Expo: David Speybrouck – Connected
Een tactiel en visueel avontuur in 3D in Tervuren
‘Butterflies’
foto © David Speybroeck
Beeldend kunstenaar David Speybrouck creëert in zijn reliëfwerken een spanningsveld tussen het visuele en het tactiele.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe reliëfwerken van David Speybrouck (Berchem, 1966) zien er zo onweerstaanbaar uit dat ze onmiddellijk de aandrang uitlokken om ze te betasten en te strelen. Zoals een kind niet aan de verleiding kan weerstaan om een hamster over de rug te aaien. En laat dat nu net de bedoeling van de kunstenaar zijn: inspelen op de tastzin van de beschouwers van zijn werk, vanuit de gedachte dat waarneming niet de enige eigenschap is om van kunstbeleving te kunnen spreken. Samen met Gaston Bogaerts (1921), een van de ouderdomsdekens van de Belgische kunst, stelt Speybrouck werk van de laatste drie jaar tentoon in pop-upgalerie ‘Au fond du bois’ in Tervuren. Hoe kort deze expo ook loopt, laat ze niet links liggen, want het zou ons niet verbazen als de carrière van de kunstenaar in de komende jaren een steile opmars maakt, vooral niet nu hij binnen afzienbare tijd tentoonstelt in een galerie in Düsseldorf.
Schitteren in schoonheid
Speybroucks werk heeft niet alleen een hoge aaibaarheidsfactor, het ziet er ook ronduit mooi uit, waarmee we aanbeland zijn bij een tweede eigenschap waaraan een kunstwerk voor hem moet voldoen: schitteren in schoonheid. De achterliggende filosofie is duidelijk: waarom kostbare tijd spenderen aan een ‘lelijk’ kunstwerk als je ook een mooi kunt maken? Die artistieke beslissing is even legitiem als elke andere, zelfs in een tijd waarin ‘schoon’ schilderen door tal van kunstenaars beschouwd wordt als een achterhaald concept.
Welke vorm nemen de reliëfwerken van David Speybrouck aan, uit welke materialen bestaan ze en wat stellen ze voor? Een eerste concreet voorbeeld is het werk Puntaspilli divertente (2017), dat 15 cm bij 15 cm meet. Op een zwart geschilderde ondergrond in hout bevindt zich iets wat er op het eerste gezicht als een egel of een speldenkussen uitziet, opgebouwd uit honderden spelden met buitenwaartse punt. Op regelmatige afstanden tussen het min of meer bolvormige oppervlak bevinden zich plukken wit dons met gepunte uiteinden die op geitensikken lijken. Het kleurcontrast met de metalen spelden is groot. Hard (stekelig) en zacht gaan hier hand in hand. De Italiaanse titel van het werk betekent zoveel als ‘ludiek speldenkussen’. Is dat wat de vorm voorstelt of is de titel misleidend? Aan de kijker om dat vraagstuk op te lossen, want er zijn wel meer kunstenaars die een vernuftig spel spelen met de titels van hun werken.
Schriftuur
Een tweede werk, Pels (2015), meet 70 cm bij 100 cm. Op het bovenste gedeelte van een verticaal georiënteerd wit canvas ziet de beschouwer iets wat er, vanop een afstand, als een zachte pels uitziet. Wie dichterbij komt, zal merken dat die pels in werkelijkheid uit honderden, misschien wel duizenden spelden bestaat die zich zo dicht bij elkaar bevinden dat ze bijna een aaneengesloten oppervlak vormen, waarin de beschouwer met een beetje goede wil een donkerkleurige pels herkent. Daarin schuilt precies het bedrieglijke van Speybroucks werk: doordat de spelden een aaneengesloten front vormen, verliezen ze schijnbaar aan scherpte en verkrijgen ze de eigenschappen van pels. Wie er met zijn vlakke hand zachtjes overheen gaat, zal dat ervaren. Wie het te hardhandig doet, zal zich bezeren, want spelden blijven natuurlijk spelden.
