Honoré Colsen en het verhaal waarom Zeeuws-Vlaanderen graag bij België wou
Portret van een Daens-volgeling aan het kanaal Gent-Terneuzen
Een actie van Actiecomité Vrij Veren.
foto © Beeldbank Zeeland
Het verhaal van Honoré Colsen, de illustere Zeeuws-Vlaming die furore verwierf in de strijd om een tolvrije verbinding over de Westerschelde.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn Zeeuws-Vlaanderen hoor je nog wel eens de verzuchting: ‘Ach, hadden we nog maar een Honoré Colsen.’ Het is een feit dat de ‘Onderkoning van Sluiskil’ al voor een tolvrije Westerscheldetunnel begon te ijveren toen die nog slechts in grove lijnen op de tekentafel lag. Maar wie was Honoré Colsen?
Zeeuws-Vlaanderen vormt het zuidelijke deel van de Nederlandse provincie Zeeland. De regio grenst in het zuiden aan de Vlaamse provincies West- en Oost-Vlaanderen en in het noorden bestaat de grens uit de Westerschelde. Wie naar het noorden wilde, diende eeuwenlang met een veerpont deze stroom over te steken. Sinds 2003 zorgt de Westerscheldetunnel voor een vlottere verbinding naar Nederland. Dat Zeeuws-Vlamingen daar telkens vijf euro tol moeten betalen, en dat al dertig jaar lang, zorgt voor veel protest. Pas in 2033 wordt de tunnel tolvrij.
Een grensstreek
Zeeuws-Vlaanderen bestaat uit de gemeenten Sluis, Hulst en Terneuzen. Tot rond 1600 maakte het gebied deel uit van het Graafschap Vlaanderen. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was Zeeuws-Vlaanderen frontgebied om nadien deel uit te maken van de Verenigde Provinciën, waar het bekend stond als Staats-Vlaanderen. Na de Eerste Wereldoorlog ondernamen Belgische politici en patriotten een poging om Zeeuws-Vlaanderen, het eiland Walcheren en Nederlands-Limburg te annexeren — zogezegd om Nederland te straffen omdat het neutraal en pro-Duits was tijdens de oorlog. Een poging die met een sisser afliep.
Thans leidt de Zeeuws-Vlaamse regio in toenemende mate een geïsoleerd bestaan. Dat heeft onder meer te maken met de ontvolking, de vergrijzing (29% van de bevolking), dalende leerlingenaantallen en de toenemende migratie van Vlamingen die er leegstaande huizen kopen en verbouwen. Die zijn er goedkoper dan in het eigenlijke Vlaanderen. Die nieuwe Vlaams-Belgische inwoners en de groeiende afhankelijkheid van Vlaanderen, staan dan ook centraal in de gezamenlijke regiovisie die de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten in 2021 opstelden. Zij willen de toekomst van Zeeuws-Vlaanderen echt als grensstreek zien.
Honoré Colsen en priester Daens
De wieg van Colsen stond in Hontenisse, waar hij op 10 november 1885 geboren werd. Zijn vader, Pieter Franciscus, mocht de naam veearts voeren zonder ooit een academische titel te hebben behaald. Dat kwam nadat hij op doeltreffende wijze in 1870 een besmettelijke longziekte bij koeien had bestreden. Zijn methode bleek uitermate succesvol en de overheid verleende hem de titel uit dankbaarheid.
Het gezin telde elf leden. Honoré was een goede leerling maar muntte vooral uit in kattenkwaad. Zijn droom om advocaat te worden, bleef eeuwig een droom. Thuis was er geen geld voor. Na zijn schooltijd ging hij naar Dendermonde waar hij als leerjongen bij meesterslager Benoit Borms de stiel van beenhouwer leerde. Hij bracht ook met een bakfiets bestellingen aan huis en leerde zo de streek kennen. Zijn baas was een volgeling van priester Adolf Daens. Geregeld vergezelde Honoré de beenhouwer als hij meetings en missen van de priester ging bijwonen. Hij leerde zelf priester Daens kennen. Het duurde niet lang eer de jonge Colsen aangestoken werd door de sociale ideeën van de Aalsterse geestelijke, die opkwam tegen de uitbuiting van arbeiders en kinderarbeid.
