Gedichten van Herman de Coninck horen thuis in literaire canon
Wanneer gunnen de dames en heren van de Koninklijke Academie dat onsterfelijke plaatsje in het literaire walhalla aan Herman de Coninck?
Herman de Coninck
foto © VRT
Hoog tijd om de gedichten van Herman de Coninck in de canon van de Nederlandstalige literatuur op te nemen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementMaandag 21 februari zou Herman de Coninck (1944-1997) 78 jaar zijn geworden. Hij bezweek 25 jaar geleden al op een zonnige meidag aan een hartaanval op een voetpad in Lissabon in de armen van dichteres Anna Enquist.
Bruggedicht
Deze week begon in Mechelen op De Conincks verjaardag al de viering van dit jubeljaar met een heus bruggedicht aan de Leuvense Vaart, rechtover het ouderlijke huis van de dichter aan de Brusselsesteenweg. Het feestgedicht in kwestie klapt open telkens de plaatselijke Plaisancebrug wordt opgehaald voor naderende schepen en kan op die manier de wachtenden dan – hopelijk – inspireren.
Ondertussen kondigt De Arbeiderspers aan dat ze in mei, bij de 25ste sterfdag van De Coninck, een best of uit zijn interviews met onder anderen Hugo Claus en Harry Mulisch zal brengen. Biograaf Thomas Eyskens en vriend voor het leven Piet Piryns stelden Onder literatoren – met een knipoog naar W.F.Hermans’ Onder professoren – samen.
Liefdesplezier
De Coninck was 25 toen hij in 1969 officieel als dichter met De lenige liefde debuteerde. Het is als scholier aan het Mechelse Sint-Romboutscollege dat De Coninck zijn eerste verzen publiceerde in het schoolblad maar pas tijdens en na zijn studie Germaanse filologie ging De Coninck zich via tijdschriftpublicaties echt als dichter manifesteren.
In De Conincks debuutbundel is Melinda waarschijnlijk zijn muze geweest. Thomas Eyskens, de biograaf van Herman de Coninck, vertelt dat de dichter tijdens zijn Mechelse jaren op vakantie naar Spanje trok met twee zussen. Op een van hen werd hij verliefd – waarschijnlijk de Melinda dus in deze verzen – en de andere zus bleek op haar beurt op hem verliefd. Hij liet zich deze ménage à trois welgevallen en het liefdesplezier spat alleszins van de bladzijden.
Lapidaire beeldspraak
De afdeling ‘de lenige liefde’, derde onderdeel van de gelijknamige bundel, bevat negentien ongenummerde gedichten. In het tweede gedicht van de cyclus ‘de lenige liefde’ uit de bundel in kwestie begint zijn bezingen van de liefde met een kus:
‘En zij omhelsde hem met al haar
zonden en monden. En zij omhelsde hem
met al haar nachten. Met al haar
opnieuws. Met heel haar altijd.’
De Coninks is een meester in de sluipende herhaling, die meestal op een climax eindigt. Het enjambement – het uit elkaar trekken van zinsdelen op het einde en begin van een versregel – is daarbij zijn standaardrekwisiet, zoals hij hier systematisch doet. De Coninck gebruikt ook graag lapidaire beeldspraak die verwijst naar de ‘gewone’ werkelijkheid. Kwestie van de romantische hoogzang op te laden met het alledaagse?
Bedrieglijk eenvoudig
In het vijfde gedicht uit deze cyclus begint hij als volgt:
‘Ik jaag de hele dag achter Melinda,
zij is lenig als de gedachten van een
belastingontduiker en zij lacht
zo snel als spiegels.’
Het einde ervan gebruikt meer traditionele metaforen uit de liefdespoëzie:
‘Maar dan slaapt zij al
als een bloem van louter lippen
in de grond van haar schoot.’