Scriptus (2015), dat eveneens als afmetingen 70 cm bij 100 cm heeft, toont opnieuw een verticaal georiënteerd wit canvas waarop in twee vrij regelmatige rijen of kolommen zwarte, onleesbare tekens te zien zijn. Het lijkt wel een manuscript in een onbekende taal, een palimpsest of een aparte vorm van kalligrafie. De titel benadrukt dat nog: het Latijnse ‘scriptus’ — het passief perfectum van het werkwoord ‘scribere’ — betekent zoveel als ‘geschreven’, ‘getekend’ of ‘geschilderd’. Ook hier weer een verrassingselement: als je vlak voor het doek gaat staan, zie je geen verf maar opnieuw spelden. Alleen heeft Speybrouck deze niet netjes rechtop door de achterkant van het canvas geprikt, maar zo dat de speldenpunten verschillende richtingen uitwijzen, zodat werkelijk de suggestie van een handschrift ontstaat — een schriftuur die zich op het snijpunt bevindt tussen het concrete en het abstracte, zoals in de raadselachtige boeken van de blinde Argentijnse auteur Jorge Luis Borges (1899-1986). Speybrouck heeft overigens tal van variaties op dit schriftuurgegeven gemaakt. Werken zoals ‘Book page 1’ (2017), ‘Book page 3’ (2017) en ‘Witte constitutie’ (2017) tonen dit overtuigend aan.
Nogal wat werken uit de Scriptus-reeks doen denken aan pagina’s uit eeuwenoude incunabelen waarop alleen een initiaal ontbreekt, een versierde en vergrote letter die in middeleeuwse handschriften en soms ook in latere teksten gebruikt werd om het begin van een alinea of hoofdstuk aan te geven. Maar ook verwijzingen naar de Italiaanse Arte Povera (vooral in het gebruik van ‘armoedige’ materialen), de van oorsprong Duitse Zero-beweging en de Nederlandse Nul-groep ontbreken niet, evenmin als invloeden van de geometrisch-abstracte werken van Belgische kunstenaars zoals Gilbert Decock en Luc Peire. Wat dat betreft viel de appel niet ver van de boom: Speybroucks vader Jaak, glazenier en kunstschilder, borstelde doeken waarin geometrische figuren een intelligent spel spelen met evenwicht en compositie.
Optisch bedrog
Wat sommige van Speybroucks schriftuurwerken extra aantrekkelijk maakt, is de contrastvorming tussen lichte en donkere partijen. De kunstenaar bereikt dit effect door afwisselend zwarte en klassieke, metaalkleurige spelden te gebruiken. Zo bekomt hij in verticale richting donkere en lichte stroken die schaduweffecten creëren. Onder invloed van de lichtinval laten Speybroucks ‘speldenteksten’ zich dan ook telkens anders lezen, wat de dynamiek en de beweeglijkheid ervan extra accentueert en ze met inzet van minimale middelen tot complexe structuren maakt. In die zin roept het oeuvre van Speybrouck reminiscenties op aan de schilderijen van de Britse Bridget Riley, die tot de Op Art-beweging gerekend wordt, een kunststroming waarin optisch bedrog aan de orde van de dag is en de beschouwer de voortbrengselen ervan ofwel ondergaat als een sensatie ofwel aan een vorm van close-reading onderwerpt. Het resultaat is nochtans hetzelfde: in beide gevallen komt hij bedrogen uit en blijft hij verweesd achter, als een analfabeet.
Cirkels en cellen
Bijzonder aantrekkelijk zijn Speybroucks waaiervormige speldenreliëfs. Hier duwt de kunstenaar de spelden op zo’n manier door de drager dat er een oppervlak ontstaat van golvende of dansende bewegingen rond uitgespaarde cirkels die aan iconische doeken van beroemde schilders doen denken.
Bij een werk als De schreeuw (2017), dat 40 cm bij 40 cm meet, is het niet lang zoeken naar de schilder: Edvard Munch. Voor dit werk spoot Speybrouck alle spelden blauw. Die keuze is wellicht geen toeval, want het bewuste werk roept ook sterke herinneringen op aan het doek Sterrennacht (1889) van Vincent van Gogh, dat een blauwe, kolkende lucht toont waarin zich gele bolvormen bevinden die de maan en de sterren voorstellen.
Gelijkaardige uitbeeldingen, maar dan abstract, vinden we terug in het werk Growing Cells (2016) van Speybrouck. Het stelt elf min of meer cirkelvormige cellen voor waarvan het centrum gevormd wordt door een toef schapenwol omgeven door wit waarin de kunstenaar arceringen aanbracht. Om het ietwat oneerbiedig uit te drukken: vanop een afstand meen je er spiegeleieren in te herkennen. Daaromheen bevindt zich als het ware een omheining van spelden, die aan de buitenste rand dichter bij elkaar staan, zodat de cellen ook echt de vorm van cellen aannemen. Elke cel is een entiteit op zich, heeft een eigen identiteit.
