. Beiden hadden ze ook ruimschoots de tijd om zonder veel verstrooiing hun gedachten op papier te zetten. Hitler beschreef vanwaar hij kwam en waar hij naartoe wilde (Mein Kampf), Castro werkte aan zijn manifesten voor de beweging van 26 juli (die tot vandaag zo heet). Castro kookte culinaire hoogstandjes. De gedetineerde vrouwen uit zijn ploeg werden door de directeur van de gevangenis op het diner uitgenodigd.

Venceremos!

Lang voordien al had Castro niet alleen Mein Kampf gelezen en herlezen, maar ook de redevoeringen en geschriften van Benito Mussolini, wat zich later zou weerspiegelen in de kreet ‘venceremos’, die hij van de Duce had overgenomen. De dichter Heberto Padilla beschrijft hoe een redevoering van Mussolini tegen het Britse imperialisme (op 78-toerenplaat) en een tirade van Castro tegen het Yankee-imperialisme nauwelijks van elkaar verschilden. ‘Alles in de staat, niets buiten de staat, niets tegen de staat’, had de Duce verklaard, en later zou Castro deze stelregel echoën in zijn fameuze dictum ‘Binnen de Revolutie, alles; maar tegen de Revolutie, geen enkel recht’.

Olijfgroene politieke correctheid

Het is mij een raadsel hoe de politiek correcte tijdgeest ongeveer overal ‘fascisme’ kon ontwaren, behalve dan in de fidelistische revolutie. ‘Links’ zou deze omwenteling toch niet ‘links’ mogen noemen, vooral niet omdat het de mensen na de machtsovername veel en veel slechter is gegaan. Vanaf 1959 zijn honderdduizenden Cubanen het land ontvlucht. Volgens alle parameters werd en wordt dit land ‘fascistisch’ bestuurd. Het is niet alleen Castro zelf die zijn hele gezonde leven lang slechts in olijfgroen uniform rondliep; de hele maatschappij werd geüniformiseerd. Het is niet alleen Castro zelf die altijd zijn revolver in handbereik had; de hele maatschappij werd gemilitariseerd. De hele overspannen, nooit aflatende revolutie-retoriek wijst op een onophoudelijke Mobilmachung. Op één jaar tijd kende de pers en het uitgeverswezen een totale Gleichschaltung. De ‘Derde Republiek’ als het ware.

Cubastapo

En met de Comités ter Verdediging van de Revolutie werd een verklikkersmaatschappij geïnstalleerd waarbij de DDR met zijn Stasi verbleekt. Efficiëntere sociale spionage bestaat er niet, want van deze buurtcomités is tachtig procent van de bevolking lid. De volle omvang van dit alles (met uiteraard de foltermethodes en de concentratiekampen) is nog niet tot het Westen doorgedrongen. Alles wijst erop dat de DDR klein bier zal geweest zijn tegenover het tropisch fascisme dat door de familie Castro werd geïnstalleerd. Het fascisme ligt er zo dik op, dat het door diegenen die het woord fascisme alle dagen in de mond nemen, niet wordt herkend. Een tikkeltje te pijnlijk, amigo?

In de volgende aflevering laat ik zien hoe het de dichter Heberto Padilla is vergaan. Zijn wedervaren maakt de beschuldigingen van martelingen, kampen, Potemkin-gedrag en fascisme wat concreter. Hoe zijn geval is kunnen uitgroeien tot de ‘Affaire Padilla’ die de respectabiliteit van het Castro-regime zou ondergraven – behalve dan bij de onverbeterlijke correcten, onder wie niet alleen Harry Mulisch, maar al wie zich in Vlaanderen uitgaf voor Cuba-specialist.

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).

Commentaren en reacties