JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Godsdienstlessen en de liberale ideologie

Mark Geleyn6/9/2019Leestijd 6 minuten
De catecheseles zoals geschilderd door Jules-Alexis Muenier in 1890.

De catecheseles zoals geschilderd door Jules-Alexis Muenier in 1890.

foto © wiki commons

Laat het vrij onderwijs en het godsdienstonderwijs niet over aan ideologen die modes achterna hollen. Tijd voor een terugkeer naar de bron.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Artikel 24 van de Grondwet bepaalt dat het onderwijs vrij is en het recht op religieuze opvoeding gewaarborgd. Vòòr de verkiezingen van mei stemde de Kamer dat artikel voor herziening vatbaar, maar de Senaat blokte die mogelijkheid tot herziening af, ook al komt er in de volgende legislatuur een grondwetsherziening.

Tot zover het goede nieuws. Maar het is op zich verontrustend te bedenken dat het godsdienstonderwijs, één van de wezenskenmerken van de Westerse beschaving en het instrument waarmee de religieuze cultuur aan de volgende generatie wordt doorgegeven, in dit land op de helling kan worden gezet. En het slechte nieuws kennen we ook:  het is pover gesteld met dat godsdienstonderwijs.

Verlies van het transcendente

Dat komt omdat het godsdienstonderwijs vaak niet meer is dan de weerspiegeling van het waardenpatroon van de tijdgeest. Wij leven in een lange overgangsfase van een christelijke beschaving naar een nieuwe wereld. Grote maatschappijstructuren (machtsblokken, naties, ecologie, migratie, geboorten, veiligheid) kalven af, zowel als structuren van het persoonlijk leven (huwelijk, mensbeeld, voortplanting, kinderen, geloof). Tot voor een halve eeuw bood religie het alomtegenwoordige kader om bindingen aan te gaan die verder reiken dan een mensenleven. Religie was de manier waarop de hunkering naar transcendentie omgezet werd in richtlijnen voor het leven. Alle kunst en cultuur, zingen en zeggen, dichten en componeren, schilderen en beeldhouwen, was in de kern een gesprek met God.

Met het verlies van de binding met het transcendente verloor de westerse mens zijn wortels, zijn identiteit en zijn geschiedenis. Het Grote Vergeten is ingezet. Verwoed wordt gezocht naar nieuwe houvasten, en die vindt men in diverse, vaak snel voorbijgaande thema’s: klimaat, ecologie, astrologie, humanisme, universalisme, technologie, consumptie.

Met het Grote Vergeten zette ook de privatisering van het geloof in. Dat is waar het liberalisme op hamert: thuis doet en gelooft eenieder wat hij wil, zolang het maar privé blijft. Het lijkt zo tegemoetkomend, zo tolerant. Tolerantie zelf wordt een synoniem voor onverschilligheid. Zonder de binding met God zijn er geen vaste waarden op aarde, want iedereen bepaalt dan die waarden zelf. Wat ons enigszins samen houdt, dat zijn concepten als humaniteit, emotionele ‘betrokkenheid’, vage Europese waarden, en de zorg dat het ons allen goed gaat, dat we ‘content’ zijn.

Godsdienstonderwijs

Dit alles weerspiegelt zich in het godsdienstonderwijs. Godsdienstleraars (priesters zijn er nog amper in de scholen) kunnen niet meer putten uit een religieuze cultuur en missen vaak zelf spirituele sensibiliteit. Zonder een binding aan die cultuur blijft voor de godsdienstleraar nog slechts zijn eigen gevoelswereld, zijn eigen waardepatroon, in aanbieding. Daardoor zijn de leraars en leraressen die zich dagdagelijks inzetten om de christelijke boodschap te beleven, vaak niet in staat om de praktische kern van het christelijk leven – bijbel, gebed en mis – kenbaar te maken en door te geven.

Wat katholieke scholen dan nog te bieden hebben, is hetzelfde als wat in de samenleving zelf leeft: therapeutisch humanisme, een vaag deïsme, universele solidariteit (de vroegere naastenliefde) en het aankweken van een goed gevoel. In de godsdienstles leidt dat dan tot engagement in dingen die met religie niets te maken hebben, zoals de retoriek van de mensenrechten, het opeisen van rechtvaardigheid voor steeds nieuwe en bizarrere minderheden, en een oecumenisme met àlle godsdiensten, tot het sjamanisme toe.

