Expo: Sam Dillemans – Goodbye to All That
Antwerpse schilder verbeeldt de Groote Oorlog
Sam Dillemans, werkend aan ‘Goodbye to All That’.
foto © Sam Dillemans
Met de indrukwekkende reeks schilderijen over de Eerste Wereldoorlog ‘Goodbye to All That’ bereikt de Antwerpse schilder Sam Dillemans een nieuw hoogtepunt in zijn toch al imposante oeuvre.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementAls de Antwerpse schilder Sam Dillemans ergens voor gaat, dan doet hij dat met volle overgave. Goed is voor hem nooit goed genoeg. Het kan altijd beter. Uit interviews met en documentaires over de kunstenaar blijkt telkens opnieuw hoe gedreven hij is, hoeveel wilskracht en kadaverdiscipline hij aan de dag legt en hoe monomaan hij zich op zijn werk stort. Zoveel is zeker: in Dillemans brandt een heilig vuur zonder weerga. Nog tot 16 december pakt hij in zijn tentoonstellingsruimte in Borgerhout uit met maar liefst 150 schilderijen, tekeningen en grafiekbladen die hij sinds 2016 maakte over de Groote Oorlog (1914-1918). Wij gingen kijken en zagen dat het goed was. Beter dan best zelfs.
Landschappen met een meerwaarde
Sam Dillemans (Leuven, 1965) is al jaren niet meer weg te denken uit de bloeiende biotoop van de Belgische schilderkunst. Sinds zijn veertiende schildert hij als een bezetene het ene doek na het andere, naar zijn grote voorbeeld Vincent van Gogh. Het liefst werkt hij in reeksen waaraan hij jarenlang werkt en die soms honderden werken beslaan. Zo maakte hij een serie schilderijen met interpretaties van werken van oude meesters. Reeksen rond boksers, auteurs, geliefden en landschappen volgden. Het is trouwens vanuit Dillemans’ fascinatie voor natuurtaferelen dat de indrukwekkende, nieuwe reeks Goodbye to All That ontstond.
Dillemans schilderde al een tijdje landschappen, maar hij had telkens het gevoel dat er iets aan ontbrak. Dat bleken figuren te zijn. Door zijn landschappen met figuren te bevolken, zo redeneerde hij, zou hij er een meerwaarde aan kunnen verlenen. In een interview met kunstcriticus Eric Rinckhout voor Knack (nr. 10 van 7 maart 2018) zegt hij daar het volgende over: ‘Ik wilde er geen bucolische landschappen van maken, geen “déjeuner sur l’herbe”. Het is eerder “déjeuner dans la merde” geworden. (…) Voor ik het besefte had ik een soldaat geschilderd, en nog één, en een Britse tank. Heel organisch. Van het een kwam het ander.’
Zondagsschilderijen als ondergrond
De eerste tientallen ‘oorlogslandschappen’ die zo ontstonden, schilderde Dillemans op gerecupereerde schilderijen uit de kringloopwinkel. Met witte en zwarte verf, wat nieuw was voor hem. Alsof kleuren het effect van de oorlogstaferelen ongedaan zouden maken. En als er hier en daar toch kleuren in de voorstellingen opdoken, dan waren die het gevolg van uitsparingen in de onderliggende verflaag. Een voorbeeld daarvan is het olieverfschilderij Chateau Wood (cat. p. 95). Het originele werk stelt een melodramatisch tafereel voor, met name het hoofd van een huilend meisje. Op haar wang biggelt een dikke traan. Kitsch in het kwadraat. Dillemans draaide het doek een kwartslag, zodat het hoofd van het meisje liggend te zien is, en overschilderde het met silhouetten van soldaten die een pad bewandelen. Op de achtergrond de schrale gestalten van bomen. Hoewel ruim de helft van het meisjeshoofd zichtbaar is op het doek, centraal in de voorstelling nog wel, stoort dit niet en lijkt het hoofd een symbiose aan te gaan met Dillemans’ overschilderingen. Tragiek in het kwadraat.
