JavaScript is required for this website to work.
post

Geef kunstonderwijs terug aan kunstenaars

Johan Swinnen22/7/2014Leestijd 4 minuten

De noodkreet vanuit de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen eind van dit academiejaar geformuleerd door coördinator Sonja Spee in naam van de docenten is bijzonder relevant, daarom ook pijnlijk voor de kunstenscène binnen het onderwijs.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Als oudste Academie van de Lage Landen kijkt ze terug op 350 jaar ervaring in het kunstonderwijs. Ook zij maakt deel uit van een recente fusieoperatie van de nieuwe Artesis Plantijn Hogeschool en ondervindt de gevolgen van deze schaalvergroting aan den lijve. Ondanks haar nieuwe status van ‘School of Arts’ blijkt de beloofde ‘decretale autonomie’ een lege doos. Al snel bleek dat de overhead binnen deze nieuwe entiteit niet afnam zoals vooropgesteld, maar daarentegen sterk groeide. De resterende middelen voor onderwijsverstrekking zijn daardoor sinds de fusie in dalende lijn.

Kortom: wat door de overheid ongetwijfeld goed bedoeld was, draait ook hier volledig anders uit. De Koninklijke Academie bevindt zich na 350 jaar op een historisch moment.

Past het hoger kunstonderwijs wel binnen het huidige hogeschoolmodel? Moeten er geen lessen getrokken worden uit internationale voorbeelden waar het hoger kunstonderwijs daadwerkelijk autonoom kan functioneren? Is er nog plaats voor maatschappelijk debat of eindigt dit verhaal in de openbare verkoop van ‘een zeer schoon gelegen Academie’?

Er is immers een hoopvol denken nodig die inspireert om veranderingen op gang te brengen. De culturele ontwikkeling brengt mensen met elkaar in contact, wakkert de discussie aan en motiveert de jonge kunstenaars. Vanuit de praktijk weet ik dat kunst maken in het onderwijs is gebaseerd op vaardigheden die geleerd kunnen worden, kunst wordt gemaakt door gewone, verstandige mensen met een artistieke visie, Laat nu de afgelopen junimaand de periode bij uitstek zijn dat er door talrijke jury’s, ontmoetingen en midzomerevents heel wat actoren uit de kunst- en cultuurwereld bij elkaar informeel en formeel brainstormen.

En wat heb ik de laatste weken gehoord op het werkveld?

Positief is een bevlogenheid en een levendig debat dat aan de gang is om het Hoger Kunstonderwijs (opnieuw!) te verbinden met de sector Cultuur binnen Vlaanderen. Misschien is het nog geen te gek idee om hier even op in te gaan uitgerekend op een ogenblik dat de politieke onderhandelingen bezig zijn over een nieuwe Vlaamse regering. Velen geloven in de kruisbestuiving tussen beide sectoren omdat het mogelijkheden biedt op het terrein van bestuur, budgetten en visieontwikkeling. De volledige kunstwereld komt er sterker uit!

Enkele reflecties (in willekeurige volgorde):

