JavaScript is required for this website to work.
post

Geheugen, verzin

ColumnBenno Barnard19/4/2023Leestijd 7 minuten
Huys te Haer, waar een dochter van de Franse tak van de Rothschilds rond 1900 de
plak zwaaide.

Huys te Haer, waar een dochter van de Franse tak van de Rothschilds rond 1900 de plak zwaaide.

foto © WikiMedia Commons

Het reisdagboek voert ons van Engeland naar Nederland en terug, en van de Nederlandse beau monde naar morsige Franse literatoren.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Maandag 20 maart

De kille, vochtige neerslachtigheid van de voorbije dagen is in mijn botten gedrongen, het is of ik mijn skelet voel — maar opeens is het zonnig weer. Ik rijd na een geruststellend doktersbezoek van Northiam naar huis en de bomen langs de weg ritmeren het zonlicht, een snelvuur van zonlicht bestookt me, langs de weg valt de zon in honderden zonnen uiteen…
Weg met de literatuur. Beschrijvingen van het weer zijn al even vervelend als de waterverf van landschapjes. Ja, de indirecte rede is, alles welbeschouwd, saai. Je zou alleen dialogen moeten gebruiken. Maar om die interessant te maken moeten ze onrealistisch zijn. Kortom, als je maar lang genoeg over literatuur nadenkt, houd je alleen Shakespeare over, en die had dan weer geen talent voor een logische structuur.

Donderdag

Weg met de literatuur! Maar ik ben verdiept in het dagboek van de gebroeders Goncourt. Die hadden twee man nodig voor wat ik alleen doe, maar zonder gekheid: het is vermakelijk, soms voortreffelijk. Ze beschrijven met enige geestdrift de dwaasheden van het Tweede Keizerrijk, dat opvallende gelijkenissen met ons tijdsgewricht vertoont. Aantekening van 7 januari 1857: ‘Er is nooit meer onzin verkocht dan in onze tijd. De onzin is overal, zelfs in de wetenschap.’
Wat sterk verschilt van onze ongelukkige tijd is de misogynie. De heertjes praten over vrouwen als een herder over zijn schapen. Het zijn inferieure zoogdieren, geschikt om in geval van nood je jongeheer mee te vermaken. Flaubert wordt voor de politierechtbank gesleept wegens het zedeloze karakter van Madame Bovary; de Goncourts zelf worden bijna veroordeeld wegens een immoreel citaat uit de renaissance; intussen loopt iedereen de bordelen plat.

In Brede is geen bordeel. Maar de eindeloze etentjes en andere sociale gebeurtenissen doen dan weer sterk aan het Parijs van toen denken. Het komt hierop neer, dat er mensen zijn met wie je een gesprek kunt voeren, en of die nu John Crook of Sainte-Beuve heten heeft weinig belang. Vrouwen zijn misschien als vee, mannen ook. In een soort groepsdynamiek vormen zich vanzelf kleine kuddes die samen ergens gaan grazen.

Zaterdag

Ik haal Joy in Rye van de trein. Ze ziet er stralend uit en ik prijs mezelf gelukkig met een vrouw die op haar zestigste zo meisjesachtig is, het tegendeel van een oude Parijse courtisane wier vlees is gemarineerd in een bidet.
‘En jij bent nog een jongen,’ zegt ze lief.
‘Ik voel me anders een oude man.’
‘Je ziet er nog goed uit. Jammer dat je geen haar meer hebt.’
Et cetera. (Als ik minder lui was, werkte ik deze dialoog uit in pentameters.)

Intussen kan het me au fond weinig schelen wie ik ben, oud, jong, anachronistisch, bijdetijds, Edmond, Jules of Flaubert. Bij de therapeuten van ons keizerrijk leer je aan jezelf te denken; ik denk zo min mogelijk aan mezelf. Mijn therapie is: jezelf vergeten, behalve wanneer je ziek bent. Aan jezelf denken is een ziekteverschijnsel, een symptoom van deze tijd met zijn arme zieke hersenen en zijn cultus van de geslachtsdelen.

