JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Een halve eeuw Ministers van Financiën: een persoonlijke impressie van mijn bazen

Karel Anthonissen14/6/2018Leestijd 9 minuten

financiën Johan Van Overtveldt

financiën Johan Van Overtveldt

foto © Reporters

Na een halve eeuw voor Financiën gewerkt te hebben, is niemand beter geplaatst dan Karel Anthonissen om zijn impressies te delen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In 1977 begon ik bij de Belastingen en ik ben er nog steeds. Wikipedia bespaart mij de volledige opsomming, maar in veertig jaar tijd zijn er zesentwintig ministers en staatssecretarissen gepasseerd op Financiën.

‘De meest linkse regering’

Aan het begin van jaren ‘60 kende België ‘de meest linkse regering ooit’: een regering van christendemocraten en socialisten onder leiding van de Gentenaar Théo Lefèvre (CVP), met Dries Dequae (CVP 1961-1965) op Financiën. Uitgaande van het Kerstprogramma van de CVP van 1945, schreven zij een volledig nieuw Wetboek van de Inkomstenbelastingen. Wij kennen dat als het WIB 1964, omdat het van dat aanslagjaar in werking trad.  Als beginnend ambtenaar was dat wetboek voor ons als een te bestuderen bijbel.  In zijn aanhef zegt het dat het ’totaal inkomen’ belastbaar is. ‘Een euro is een euro’, zouden we nu zeggen. Verderop komen we een tariefschaal tegen die opliep tot 72 procent.  ‘Progressiever’ kon bijna niet.

Laten we het maar meteen toegeven: dat ambitieuze doel is in veertig jaar nooit bereikt. Omdat wij het niet konden en omdat sommige verantwoordelijken het niet wilden.  De kapitaalinkomsten, voornamelijk intresten en dividenden, gingen zich verschuilen in Luxemburg. Ze moesten niet van geldeenheid veranderen want de Luxemburgse frank was dezelfde als de Belgische.

De zaak VDB

Gaston Geens (CVP 1977-1980) en Mark Eyskens (CVP 1980-1981) waren mijn eerste bazen.  Ik weet niet of zij er voor iets tussen zaten – in principe opereren de BBi en het gerecht autonoom – maar in die periode kreeg Paul Vanden Boeynants zware problemen. Hij was kort tevoren nog eerste minister en minister van Landsverdediging geweest. In 1982 werd zijn parlementaire onschendbaarheid opgeheven en in 1986 kreeg hij onder andere drie jaar voorwaardelijke gevangenisstraf voor fiscale fraude. Dat ging snel.

Agalev

Ik heb die zaak nauwelijks gevolgd. Ik was controleur in Antwerpen en ook even in Tongeren en ’s avonds spoorden wij naar Brussel om aan het belastingsprogramma van Agalev te werken.

Volgens onze plannen moesten de inkomstenbelastingen naar beneden, om plaats te maken voor milieugerichte belastingen. Het lijkt een beetje op een softversie van wat de nieuwe Italiaanse regering nu voorlegt: een verlaagde vlaktaks, basisinkomen, schuldherschikking.  Dat is daar in Italië dan ook een vreemd experiment van de alternatieven van de Vijfsterrenbeweging en de nationalisten van de Lega.  Boeiend om te volgen.

Liberaal intermezzo

Maar terug naar de jaren ’80.  Met onze belastingdienst ging het terug de andere kant uit. In 1981 begon een liberaal intermezzo met Willy De Clercq (PVV 1981-1985), Frans Grootjans (PVV 1985) en opnieuw Mark Eyskens (CVP 1985-1988) op Financiën en werd één en ander teruggeschroefd.  Het voornaamste punt was de ‘bevrijding van de roerende voorheffing’ (1982). De intresten en dividenden werden ontkoppeld van het totaal inkomen. En als de roerende voorheffing zou betaald worden, moesten ze niet meer aangegeven worden.

Het was een realistische optie. Die inkomsten werden meestal toch niet aangegeven en in één klap werd de belasting teruggebracht van (maximaal) 72% naar 25%.  Maar het werkte niet.  Het kapitaal zat gezellig in Luxemburg en bleef daar rustig zitten en verder groeien.

Een andere belangrijke verwezenlijking was het ‘Charter van de belastingplichtige’ (1986). Uitgerekend in het jaar dat Vanden Boeynants zijn straf kende, besliste de wetgever: ‘dit nooit meer’.  Hij legde een zware strop in de samenwerking en zelfs in de communicatie tussen de parketten en de BBi.  Dit werkte wonderwel.  Voor minstens twee decennia stelde de fraudebestrijding in dit land niets meer voor. Toen ik in 1995 bij de BBi kwam, bevond die zich in een diepe lethargie: ‘wij mogen toch niets meer, zelfs niet spreken met het parket, laat staan samenwerken.’  Opkomen als slachtoffer van fraude en witwassen, in de rol van burgerlijke partij bij de strafrechter, dat hebben wij pas later geleerd.