Enjambementen, het contrast tussen het hooggestemde en het alledaagse en een lichtjes ontregelde metaforiek zijn de basisingrediënten van De Conincks hoofse ‘sprezzatura’-strategie: het achteloos, quasi-nonchalant rondstrooien van poëtische bonmots. Het bedrieglijk eenvoudige parlando van zijn verzen moffelt deze kunstjes weg in de organische stroom van de dichterlijke zegging. Meer dan vijftig jaar na dato hebben deze liefdesgedichten nog niets van hun naturel verloren.
Groene Michel
In het vijftiende gedicht zijn het de benen van de geliefde Melinda die tot de verbeelding van de minnaar spreken:
‘Je ligt nog te bed onder mijn laatste zoen
uitgestrekt te wezen, en er komt geen einde
aan je lange langoureuze benen en je
houdt je voornamelijk bezig met ze
te hebben.’
Op het einde van dit nogal contemplatieve gedicht smijt de dichter speels de eigen ruiten in met een versregel die uit de pen van de betere copywriter komt:
‘Zo dadelijk beslis ik wellicht
of ik ja dan nee van je zal houden.
En nu steek ik alleszins
een Groene Michel op.’
Suggestieve oneliner
Na het grote succes van De lenige liefde bleef De Coninck verder dichten. Hij gaf een tijdje les, werd Humo-journalist en chef boeken bij De Morgen maar sloeg uiteindelijk de eigen vleugels uit toen hij in 1983 startte met het ambitieuze magazine Nieuw Wereldtijdschrift.
De Conincks poëzie zelf werd geleidelijk aan meer dubberig. De hectaren van het geheugen (1985) leunen nog altijd op de sprezzatura-techniek van zijn jonge jaren, maar de toon in De Conincks lyriek wordt vanaf dan existentiëler en filosofischer. De souplesse van De lenige liefde ligt voortaan verborgen onder een deken van vaak donkere, quasi-depressieve gedachten. Maar de directe zeggingskracht van De Conincks verzen blijft overeind. Hij is de meester van de suggestieve oneliner in de Nederlandstalige poëzie van de twintigste eeuw.
De Coninck profileerde zich gaandeweg ook als poëziecommentator en bevlogen opinieschrijver die waarschuwde voor de verdringing van de schrijfcultuur door de beeldcultuur. Van digitalisering was toen nog geen sprake. Maar De Coninck stelde wel vast dat hij als consciëntieuze poëzieschrijver de laatste der mohikanen dreigde te worden.
Brief
In een brief aan Mechelse scholieren uit december 1983 waarschuwt hij voor de gevaren van de tsunami aan beelden waaronder jongeren worden bedolven. Hun kritische inzicht gaat daardoor verloren, tenzij ze zich laven aan de pareltjes van de woordcultuur: ‘De beeldcultuur heeft prachtige dingen voortgebracht, die ik niet graag zou missen, maar als je echt genuanceerd wil denken en mijmeren en argumenteren, kom je uiteindelijk bij het geschreven woord terecht, geloof ik. Soms vrees ik een beetje dat de bedienaren van dat woord (met kleine letter, toch maar) zullen uitsterven, tot er maar een hele kleine sekte van overblijft.’
Onsterfelijke klassieker
De Conincks poëzie is zo’n antidotum tegen het vergeten. Knap hoe hij quasi terloops en vanzelf buitengewoon treffende beeldspraak in zijn hymnische, vaak humoristische verzen weet in te lassen. Om maar te zeggen dat De Coninck zonder meer thuishoort in de Nederlandstalige canon van onsterfelijke klassiekers. Net zoals die andere veel te vroeg gestorven essayiste Patricia de Martelaere trouwens die dankzij De Coninck haar eerste tijdeloze essays pleegde.
Hoelang duurt het nog voordat de dames en heren van de Koninklijke Academie ze eindelijk dat plaatsje in het literaire walhalla gunnen? Een kwarteeuw na het overlijden van De Coninck zou dit een passend geschenk zijn voor de liefhebbers van de Nederlandstalige literatuur.
Tags |
---|
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.
Herman Brusselmans, ooit een gevierde literaire nar, wordt door joodse vzw’s als recidivieke antisemiet aangeklaagd. Juridisch een hellend vlak.