Zondag 26 maart

Net Christopher gesproken.
‘Hou je vast,’ zegt hij. We houden ons vast.
Hij wandelde gisteren om een uur of vijf ’s middags met een vriend door een drukke winkelstraat in Washington toen een man uit een portiek te voorschijn sprong en zijn vriend neerstak. Christopher werkte de messentrekker met een rugbytackle tegen de grond, waarbij diens telefoon uit zijn zak viel — hij vluchtte en werd een uur later gearresteerd dankzij die telefoon. Hij was daags voordien na twaalf jaar uit de gevangenis ontslagen, een pooier en vechtersbaas.
De vriend, Phil geheten, die Joy en ik bij de bruiloft in Colorado hebben ontmoet, ligt met een bloeding onder zijn schedel en een klaplong in het ziekenhuis en is meteen geopereerd, uitkomst nog onzeker. Volgens de politie heeft Christopher zijn leven gered. Maar hij had ook het vlees kunnen zijn geweest in wie het mes was gestoken.
‘En jij?’ zeg ik tegen de heldentenor.
‘Beetje last van survivor’s guilt.’

Ook wij voelen die tegenover Phil, het vlees dat wij liever aan het mes geregen hadden gezien. En het schuldgevoel van de overlevende is precies datgene waar mijn vader zo onder leed, maar je hebt er dus zelfs geen Tweede Wereldoorlog voor nodig.
Alles wat abnormaal is is normaal.

Zondag 2 april

Opgelucht vernomen dat Phil na twee operaties volledig zal herstellen. Hij werkt voor een senator en die functie zorgt voor een reusachtige uitvergroting van het incident, dat anders in de rubriek divers nieuws was beland. Christopher wordt geïnterviewd door kranten, radio en televisie. Hij ontvangt een officiële oorkonde van de Senaat wegens heldhaftig gedrag. Ik droom tamelijk erotisch; geen mes te bespeuren.
Vandaag sluiten we hem en Vogeltje op de luchthaven in onze armen.

Maandag

Ik zal u niet vermoeien met een beschrijving van het lenteweer, maar vandaag heeft ons zonovergoten viertal alle kronkelingen van de Cuckmere River gevolgd, tot daar waar het water in een wieling van zoet en zout bij de klippen van de Seven Sisters de zee bereikt. De beide collies waren door het dolle heen. Voor het eerst in een jaar weer leeuweriken gehoord, die, als je The Guardian moet geloven, na de brexit naar Frankrijk zijn verhuisd.

’s Avonds

Het etentje met een stuk of acht vrienden bij ons thuis, verspreid over woonkamer, eetkamer en keuken, is een huldebetoon aan de burgerlijke anarchie: het bord wankelt op de knieën van Steve, de groene fluwelen jurk glijdt van Viviens schouder, Johns grappen worden zo schuin dat ze haaks op het fatsoen komen te staan… Het gelach wordt gebulder; het onderbewustzijn wordt een wijnkelder; met grote stralende ogen neemt mijn schoondochter de schaamteloze Oude Wereld in zich op. Het feestbanket culmineert in gezang, een muzieknoot is een ree en we bouwen Jeruzalem in Engeland…

Woensdag

Bij mijn zus in Utrecht.
Aan tafel gisteren kwam er heel wat Nederlands uit de mond van Hayley; ze zette haar aanbiddelijkheid nog wat aan met de koketterie die vrouwen als Joy en zij altijd op zak hebben, een wapen waar geen zwaard tegenop kan, en zei dat ze ‘een slimme meisje’ was, waarop ze proestte van het lachen. O zon van mijn zoon. Ik constateer dat we allemaal verliefd op haar zijn.
Vandaag wil ze een kasteel bezoeken. Het belangrijkste verschil tussen Europese en Amerikaanse kinderen is dat de Amerikaanse zonder kastelen opgroeien, wat gevolgen heeft voor noties als ridderlijkheid en hoofsheid, en maakt dat ze meestal niet vertrouwd zijn met nutteloze woorden als minstreel of jonkvrouw. En dus bezoeken we het Huys te Haer in Haarzuilens: het door Cuypers in zijn overdadige neogotische stijl herbouwde slot, waar een dochter van de Franse tak van de Rothschilds rond 1900 de plak zwaaide.