Dit alles is niet nieuw. Veel leraars en schooldirecties zijn zich pijnlijk bewust van deze ontsporing en zoeken manieren om ze bij te sturen. Velen beseffen dat enkel een ommezwaai de teloorgang van het godsdienstonderwijs kan stoppen. Maar ze botsen tegen een dikke muur: een muur van politieke correctheid, die het liberalisme opgetrokken heeft, een muur van schaamtegevoel voor het belijden van aftandse verhalen. Het hedendaagse liberalisme is niet, in tegenstelling met wat het zelf verkondigt, het neutraal maatschappelijk kader waarin de individuen hun vrijheid kunnen beleven. Het is een intolerantie ideologie geworden die erop hamert dat we totaal autonoom zijn en onze moraal baseren op wetenschappelijke inzichten, die erover waakt dat religie uit het openbaar leven afgevoerd wordt en naar de huiskamer verhuist, en die alle afwijkend gedrag met de inquisitie van de politieke correctheid afstraft. Die liberale ideologie is niet een programma van één partij; ze is een dwangbuis die álle politieke partijen over zichzelf hebben getrokken en die hun eigen ideeën verstikt.

Terug naar de godsdienstlessen

Leraars en scholen die naar herbronning zoeken, hebben nood aan krachtige steun van buitenaf. In de eerste plaats hebben zij de steun van de ouders nodig.  Die moeten aandringen op ernstig godsdienstonderwijs. Krachtige steun hebben zij ook nodig van de bisschoppen. Die zijn zich weliswaar perfect bewust van de ontsporing van het godsdienstonderwijs en ze zouden het zeker anders willen. Maar ze zijn zo stil, de bisschoppen. Het lijkt wel alsof de kerkelijke hiërarchie de liberale tirannie niet wil storen, niet de indruk wil wekken met een project bezig te zijn dat niet past in de tijdgeest. Dat in het nieuwe schooljaar begonnen wordt met het bijsturen van het religieus analfabetisme, is een goed initiatief, maar de kern van het probleem zit véél dieper dan loutere intellectuele eruditie.

Het is tijd voor verandering.

Het wordt tijd dat ouders en leraars en bisschoppen de ontsporing van het godsdienstonderwijs ombuigen en meehelpen om de katholieke scholen een nieuwe zingeving aan te reiken.

  1. Voor vernieuwing van het godsdienstonderwijs is nodig dat alle betrokkenen bij het katholiek onderwijs de spirituele kern van het christelijk geloof opnieuw tot leven brengen. Dat impliceert een herontdekken van de Grote Traditie van liturgie, bijbellectuur en gebed, het herbronnen van de metafysica en de filosofie met zijn joods-christelijke en Griekse inbreng, met het primaat van de natuurwet en de wijsheid van eeuwen. Dit herontdekken heeft niet reactionairs. Het is veeleer een Renaissance, zoals in de vijftiende eeuw Europa de erfenis van de Klassieken opnieuw ontdekte. Zoals de barok in de zeventiende eeuw de schoonheid van het christendom hielp herontdekken. Wat een bloei die twee renaissancen teweegbrachten!
  2. Geloofsopvoeding op school kan niet zonder geloofsopvoeding in het gezin. Het is daar dat de christelijke opvoeding moet beginnen. Te vaak ontdoen de ouders zich van hun taak en menen die opvoeding te kunnen uitbesteden aan de school en aan de godsdienstleraars.

Een nieuwe bewustwording bij de ouders vereist dan weer een totaal andere visie op trouwen, kinderen krijgen en kinderen groot brengen. Alles hangt met alles samen. Huwelijk is een sacrament van man en vrouw. Het kind is de vervulling van hun liefde. Moederschap is de allerbelangrijkste levensopdracht. Eva heette de eerste vrouw; dat is Hebreeuws voor ‘die leven geeft’.