De Eyskens-jaren

Maar terug naar Mark Eyskens.  Hem mocht ik wel; hij was mijn professor economie in Leuven en bij hem had ik een thesis gemaakt over de economische betekenis van het beginsel ‘de vervuiler betaalt’.  Zo lag hij feitelijk aan de basis van het Agalev-programma.  Achter de schermen konden we hem wel wat prikkelen met parlementaire vragen en wetsvoorstellen van de groene verkozenen.

Een paar anekdotes wil ik toch vertellen. In 1985 was de Antwerpse scheepsmagnaat André Leysen voorzitter van de werkgeversfederatie VBO. Hij kwam op de openbare omroep vertellen dat zijn successie al geregeld was zonder successierechten, tegenwoordig erfbelasting genoemd.  Het kwam erop neer dat hij gebruik maakte van de zogenaamde handgift, die alleen bij overlijden binnen de drie jaar nog moet aangegeven worden. Iedereen deed dat, maar Leysens uitgestoken middenvinger naar de staat die de scheepssector ruim pamperde, was er toch te veel aan.  Er kwam veel reactie, onder andere een wetsvoorstel van Hugo Van Dienderen om die termijn van drie jaar bij handgift op dertig jaar te brengen.  Eyskens feliciteerde het groene Kamerlid met ‘het kortste en meest revolutionaire wetsvoorstel ooit’, maar wilde toch liever de wet niet laten veranderen.  En zo geschiedde: iedereen doet het nog altijd en de erfbelasting is nog altijd iets wat de vermogenden bij manier van spreken vrijwillig of per ongeluk betalen.

Maystadt: fiscale vrijstelling en fietsvergoeding

Met de volgende minister, Philippe Maystadt (PSC 1988-1998) had Van Dienderen meer geluk. We hadden Eddy Merckx gestrikt voor een campagne om het fietsgebruik aan te moedigen en in de persmap moest ook een fiscaal voorstel zitten.  ‘Iets radicaals of iets dat in het systeem past, Hugo?’  ‘Doe dat laatste maar, Karel’.  Enige tijd later belde hij me, stomverbaasd: ‘Ik kwam de minister in de gang tegen en hij gaat ons voorstel overnemen!’  ‘Je wilde het toch systeemconform?’  Zo ging het dus: eerst was er de fiscale vrijstelling en dan kwam overal de fietsvergoeding. In het laatst bekende belastingjaar 2016 was dat voor het eerst meer dan 100 miljoen euro voor 432.068 fietsers.

Op het kabinet-Maystadt gebeurden ook dingen waar ik me toen niet van bewust was en die pas in 2009 in het parlementair onderzoek naar de grote fiscale fraude duidelijk werden.  Stilaan was het tot de geesten doorgedrongen dat er wat scheelde met de fraudebestrijding.  In de commissie is gebleken dat er vele jaren eerder zware wrijvingen geweest waren tussen de minister en de top van de BBi.  Dat waren enkele ambtenaren met een PS-profiel, en die wilden de banken strenger aanpakken, te beginnen aan Vlaamse kant, met de Kredietbank.

De euro-intrede

Maystadt werd voorzitter van zijn partij en nog even opgevolgd door Jean-Jacques Viseur (PSC 1998-1999). Hun partij en zeker ook de latere voorzitster Joelle Milquet stonden zeker niet onwillig tegenover de aanpak van zwart geld.  Ik wil hier Milquet vermelden, hoewel ze nooit op Financiën was, anders wordt het hier een ‘alleen mannen’-verhaal.  Jean-Luc Dehaene moest zijn Waalse vrienden aansporen tot voorzichtigheid omwille van de monetaire situatie.  Hij wilde dat België de euro haalde en de koers van de frank kon de Duitse mark maar volgen doordat de Belgen hun geld in Luxemburg hielden, in Belgische frank dus  Door de allereerste ‘leaks’ uit de geschiedenis hadden wij wel 9000 rekeningen van KB Lux in handen, maar dat was een detail.  Dat ging maar over een paar miljard euro kapitaal, waar de  KB-klanten precies geteld 136 miljoen euro belasting op betaalden.  Dat was goedkoop gerepatrieerd en het stond model voor de eerste ‘eenmalige’ bevrijdende aangifte in 2004, onder Didier Reynders (MR 1999-2011).