Ons zonnetje vindt het prachtig, maar ik kijk naar Amsterdam CS zonder treinen en erger me aan de verhalen over raceauto’s, vliegtuigen en feesten waar de internationale beau monde voor werd uitgenodigd. Ik geloof niet dat iemand van die hele familie Van Zuylen van Nyevelt ooit iets moois of nuttigs aan de beschaving heeft bijgedragen, behalve dan dit kasteel, als je van tienduizend tierelantijnen tenminste niet misselijk wordt.
Hoewel ik sympathie voel voor de oude sociaaldemocratie, koester ik geen door afgunst ingefluisterde haat tegen aristocraten, maar dit is een bende nietsnutten die op een berg geld naar het verleden zit te staren.

Om ons heen internationaal gedrom, allerlei talen door elkaar heen. Dat herinnert me aan de rooksalon van prinses Mathilde van Bonaparte, waar Edmond de Goncourt in 1876 (Jules is al zes jaar dood), wanneer het gespreksonderwerp na het diner stijl is, verklaart dat mensen die vreemde talen kennen niet in staat zijn goed te schrijven. Ik heb er verbaasd een kringeltje naast gezet.
Toen ik dat las verscheen voor mijn geestesoog de Parijse filosoof die ooit tegen me zei dat hij ‘in de war’ zou raken als hij Engels kende: hij zou ‘niet meer helder kunnen denken’ — wat me als een onheldere gedachte trof. Ikzelf kan me ondanks een paar vreemde talen best goed uitdrukken.
Anderzijds heeft Edmond gelijk. Hedendaagse, weinig Nederlands lezende jongeren zijn net voldoende verzadigd van het Engels om twee talen slecht te kennen.

’s Avonds

Julien Weverbergh is dood. Hij was in de negentig.
Ooit vertelde Jeroen Brouwers me dat hij eens met Weverbergh van een feestje naar huis reed. Beiden waren dronken, Jeroen stuurde en Julien viel in slaap. De auto raakte van de weg af en belandde ondersteboven in een greppel, maar Julien, bij elkaar gehouden door zijn veiligheidsgordel, sliep ondersteboven door. Echt gebeurd.

Ooit droomde ik dat Weverbergh me belde met een uitnodiging om Jeroen in de Achterhoek te bezoeken — ik had Jeroen nog nooit ontmoet. Ik werd wakker van de telefoon. Het was Julien, die me belde met een uitnodiging om Jeroen in de Achterhoek te bezoeken. Echt gebeurd. Ik hing als het ware ondersteboven te dromen.
Ooit! Onvoltooid verleden tijd van de mythe.

Donderdag 6 april

We bezoeken het graf van mijn ouders, die samen onder een platte steen liggen. Zij gestorven met Pasen in 1995, hij op Zondag Voleinding in 2010. Zo staat het op die steen, waar we allemaal een kiezel op leggen.
‘Wat voel je?’ vraagt Christopher als we richting leven wandelen.
‘Dat het de tijd is die ons gelukkig maakt’, zeg ik.
‘Dat staat op hun steen. Is dat een citaat van hem?’
‘Ja. ‘‘Het is de tijd die ons gelukkig maakt.’’’
Ik tel de pentameter op mijn vingers na. We bereiken de auto. Ik steek de sleutel in het contact. De vorm als mal van de menselijkheid. Is dat een zinnige gedachte? Geen idee. Ik heb hoofdpijn.