Veehandelaar
In 1905 werd slagersknecht Colsen opgeroepen voor legerdienst in de Korenmarktkazerne van Bergen op Zoom. Zo kwam er meteen een einde aan zijn Dendermondse periode. Het jaar daarop zwaaide hij af en kocht een slagerswinkel annex café in het dorp Sluiskil, gelegen aan het kanaal Gent-Terneuzen. Aanvankelijk was Honoré slechts slager en cafébaas maar later ontpopte hij zich vooral als veehandelaar en slachter.
Het duurde niet lang eer hij in het huwelijksbootje stapte met een Sluiskilse schone en hij in het dorp wereldberoemd werd. Als geen ander kon Colsen mensen toespreken en van een bepaald standpunt overtuigen. De dorpelingen vonden al snel dat ‘slachter Colsen een goeie was voor ’t durp’. Hij was een individualist die graag de baas speelde maar de mensen aanvaardden dat.
Een echte lokalo
In 1919 ging veeboer Colsen in de politiek. Voor de Katholieke Staatspartij werd hij in 1923 in de gemeenteraad van Terneuzen verkozen. Tot 1953 bleef hij in de gemeenteraad zetelen. Door zijn toedoen kon deze activist voor zijn ‘Sluiskille’ heel wat verwezenlijken. Zo kwam er openbare verlichting, haalde hij de kermis naar zijn dorp (wat hem aanvankelijk de banbliksems van de geestelijkheid en een deel van de inwoners opleverde), ijverde hij voor een speeltuin en zorgde hij voor ‘ouderenreisjes’. Kortom, Colsen ontpopte zich tot een heuse ‘lokalo’, die op tijd en stond beroep deed op de fabrieksbazen, de kloosterlingen en andere geestelijken om een en ander te verhelpen. Het lot van de arbeiders lag hem nauw aan het hart. Zijn daensistische vorming was hier niet vreemd aan.
Vrije Veren
Landelijke bekendheid kreeg Honoré Colsen door zijn voorzitterschap van het Actiecomité Vrije Veren. Na de Tweede Wereldoorlog werden de veerdiensten over de Westerschelde tolvrij, om de bewoners van het door de oorlog zwaar getroffen Zeeuws-Vlaanderen een hart onder de riem te steken. Maar op 1 juli 1958 kwam daar een einde aan. Iedereen moest weer tol betalen. Daartegen protesteerde het Actiecomité op heftige wijze.
Colsen was de geboren voorzitter. In een blad werd hij omschreven als een bejaard man, bruinverbrand met een verweerd gelaat waarin ‘twee felle ogen priemden’, een slobberig pak en een altijd ‘weerbarstige boord’. ‘Met zijn twee onafscheidelijke attributen: pet en pijp en zijn aangeboren welsprekendheid en Zeeuws-Vlaamse tongval was hij de rebellenleider ten voeten uit’. Voor de media was hij een prachtig fenomeen.
Op 13 juni 1958 reisde Colsen samen met honderden Zeeuws-Vlamingen naar het Binnenhof in Den Haag, waar hij een onderhoud kreeg met minister Algera van Verkeer en Waterstaat. Ondanks de aanvankelijk gemoedelijke sfeer haalde het gesprek niets uit. Algera liet weten dat de regering niet op haar standpunt zou terugkomen. Een ontmoedigde Colsen verliet het Binnenhof. De menigte was ontstemd. Sommigen ijverden daarop voor aansluiting bij België. Affiches werden aangeplakt met daarop de leuze: ‘Wat wordt onze hoofdstad? Amsterdam of Brussel?’
Tariefverlaging
De ontmoediging binnen het Actiecomité was groot. Colsen bleef echter aandringen en op 4 oktober 1960 ging de regering akkoord met een tariefverlaging voor de inwoners van Zeeuws-Vlaanderen. Nadien bleef hij tot op hoge leeftijd actief.
Op 26 april 1980 overleed Honoré Colsen op 94-jarige leeftijd. In Sluiskil werd een straat naar hem vernoemd, en in 2009 kreeg hij een standbeeld.
Literatuur:
- De Groene Amsterdammer, 27 januari 2022;
- VAN HECKE, Honoré Colsen: een geboren leider. Sluiskil, 2016.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.
Met de ramp van de Estonia op de achtergrond brengt Zondeval ons een spannend verhaal over moord en doodslag in de prostitutiewereld van Stockholm
Yukio Mishima wijdde zijn schrijversleven aan het in ere houden van Japanse tradities tegen de amerikanisering van het land in. Hij vond zichzelf daarin mislukt en trok daaruit de uiterste conclusie.