Reynders: lokken met zoets

De volgende twaalf jaar zouden er geen wrijvingen meer zijn tussen de minister en de top van Financiën. Reynders zorgde er wel voor dat die top naar zijn hand stond.  En ook de paars-groene coalitiepartners wilden het grote geld liever lokken met zoet dan verjagen met zuur. Economieminister Johan Vande Lanotte zat volledig op dezelfde lijn, al mocht Kamerlid Dirk Van der  Maelen soms wat tegenpruttelen.

De minister was ook niet bijzonder geliefd bij zijn controleurs op het terrein.  Een inspecteur uit La Louvière, Marco Van Hees, schreef vlammende boeken tegen zijn beleid en ikzelf durfde ook wel eens in de krant te zeggen dat er aan ‘bradeerprijzen’ witgewassen werd of dat het werk van de BBi ondermijnd werd doordat de minister openlijk voor een (te) laag regularisatietarief pleitte.  Maar Reynders was sportief en accepteerde het spreekrecht van zijn ondergeschikten.  Als hij daarover in het parlement geïnterpelleerd werd, was zijn antwoord: ‘et alors, ces fonctionnaires, als ze willen dat er meer belasting binnenkomt, dat ze dan werken; daarvoor betaal ik ze toch’.  Een kwinkslag, verder niets.

Marco werd in 2014 verkozen tot senator voor de communistische PTB, en ik, ik kreeg problemen met mijn volgende baas.

Vanackere, Crombez en de derde D’Hondt ging er mee lopen

En die opvolger heet: Hans D’Hondt.  Dat zit zo.  In 2008 eindigde het paarse regeringstijdperk en de christendemocraten wilden, na bijna tien jaar oppositie, graag het bestuur over Financiën terug.  Dat lukte niet want Reynders deed het te graag en misschien was hij ook wel nodig om grote bankencrisis te bezweren.  Bij wijze van overgang mocht de CD&V de voorzitter van de FOD Financiën aanwijzen en dat werd de man die achter de schermen mee de bankencrisis bezworen had, Hans D’Hondt (CD&V 2010).

D’Hondt leek een stille voorzitter te worden, zoals al zijn voorgangers, want Reynders bleef duidelijk de baas. Dat veranderde in 2011 met de regering-Di Rupo:  Reynders verhuisde naar Buitenlandse Zaken en Financiën naar de CD&V, en zo kwam Steven Vanackere (CD&V 2011-2013). Ik zat ver weg in Gent maar het schijnt dat de voorzitter nu de feitelijke baas in Brussel werd.  Een nieuwe minister moet zich eerst altijd wat inwerken. Het was de periode dat de fraudebestrijding in Antwerpen en Gent op dreef kwam. Twintig jaar na het Charter van 1986 kon er weer vlotter gecoördineerd worden tussen de parketten en de BBi.  Door het Europese beleid, door incidenten als Dexia en door nieuwe leaks kwam het verborgen geld bovendrijven.  De nieuwe minister had wel oren naar onze aanpak in Antwerpen (HSBC) en Gent (Optima).  Dat had hier en daar paniek veroorzaakt.  Anonieme bronnen (die mij geen e-mails bezorgden) signaleerden mij dat minister Vanackere weg moest en dat het de voorzitter was die na precies veertien maanden zijn vertrek en zijn opvolging arrangeerde.

Er was in die regering ook nog een staatssecretaris, John Crombez (sp.a 2011-2014). Ik denk dat zijn manoeuvreerruimte beperkt was en ik zou gelukkige en minder gelukkige demarches van hem kunnen noemen.

Een zekere eurocommissaris…

Tussendoor hadden we nog een kleine aanvaring met de zittende Belgische eurocommissaris, die de BBi beschuldigde van schending van de mensenrechten:  inbreuk op zijn privacy en ei zo na mishandeling  (Theo Francken was lang niet de eerste die zoiets vanuit het Berlaymontgebouw te horen kreeg).  Om het extreem voorzichtig uit te drukken: veel steun hebben wij daar uit de regering-Di Rupo niet gekregen.  De commissaris in de Berlaymont vond dat de directeur aan de Zuiderpoort weg moest.  Omgekeerd was dat niet het geval.  Die gewestelijk directeur had de bevoegdheid het dossier al dan niet over te maken aan het parket. Hij oordeelde dat dat niet nodig was en daardoor bleef de zaak beperkt tot een privékwestie,  bijgevolg geen reden tot ontslag voor commissievoorzitter José Barroso. Terecht overigens.

Geens: dat kon niet goed gaan

De nieuwe minister van Financiën, Koen Geens (CD&V 2013-2014), was uitgerekend het hoofd van het advocatenkantoor dat in de grootste fraudezaken tegenover ons stond en dat luidop om de vervanging van de Antwerpse substituut Peter Van Calster gevraagd had omdat hij een minnelijke schikking ‘weigerde’ in de zaak-Omega Diamonds.  Dat kon niet goed gaan en het is niet goed gegaan.