In nog andere werken van Speybrouck is de invloed merkbaar van de Argentijns-Italiaanse kunstenaar Lucio Fontana (1899-1968). Kunstliefhebbers kennen Fontana vooral van zijn monochrome doeken waarin hij met een mes esthetisch verantwoorde scheuren kerfde — een werkwijze die in de kunstgeschiedenis als ‘concetto spaziale’ omschreven staat, wat zoveel betekent als ‘ruimtelijk ontwerp’. Dat deed hij echter niet altijd. Soms prikte hij schijnbaar willekeurig gaten van verschillende grootte in een doek. In een werk als Quiet (2016) doet Speybrouck hetzelfde. Alleen gebruikt hij daarvoor geen mes, maar spelden. Quiet is een vierkant doek van 70 cm bij 70 cm met een witte ondergrond. De kunstenaar doorprikte het sobere werk op onregelmatige afstanden met een speld, zodat hij gaatjes van dezelfde grootte bekwam. In de linkerhelft van het doek liet hij her en der spelden zitten. Het resultaat: letterlijk een ‘prikbord’ waaraan je je flink kunt bezeren, maar dat, als je het lang en aandachtig genoeg beschouwt, tot bezinning en zen aanzet. Die contemplatieve kracht is overigens een van de grootste kwaliteiten van Speybroucks werk. Het streeft naar verdieping en boort naar de essentie van de dingen. Een beetje zoals een gedicht doet, dat daarvoor eveneens wit nodig heeft rond de woorden.
Visueel avontuur in 3D
Speybrouck voelt zich erg aangetrokken door wit. Een witte ondergrond, een wit canvas. De angst van de schrijver voor het witte blad kent hij niet. Hij ziet wit eerder als een mogelijkheid, als het startpunt van een ontdekkingsreis, een visueel avontuur in 3D. De manier waarop hij sommige gedeelten van zijn werken oningevuld laat, doet denken aan de witregels die dichters doelbewust in hun gedichten aanbrengen om extra betekenis te scheppen, stiltes te laten vallen, een nieuwe gedachtegang op te bouwen of de lezers tot meditatie aan te zetten. In gedichten is het wit tussen, naast, onder en boven de regels net zo belangrijk als het zwart van de letters en woorden waaruit ze bestaan. In het ideale geval houden ze elkaar perfect in evenwicht.
In zijn jongste werk experimenteert David Speybrouck met nieuwe vormen, kleuren en materialen. Een voorbeeld van een recent werk is Butterflies (2018), dat 100 cm bij 100 cm meet. We zien een wit vlak waarop vooral in de rechterbovenhoek witte stukjes karton in de vorm van driehoeken en parallellogrammen telkens met één speld bevestigd zijn aan de maagdelijk witte ondergrond, maar zo dat ze deze niet of nauwelijks raken. De speld is van onderen door de drager gestoken. De onderkant van de stukjes karton is beplakt met papier in verschillende kleuren. Het effect: alsof er lichtjes onder de kartonnetjes zitten waarvan de sterkte bepaald wordt door de intensiteit van de lichtinval. Dat Speybrouck een groot gedeelte van de ondergrond blanco heeft gelaten, draagt nog bij tot de ‘poésie pure’ van het werk. De titel ervan is overigens goed gekozen, want vanop een afstand lijkt het inderdaad alsof er een zwerm vlinders op een witte ondergrond is neergestreken, met de vleugels nog geopend.
Poëtisch en esthetisch
Een ander recent werk dat qua poëtische zeggingskracht niet moet onderdoen voor Butterflies, is For You (2018), dat 43 cm bij 43 cm als afmetingen heeft. Een wit vierkant karton kleeft op een witte ondergrond. Op min of meer gelijke afstanden doorboorde Speybrouck het karton, zodat er gaatjes van gelijke grootte ontstonden. Onder sommige van die gaatjes kleefde hij papier in diverse kleuren. Precies in het midden van de gekleurde cirkels prikte hij een speld, opnieuw met de punt naar de beschouwer toe. Opvallend is dat hij dat niet deed met de gaatjes waaronder hij geen papier kleefde. Elk van de spelden werpt onder invloed van het licht een dubbele slagschaduw af in verschillende grijswaarden. Het resultaat is niet minder dan betoverend. Met dit werk legde Speybrouck andermaal een geslaagde proeve van driedimensionale poëzie af.