Het is ermee gedaan
Als je de werken bekijkt die samen Goodbye to All That vormen, hetzij in Dillemans’ tentoonstellingsruimte, hetzij in de catalogus, waarin helaas slechts een 120-tal van de in totaal 150 werken afgebeeld zijn, dan kun je nauwelijks je verbazing onderdrukken over de inventiviteit van de kunstenaar. Honderdvijftig oorlogstaferelen en toch loert de verveling of de herhaling nooit om de hoek. Elk werk is anders, alleen al wat het formaat, de aangewende technieken en de gebruikte materialen betreft. In de tentoonstelling – helaas niet in de catalogus – is zelfs een schilderij te zien waarop de kunstenaar takken, prikkeldraad en kiezelstenen aanbracht. Een kunstwerk waaraan je je kan bezeren. Hoe tastbaarder kan de Eerste Wereldoorlog nog worden weergegeven?
Sommige werken staan zo trefzeker op papier, paneel of doek dat je de verschrikkingen van de taferelen ervaart alsof je er zelf bij was. Dillemans toont hier een sterk staaltje inlevingsvermogen, wellicht nog versterkt door zijn lectuur van oorlogsdagboeken, -romans en -gedichten van auteurs zoals Henri Barbusse, Erich Maria Remarque, Siegfried Sassoon, Wilfred Owen en Robert Graves. Aan die laatste zijn autobiografie ontleende Dillemans – al sinds zijn twaalfde een gretige lezer van belangrijke romans uit de wereldliteratuur – trouwens de titel van zijn tentoonstelling, Goodbye to All That, wat zoveel betekent als ‘Het is ermee gedaan’.
Vormenschilder
Van de eerste vier auteurs nam Dillemans in de catalogus prozafragmenten en gedichten op, zowel in de oorspronkelijke taal als in Nederlandse vertaling. Het zijn de enige teksten in de catalogus. Geen kunstcriticus of -historicus kwam eraan te pas. Dillemans laat het aan de beschouwer van zijn werk over om er zelf een verhaal bij te verzinnen, al gaat zijn eigen aandacht tijdens het creatieproces vooral naar de vorm uit. Of zoals hij het in zijn gesprek met Eric Rinckhout stelt: ‘Ik blijf een vormenschilder: ik heb verhalen nodig, maar niet te veel. Ja, het gaat over de Eerste Wereldoorlog, maar het draait vooral om een stijlbreuk. En het feit dat het werk plastisch overeind moet blijven.’
Bovenal een tekenaar
Stilistisch leunen sommige werken uit Goodbye to All That tegen de abstractie aan, zoals Fleeing Soldier (cat. p. 61). Wat je op het eerste gezicht ziet, lijkt een woest gevecht met de verf. Om te weten wat deze werken uitbeelden, is dan ook vaak een lange kijktijd nodig. Andere creaties stellen dan weer in een oogopslag herkenbare taferelen voor, zoals East-Yorkshires (cat. p. 43). Ook de verfbehandeling verschilt. Op sommige doeken ligt de olieverf er centimeters dik op, op andere lijkt ze er achteraf afgeschraapt, zoals in To Brueghel (cat. p. 102). In het laatste geval komt als het ware een ondertekening of een blauwdruk bloot te liggen, en wordt pas duidelijk hoe belangrijk de lijn en de tekening voor Dillemans zijn.
Dat Dillemans bovenal een tekenaar is, valt goed af te leiden uit het olieverfschilderij op papier Don Quixote (cat. p. 27), dat, zeker als je het vanop een ruime afstand bekijkt, over sterk geprononceerde grafische kwaliteiten beschikt. Op het eerste gezicht lijkt dit werk niet thuis te horen in de reeks Goodbye to All That, net als de werken To Brueghel en To Goya (cat. p. 6 en 88.). Maar dat is slechts schijn. Neem Don Quixote. De in het zwart geschilderde figuren die Don Quixote en zijn dienaar Sancho Panza voorstellen, herken je ogenblikkelijk als de archetypische figuren tot wie ze doorheen de eeuwen zijn uitgegroeid, ook al ontwaar je door de zwarte verf niet meer dan hun silhouetten. Tegelijk passen ze wonderwel in de context van Goodbye to All That. Met een beetje fantasie zouden het net zo goed twee soldaten te paard kunnen zijn. Zo slaagt Sam Dillemans erin om personages uit een zeventiende-eeuwse roman van Miguel de Cervantes te integreren in een gebeuren dat zich drie eeuwen later afspeelt. Hetzelfde geldt voor de werken To Brueghel en To Goya. Het zijn interpretaties van oude meesters, ingepast in de benauwde ruimte van een moderne en meedogenloze wereldoorlog.