Vrijdag, zaterdag

Covid, wijst de test van mijn bezorgde zuster uit.
Te moe voor de Goncourts, niet moe genoeg om in slaap te vallen, lig ik in bed aan mezelf te denken. De ziekte als omgekeerd narcisme: het spiegelbeeld dat verliefd is op het origineel.

Pasen

Er schiet me een citaat van mijn vader te binnen: ‘Sommigen menen dat de ziel in het lichaam zit; anderen daarentegen weten dat het lichaam in de ziel zit.’

Dinsdag

Terug in Engeland. Ik breng de kinderen naar Gatwick en rijd in een nogal treurige stemming terug naar huis. Nu ik mijn DNA heb doorgegeven ben ik nutteloos geworden.

Vrijdag

Column van Michel Krielaars over Afscheid van de handkus in NRC, die ik meteen aan Christopher en Joy bezorg.
Joy verheugt zich over de lofzang en kirt zoete dingen in de telefoon. ‘Alleen jammer dat hij Anna een pleegkind noemt.’
‘Vergeeflijke fout. Ik geloof niet dat ik het expliciteer in het boek. Ze is daar gewoon Anna.’
‘Het doet me toch pijn.’
Christopher, een uur later: ‘Prachtig! But I’ve never considered Anna not my sister — she’s always been fully my sister, pleeg or not.’
En ik antwoord hem: ‘Ze was ook geen pleegkind, which means foster child — ze was door ons geadopteerd. Maar ze was jouw zus en onze dochter. We zijn allemaal geadopteerd.’

Zaterdag

Lege dagen.
Ik heb het dagboek van de Goncourts uit. Verbijsterend hoeveel prostituees negentiende-eeuwse Franse schrijvers verwerken, het lijken wel vleesmolens. De enige moderne schrijver die zich met hen kan meten is Houellebecq, die momenteel in een pornoschandaal is verwikkeld: hij heeft zich door een of ander onsmakelijk Amsterdams kunstcollectief met zijn vrouw en een actrice in bed laten filmen, bedacht zich vervolgens en beweerde dat hij niet wist wat hij deed toen hij het contract tekende. Er bestaat vergiffenis voor God aan een paal spijkeren omdat je niet weet wat je werkelijk aan het doen bent, maar dat lijkt me in de metafysicaloosheid van een pornofilm onwaarschijnlijk. Dat vond de Amsterdamse rechtbank ook.
Houellebecq. Hoor eens hier, ik heb een afkeer van puritanisme, en de heilige Augustinus had gelijk toen hij God bad om hem kuis te maken, ‘alleen nu nog niet’. Maar deze Houllebecq… Die kop van hem is heel geschikt als advertentie voor een braakmiddel; iemand die er zo uitziet en ook wil uitzien kan ik niet lezen.

Maandag 17 april

Zonderling weetje, mij bezorgd door een achterneef, die zich al tientallen jaren in de genealogie verdiept. Het blijkt dat ik aan moederskant van Richard Leeuwenhart afstam, tamelijk rechtstreeks zelfs, met een enkele daghitje als zijsprong.
Half Europa schijnt verwant te zijn met Karel de Grote of een soortgelijke illustere figuur, maar niet veel mensen hebben kerkregisters en ander perkament waarmee ze dat kunnen bewijzen. Achterneef wel.
Richard I (1157-1199) geldt als de stichter van het huis Plantagenet, wat weliswaar als een margarinemerk klinkt, maar niettemin kan tellen. Als een haan schrijd ik door Brede…

’s Avonds

Hoe zou Christopher het er tegen de Saracenen van af hebben gebracht?

’s Nachts

Wat een zinloos mythologisch feit — mijn hanenstaart verdoft.

Benno Barnard is een schrijver die meent dat het heden gewoonlijk ongelijk heeft.

Meer van Benno Barnard

Deze maand reist uw auteur, liefhebber van gelukkige, heteronormatieve gezinnen, van Zuid-Engeland naar Gent: tussen de Magna Carta en de Boekentoren.

Commentaren en reacties