Vermeldenswaard is tevens het werk Le petit diable (2018), dat 50 cm bij 50 cm meet. Hier voor de verandering geen oogverblindend wit, al dan niet met kleuraccenten, maar niets dan kleur. De ondergrond bestaat uit een zwart geschilderd canvas dat bevestigd is op een knalrode drager. Op regelmatige afstanden bevinden zich opnieuw buitenwaarts gerichte spelden, waarvan vele lichtjes schuin georiënteerd zijn. Alleen doopte Speybrouck de punten van de zwarte spelden hier alle in de rode verf, wat in combinatie met het zwart geschilderde canvas en de rode drager andermaal een poëtisch en esthetisch effect sorteert. Het contrast tussen de gloedvolle kleuren en de zwarte spelden zorgt bovendien voor een visueel aangename warmte. Ernaar kijken is als staren naar een zwerm rode lichtjes die in het duister oplichten. Onwillekeurig roept het werk herinneringen op aan de kinetische sculpturen van Pol Bury, waarbij houten bollen, metalen elementen of draadjes uit een drager tevoorschijn komen en, aangedreven door een onzichtbare en onhoorbare motor, trage en houterige bewegingen maken. Poetry in motion. Speybroucks werk beweegt weliswaar niet, maar mits een minimum aan empathie blijf je er niet onbewogen bij.
Zo nu en dan heeft het als effect dat het een glimlach om je lippen plooit, zoals bij Presque fini (2015), een werk van 100 cm bij 100 cm dat alweer een witte drager toont waarop in een kleiner vierkant een hecht speldenveld te zien is. Alleen lijkt er onderaan een kleine hap genomen uit het veld, alsof een kind zonder toestemming zijn tanden in een koek heeft gezet om hem daarna terzijde te leggen, in de ijdele hoop dat zijn ouders er niets van zullen merken. Fijnzinnige humor van de bovenste plank die ook in andere werken van Speybrouck quasionopvallend voorkomt.
Balanceren tussen concept en resultaat
Met in se eenvoudige en deels non-artistieke materialen zoals schapenvacht, paardenhaar, spelden, potloden, papier en een weinig verf slaagt David Speybrouck erin beklijvende kunstwerken te creëren. Door deze materialen – vooral de spelden – telkens opnieuw op een inventieve manier in andere constellaties te dwingen, lukt het hem bovendien wonderwel om onverwacht uit de hoek te blijven komen. Elk van zijn werken doet zich dan ook aan de beschouwer voor als een (aangename) verrassing.
Kunst op de tast waarnemen
Tot slot nog iets over de aaibaarheidsfactor van Speybroucks werk. De Nederlandse filosoof en beeldend kunstenaar George Kabel, die op 30-jarige leeftijd blind werd en dus voor een groot gedeelte op zijn tastzin moet vertrouwen, schreef in 2003: ‘Van oudsher is beeldende kunst sterk visueel van aard. Het op de tast waarnemen van beeldende kunst levert echter een geheel andere gewaarwording en sensatie op dan de visuele. Het aanraken kan een goede aanvulling zijn op wat men mist tijdens de visuele waarneming.’
David Speybrouck beschrijft zijn werk als een studie naar dit gedachtegoed: ‘Het spel tussen de zintuigen is een essentieel en weinig besproken onderdeel in het ervaren van om het even welke kunstvorm. Het is echter verbazend dat de tastzin als enige zintuig nooit een volwaardige kunstuiting heeft gekend. In het boeiende samenspel van de zintuigen focus ik mij dus op “tast”. Ik werk en leef echter met de (weliswaar aangename) beperking dat ik “kan zien”. Visuele esthetiek is voor mij dan ook zowat het belangrijkste wat ik omarm. Bij het aftasten van deze grens kan ik daardoor niet anders dan eraan toegeven. Mijn positieve beperking “kunnen zien” wordt zo eerder de oorzaak van een spanningsveld tussen het visuele en het tactiele, tussen de basisgedachte en het mogelijke visuele resultaat waarin ik licht en schaduw een bijzondere rol toebedeel. Het is als een slingerbeweging waarbij de focus beurtelings op concept en esthetiek ligt en beide elkaar afwisselend aanvullen en bijsturen.”
Expo Connections
David Speybrouck & Gaston Bogaerts
29 en 30 september en 3, 5 en 7 oktober 2018, telkens van 14u tot 18u
Vernissage op 28 september 2018 vanaf 19u30
Pop-upgalerie Au fond du bois, Brusselsesteenweg 49, 3080 Tervuren
Website David Speybrouck: https://davidspeybrouck3.wixsite.com/portfolio
Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.
In Waasmunster kan je nog tot 17 december kennismaken met een 25-tal vertegenwoordigers van de Dendermondse Schildersschool.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.