Het is overigens opvallend met hoe weinig middelen Dillemans erin slaagt de meest hartverscheurende taferelen eerder te suggereren dan volledig uit te drukken. Vaak heeft hij aan enkele ruw uitgesmeerde maar trefzekere verfstreken genoeg om zijn doel te bereiken. Dillemans beschikt dan ook over zoveel metier dat hij nagenoeg alles kan uitdrukken wat hij wil. Wat dat betreft is hij een grootmeester in het vak.
Pièce de résistance
In tegenstelling tot de abstracte aard van nogal wat creaties uit Goodbye to All That zijn de titels van de meeste werken, dus ook de meer figuratieve, erg eenduidig. Enkele voorbeelden: Advancing Troops, Graveyard, Gas Attack, Helping Wounded Enemy, Fugitives. Een weinig verbeelding volstaat om je er iets bij voor te stellen. Andere werken zijn vernoemd naar kunstwerken in diverse disciplines. The Sun Also Rises en A Farewell to Arms zijn boektitels van Ernest Hemingway, In Flanders Fields is een beroemd gedicht van John McCrae, The Scream verwijst naar de gelijknamige doeken van Edvard Munch en Strange Fruit is een protestsong van Abel Meeropol die voor het eerst vertolkt werd door de Amerikaanse zangeres Billie Holiday.
Pièce de résistance van Dillemans’ nieuwe tentoonstelling is het grootste werk uit de serie: Goodbye to All That. Het doek, dat betekend is met houtskool, meet 250 bij 350 cm en doet ogenblikkelijk denken aan Picasso’s meesterwerk Guernica uit 1937. Dat enorme schilderij – een picturale aanklacht van jewelste – toont het bombardement op de Baskische stad Gernika (Guernica) tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Het onrealistische olieverfschilderij is in lijnen en vlakken in zwart, wit en grijs geschilderd om de oorlog uit te drukken. Picasso probeerde ermee het gevoel tijdens het bombardement over te brengen, niet zoals het er in werkelijkheid uitzag. Dillemans doet op zijn houtskoolschilderij precies hetzelfde, maar dan op zijn manier. Het doek, waaraan de kunstenaar maandenlang werkte, drukt gevoelens van ontzetting, verschrikking, vertwijfeling, doodsangst en wanhoop uit. Net zoals bij Picasso lopen voor- en achtergrond in elkaar over. Rechtsonder is een gedecoreerde opperbevelhebber te zien met een vervaarlijk uitziende tronie. Rechtsboven is zwaar geschut zichtbaar alsook een opgestoken vuist. Elders is een rij blinden te zien die zich aan elkaar vastklampen en zich tastend voortbewegen – een duidelijke verwijzing naar het doek De parabel der blinden van Pieter Bruegel de Oude. En een rij geknielde schutters, en een paard in stervensnood. Te veel om op te noemen. Het ene al aangrijpender dan het andere. Onwillekeurig moet je er bij denken aan het werk van de Duitse kunstenaars Otto Dix, Max Beckmann en George Grosz, die zich in hun ‘oorlogswerk’, getekend door hun ervaringen in de Eerste Wereldoorlog, op vaak even pregnante wijze uitdrukten.
Het is er nooit mee gedaan
Het lijdt geen twijfel: met het grootse werk Goodbye to All That alleen al bewijst Sam Dillemans dat hij tot de voorhoede van de Belgische schilderkunst behoort. Zijn oorlogsschilderijen drukken een vergelijkbare tragiek uit als de doeken die wijlen Jan Cox (1919-1980) wijdde aan de Griekse mythologie. Ze zijn van nu en ze zijn van alle tijden, want zolang er mensen rondlopen, zullen er oorlogen blijven bestaan. Nooit is het ermee gedaan.
—
Expo Goodbye to All That. Paintings of the Great War
Van 10 maart tot 16 december 2018
Tentoonstellingsruimte Sam Dillemans, Eggestraat 2, 2060 Antwerpen
www.sam-dillemans.com
Catalogus:
Sam Dillemans, Goodbye to All That. Paintings of the Great War, Uitgeverij Angèle, Antwerpen, 2018, 126 blz., € 39,50
Tags |
---|
Personen |
---|
Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.
In Waasmunster kan je nog tot 17 december kennismaken met een 25-tal vertegenwoordigers van de Dendermondse Schildersschool.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.