Een samenleving waarin thuisblijven om kinderen op te voeden al een negatieve connotatie heeft, waarin kinderen krijgen vooral als een tewerkstellingsfactor gezien wordt, of als een breuk in de carrière van de moeder, of als een last voor twee buitenshuis werkende ouders, zo’n samenleving sterft uit. Het is niet verwonderlijk dat de evaluatiecommissie over abortus moet vaststellen dat het die sociale context is die aan de basis ligt voor 90% van de abortussen.

  1. De Kerk moet haar undercovermantel afleggen en tonen dat zij niet naast, maar in de samenleving staat. Bisschoppen moeten hun staf tonen, richting wijzen, niet schuilen als het onweert. Kerkleiders moeten geen compromisjes zoeken met de liberale denktirannie en zij moeten de seculiere staat niet prijzen en danken voor zijn tolerantie. De pogingen tot verzoening van christendom en liberalisme hebben jammerlijk gefaald. Wat wel spectaculair geslaagd is, is de liberalisering van het christendom. De kerk moet niet meesurfen op modetrends en niet achter de ngo’s aanlopen. Zij moet zich concentreren op haar kerntaken: zielzorg, zingeving en godsdienstonderwijs.
  2. Katholieke scholen en Kerk moeten in het offensief gaan, religieus en pedagogisch. Christelijke scholen moeten een christelijke boodschap brengen. Zij moeten kunnen eisen dat het lerarencorps deze boodschap meedraagt. Een voetballer die steevast en koppig in het doel van zijn eigen ploeg sjot, hoort niet thuis in de ploeg. Godsdienstonderwijs mag ook geen labo zijn voor experimenten met nieuwe ethische trends of nieuwe doctrine-inzichten. Godsdienstonderwijs mag evenmin een klankbord bieden voor seksuele modegrillen. Godsdienstonderwijs is ook geen gepast platform om immigranten met andere geloofsachtergrond op te vangen. Voor de integratie van nieuwkomers zijn er andere kanalen.

Ook pedagogisch moeten katholieke scholen in het offensief gaan. Ik heb groot respect voor de inzet waarmee Don Boscoscholen moeilijke jongeren opvangen, begeleiden en kansen bieden. Ik heb ook respect voor de filosofie van de dialoogschool. Maar tegelijk moeten er katholieke scholen zijn, technische zowel als humanistische, die de lat intellectueel én religieus hoog leggen.

Ideologen

Laat het vrij onderwijs en het godsdienstonderwijs niet over aan ideologen die achter de tijdgeest aanlopen en die zich in de liberale denktirannie nestelen. Vrije katholieke scholen moeten een kweekbodem bieden voor jongeren die Bildung willen, die hongerig zijn naar kennis én zingeving, en die bereid zijn de boodschap van de christelijke traditie op te nemen. Wij hebben die enthousiaste (letterlijk: door God beleefde) jongeren nodig, opdat zij later hoge toppen kunnen scheren, oriëntatie en leiding kunnen geven. Wij hebben even enthousiaste godsdienstleraars nodig, die een voorbeeld zijn voor hun leerlingen, en die zich gesteund weten door een religieuze cultuur in de gezinnen.

Alles hangt inderdaad met alles samen. Godsdienstonderwijs hangt samen met het waardenpatroon van de samenleving. Het moet leven met de vijandigheid van de liberale consensus.  Het moet inspelen op de manier waarop ouders hun kinderen opvoeden. Het hervormen van het godsdienstonderwijs is een ambitieuze, moeilijke opdracht. Het kan gemakkelijk leiden tot hulpeloosheid, ontmoediging, overgave.

Laat ons daarom die hervorming, die renaissance van de christelijke scholen, heel concreet en bescheiden aanpakken, met drie programmapunten die tot de kern van de christelijke boodschap horen: bijbel, gebed en mis. Dat die woorden alleen al velen schrik aanjagen, toont hoever de collapse van het instituut Kerk gevorderd is. Laat ons beginnen met die werven. Al doende banen we ons een weg door het struikgewas van onze eigen subjectiviteit en door de jungle van de sociale conformiteit.

Et respice finem: hou de blik gericht op het einde.

Mark Geleyn is oud-diplomaat

Commentaren en reacties