In de eerste maanden van het bestuur-Geens-D’Hondt was er al een koninklijk besluit dat de functie van gewestelijk directeur afschafte (K.B. van 19 juli 2013).  Met het spreekrecht van ambtenaren, zoals dat in de periode Reynders-Vande Lanotte geduld werd, was het ook meteen afgelopen.  Enkele optredens en het volharden tegenover de eurocommissaris leverden een terechtwijzing en later een blaam op.  Als doorgewinterde strategen lieten de heren het definitieve tuchtbesluit uiteindelijk wel ondertekenen door staatssecretaris John Crombez, die blijkbaar niet van enige goedgelovigheid gespeend blijft.  Na de afschaffing van de functie van gewestelijk directeur zou het nog wel enkele jaren duren vooraleer die uit alle wetboeken geschrapt zou zijn.  En zo lang konden die bevoegdheden niet aan iemand anders toegewezen worden.  De benoeming in een vaste standplaats, die zij intussen ook afgeschaft hebben, had toch zin.  Of toch niet?  Ontslag is moeilijk maar een schorsing, dat gaat wel.  De aanleiding daarvoor heb ik ze gegeven in een tweet waarin hun ‘onwil’ aangewreven werd bij het ‘vangen van veel verdoken geld’.

Gevolg: een klacht wegens laster en eerroof bij het parket van Brussel, en in afwachting van het onderzoek een preventieve schorsing.  Dat was niet meteen hun slimste zet en het slimste excuus voor een schorsing.  De inhoud van de boodschap kreeg nu extra veel aandacht.  En een gerechtelijk onderzoek naar laster is iets heel bijzonders.  Je hoeft als verdachte de feiten (de tweet dus) niet te ontkennen of te minimaliseren. Integendeel, je krijgt een bijzonder gehoor om officieel je gelijk aan te tonen.  Ook dat was wellicht niet voorzien.  De bedoeling was vermoedelijk dat de klacht in Brussel zo lang mogelijk onbehandeld zou blijven liggen.  En zo lang zou de preventieve schorsing duren, weliswaar volledig betaald, tot aan mijn pensioen. Maar het splinternieuwe parket van Halle-Vilvoorde zag dat anders en onderzocht de zaak met bekwame spoed.  Waar de Zesde Staatshervorming en de splitsing van BHV al niet goed voor was!

Boodschap voor Van Overtveldt

De boodschap in de tweet was feitelijk gericht aan de nieuwe minister van Financiën, Johan Van Overtveldt (N-VA 2014).  Alweer een nieuwe die zich zou moeten inwerken en ik vond dat hij moest weten wat er aan de hand was, in een openbare boodschap.  Waar Twitter al niet goed voor is!  We zijn nu twee jaar later en ik kan toch een positieve ontwikkeling vaststellen. De nieuwe regularisatiewet aanvaardt geen halve oplossingen meer: alles komen regelen of niets.  Daar zit dan weer het probleem.  Voor wie aarzelt met regulariseren, schiet de belastingwet te kort en daar hebben wij de minister van Justitie nodig.  Die heeft het vervolgingsbeleid in handen, ook voor witwassen.  En hoe heet de nieuwe minister van Justitie?  Juist ja.

De volharding van enkelen heeft ruim een miljard euro in de schatkist gebracht maar door het stilzitten en stilzwijgen van anderen zijn tientallen miljarden onder de radar kunnen passeren.  De kaaimantaks, de (afgeschafte) speculatietaks en de taks op effectenrekeningen zijn maar kleine beestjes bij die grote gemiste kans.

Wat nu, Johan Van Overtveldt?  Is mijn boodschap dat we vele miljarden belastingen meer hadden kunnen innen en dat we dus ook meer hadden kunnen uitgeven, zoals sommigen mij begrijpen?  Absoluut niet; onze belastingen en ons staatsbeslag hebben een limiet overschreden, onder de verantwoordelijkheid van 25 voorgangers. Laat ik dat nog maar eens herhalen.

Dat belet niet dat er nog wel miljarden te recupereren zijn, als Justitie meewil.  Toch is dat maar een schijntje van onze schuld van vierhonderd veertig miljard.

Dat is dan het kleine steentje dat we verleggen in de rivier.  We zijn het verplicht tegenover de miljoenen landgenoten die in de voorbije veertig jaar wél hun correcte bijdrage leverden.

Karel Anthonissen is gewestelijk directeur van de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) Gent. Hij schrijft maandelijks een column in Trends.

Commentaren en reacties