  1. Een algemeen punt is dat een kritische blik op de doctoraten in de kunsten in Vlaanderen bewijst dat de kunstenaars vooral excelleren in hun eigen kunst, maar dat de noodzakelijke brok theorie en kunstbeschouwing die er vanuit de ‘academische overheid’ bijgesleept wordt de nutteloosheid van een ‘PhD in de Arts’ pijnlijk illustreert. De gelden van de academisering kunnen perfect gebruikt worden in kruisbestuiving met het departement cultuur ten voordele van een bevlogen kunstbeleid.
  2. Kunstonderwijs moet kennismaking stimuleren om het aanwezig talent te ontwikkelen. De komende jaren moet er dan ook werk worden gemaakt van de verdere verankering van cultuureducatie in het lesprogramma op scholen maar ook de banden met onder andere het hoger kunstonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs (dko) zullen moeten worden versterkt.
  3. De opleidingen aan de conservatoria gaan over de tongen als niet langer getuigend van excellentie en kwaliteit. Enkele grote en kleine toneelgezelschappen dromen luidop van een engagement om ‘een Studio’ te organiseren. Ze hebben nu eenmaal goede, nieuwe theaterspelers en regisseurs nodig. De geest van Studio Teirlinck is virtueel nooit dood geweest maar een eigentijdse aanpak ervan moet opnieuw verankerd kunnen worden aan een opleiding in Vlaanderen. Als theatermakers nu al zelf opleidingen willen organiseren zegt dat iets over de huidige opleidingen. Misschien kan men ten rade gaan bij het HISK, ORFEUS en PARTS, opleidingen die de gulden middenweg gevonden hebben in educatieve aanpak naar kunstenaars toe.
  4. Er moet aandacht zijn voor een economisch geïnspireerd cultuurbeleid. Inzake cultuur moet de volgende Vlaamse regering de tegengestelde richting uit en veel meer kunst-en cultuur invoeren dan uitvoeren. Dit houdt in dat kunststudenten kunnen genieten van een deficitaire balans die voor hun ontwikkeling verrijkend is. Mij valt op hoe vaak in de periode voor 25 mei in de cultuurdebatten met slechts enkele nuanceverschillen allemaal dezelfde nogal geclicheerde praatjes verkocht werden. Het kunstonderwijs heeft de spirit in huis en de ambitie om het verschil te maken, ook in het cultuurbeleid. Daarom is hun oproep om te trekken aan de alarmbel ook een signaal vol enthousiasme en bezieling waar we aandacht moeten aan besteden.
  5. Vermarkting is geen vies woord. Als aanbeveling van een fiscaal gunstig instrument ten voordele van het Hoger Kunstonderwijs is er ook het gegeven dat vanuit de privéwereld er belastingsvoordelen kunnen gegeven worden, maar dat de overheid ook moet zorgen voor controle op mogelijk misbruik. Het doel van een fiscaal instrument moet in de eerste plaats het aanwakkeren van hoogstaande aanbod zijn om het niveau te verhogen, niet het genereren van onwezenlijke rendementen voor investeerders. Het rendement moet dus in redelijke verhouding staan tegenover gelijkwaardige investeringen: regulering in de vorm van een geplafonneerd minimumrendement en een maximum % dat naar onrechtstreekse productiekosten mag gaan. Wat dat aandeel betreft, moet rekening gehouden worden met de specificiteit van de kunstenvorm binnen het kunstonderwijs.
  6. Wat volgens mij een nieuwe minister van Cultuur en deze van Kunstonderwijs dus ook zou kunnen doen: een ‘norm’ afspreken voor het cultuurbudget in % van het nationaal inkomen dat ten goede komt van het kunstonderwijs en de kunsten in het algemeen en in het bijzonder. Dit zou maken dat de historische expansie verankerd wordt en meegroeit met de omvang van de economie. De politieke discussie kan dan gaan over hoe het geld besteed wordt zodat de discussie draait rond de echte keuzes en energie niet meer verspild wordt in profileringsdrang. Dit in combinatie met een mechanisme waardoor alle kunstdragende organisaties, inclusief het kunstonderwijs weten dat als ze meer eigen middelen genereren dit niet afgestraft wordt door een reductie in subsidiëring. Ik geloof dat dit een erg positieve dynamiek op gang kan trekken. Ondernemend denken, weet je wel.

En tot slot als ik terugdenk aan de jury’s, bijeenkomsten, discussies, manifesten en memoranda merk ik steeds opnieuw dat kunstenaars bijzonder subtiele mensen zijn en tegelijkertijd manipulatief. Dat laatste moeten ze wel zijn om de financiering van hun kunstopleiding en hun kunstwerken rond te krijgen. Toch moet de kunstenaar voorkomen dat hij gezien wordt als ‘de manoeuvreur’ omdat het hem ethisch in de weg zou staan. En bij uitbreiding geldt dit voor de directies van het Hoger Kunstonderwijs. Dus trek ik mee de alarmbel om met alle actoren zorgzaam en duurzaam te waken dat haar ‘excellentie-parcours’ niet uit de boot valt.

 

Johan Swinnen doceert beeldcultuur aan de VUB en is auteur van een boek over ondernemend denken over cultuur in Vlaanderen (De teen van Heraclitus en het penseel van Teniers, Pelckmans, 2014). Tevens is hij fractiesecretaris in de Kamer voor de N-VA. Hij schrijft deze bijdrage in eigen naam.

Foto: (c) Thibault Gregoire 

 

 

 

 

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties