Nieuwe dichtbundels: ‘ik geef toe een weinig bezeten te zijn van vrouwen met visnetkousen’
Poëtische vingerafdrukken: recent verschenen Nederlandstalige poëzie
Hans Tentije.
foto © WikiMedia Commons
Hans Tentije, Elly de Waard en Frank De Crits: drie krasse tachtigers brengen nieuw werk uit.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn deze maandelijkse rubriek worden telkens enkele recent verschenen Nederlandstalige dichtbundels tegen het licht gehouden.
Waarvandaan
Hans Tentije: Waarvandaan, De Harmonie, Amsterdam, 2022, 61 blz., ISBN 978-94-63361-50-7
Ons oordeel: ****
Met Waarvandaan is de Nederlandse dichter Hans Tentije (1944) aan zijn twintigste dichtbundel toe. Deze bij ons ten onrechte nagenoeg onbekende dichter is in zijn thuisland al jaren een vaste waarde. Met ijzeren regelmaat brengt hij om de paar jaar een nieuwe bundel uit bij uitgeverij De Harmonie. Tentijes werk is niet in één specifieke stroming onder te brengen, wat het tot een unicum maakt in de Nederlandstalige poëzie. Zijn gedichten doen erg prozaïsch aan en er komen maar weinig beelden in voor. Ze beslaan bovendien vaak meerdere bladzijden, met lang uitwaaierende regels. De lyriek, zo zei hij ooit in een interview, schuilt dan ook vooral in het woordgebruik en het ritme.
Tentijes thematiek is inmiddels bekend: de vergankelijkheid en het verdwijnen van alles, sporen van verval, het verleden, de kracht en de feilbaarheid van het geheugen en de herinnering. De laatste regel van het slotgedicht van de bundel luidt als volgt: ‘ik begon / uit steeds meer herinneringen te bestaan’. En in het tweede gedicht klinkt het zo: ‘zoveelstehandse / herinneringen, grandioze en onvergetelijke / niet uitgezonderd’. Daarbij speelt ook de verbeelding een belangrijke rol: ‘het gaat harder waaien en intussen lijkt het net of ik / de grens, de rooilijn tussen eertijds en later, tussen verbeelding / en werkelijkheid heb overschreden, maar vanaf welke kant / weet ik niet’.
Deze regels roepen de vraag op wat werkelijkheid is in Tentijes gedichten en wat fantasie. Herinneringen zijn immers altijd gekleurd en kunnen daarom niet objectief worden weergegeven. De verbeelding geeft meer glans aan wat voorbij is, waardoor het voorbije zich gemakkelijker in woorden laat vatten. Tentije laat zich daarbij leiden door het procedé van de vrije associatie. Niet toevallig tellen zijn verzen dan ook tal van komma’s. Die werkwijze verleent Tentijes gedichten een stuwende vaart.
Sommige gedichten in Waarvandaan lijken geschreven bij foto’s van urban explorers: fotografen die verlaten en vervallen gebouwen en plekken in beeld brengen. Zo bijvoorbeeld ‘Gesloten mijnen’: ‘Onsoortige begroeiing op de terrils, de bergen steenafval / van de gesloten mijnen, in het heuvellandschap / op dood spoor geraakte lorries, verpauperde lintdorpen soms / en hoogspanningsmasten, zompige / afwateringsgeulen ook –’. Verval, vergane glorie en herinneringen roepen vaak melancholie op, en dat is in Tentijes zintuiglijke poëzie niet anders.
Laat deze bundel, of liever: deze dichter, dan ook niet ongelezen. Volg samen met hem het pad naar het verleden, zoals in ‘Net als toen’, het openingsgedicht van Waarvandaan, waarin de dichter zich zijn vroegere kostschool inprent: ‘In gedachten volg ik de paden weer, voel hoe het grint / onder mijn spekzolen knerpt, de instelling / is door een hoog ijzeren hek omsloten, de herfstige wingerd / kleurt rood tot aan de raamkozijnen / van de bovenste verdieping, mist onttrekt het dal / aan het zicht, net als toen / zou ik erin willen verdwalen –’.
Meestal tussen bomen
Elly de Waard: Meestal tussen bomen, De Harmonie, Amsterdam, 2022, 47 blz., ISBN 978-94-63361-51-4
Ons oordeel: ***
Met Meestal tussen bomen is de Nederlandse dichteres Elly de Waard (1940) eveneens aan haar twintigste bundel toe. En net als Tentije is ook De Waard bij ons ten onrechte nagenoeg onbekend. Ze debuteerde in 1978 met de bundel Afstand. Pas met haar derde bundel, Furie (1981), vond ze haar eigen stem: gepassioneerde liefdeslyriek, direct en met grote inzet geschreven. De liefde tussen vrouwen zal vanaf dat moment een belangrijk thema worden. De kracht van Elly de Waard ligt in haar beeldend vermogen en in haar gevoel voor ritme.
Meestal tussen bomen bevat twee afdelingen: ‘Alvast’ en ‘Meestal tussen bomen’. Aan beide cycli gaat één enkel gedicht vooraf: ‘De negende maand’. De bundel telt slechts 27 gedichten. Daarmee vormt hij een verademing tussen de opvallend lijvige dichtbundels die de laatste jaren bij de vleet verschijnen. Het openingsgedicht ‘De negende maand’ verwijst zowel naar de geboortemaand van de dichteres als naar ‘een zoveelste begin, een nieuwe jaarring’.
De Waards recente bundel is anthologisch van opzet: hij cirkelt niet rond één thema, maar bevat gedichten over uiteenlopende onderwerpen. Dat valt alleen al af te leiden uit hun titels: ‘Van mijn ziekbed’, ‘Oudejaarsavond op een benzinestation’, ‘Het internet is de wereld niet’ en ‘Ode aan de popmuziek van de jaren 70’. In de tweede cyclus valt op hoeveel gedichten verwijzen naar de dood. Dat mag niet verbazen, want De Waard viert in september haar 82ste verjaardag. De beginregel van ‘Het koffertje’ luidt: ‘Is dit dan al de voorbereiding op mijn dood?’ En in ‘De dood van het vossenmoedertje’ klinkt het zo: ‘Het wilde dier – vier jaar gekend / van dagelijkse bezoeken, eten geven, / van verstandhouding – dat voelt / dat het gaat sterven en in alle stilte / nog eens langs komt om afscheid te nemen’.
Meestal tussen bomen is een bundel die geen grootse indruk nalaat. Dat ligt niet aan de techniek van de dichteres, en evenmin aan het ritme, de muzikaliteit of de toon van de verzen. Nee, het ligt aan de gedichten zelf. Daar slaan maar weinig vonken vanaf: versregels of beelden die een gevoel van verrassing uitlokken, de lezer op het verkeerde been zetten of zich anderszins als een sculptuur van taal in zijn geheugen beitelen. Veel gedichten vervliegen na lectuur als ether.
Tot de schaarse uitzonderingen behoren versregels als ‘Een moment lang zag ik een liggende acht / in de vorm van je billen, oneindigheidsteken / mij toegericht dat // door je liefdevol buigen over de hond / werd tevoorschijn gebracht’. In deze regels is sensualiteit troef. Ook mooi: ‘De maan is wazig in de lichte lucht / en één ster flonkert, hoekig, scherp gekanteld / als een net gekloofde diamant’. Daartegenover staan clichés als ‘De wereld is een jungle, beschaving / slechts een zeldzaamheid’ en ‘In de onmetelijke ruimte van de nacht’.
Meestal tussen bomen is een intimistische bundel waarin Elly de Waard vooral reflecteert over wat voorbij is en wat nog duurt, en waarin ze tegelijkertijd in haar geheugen graaft om zich van alles voor de geest te halen ‘dat niet minder / willekeurig of onwerkelijk was’.
kleine grimmige gedichten
Frank De Crits: kleine grimmige gedichten, Fluxenberg, Gent, 2022, 58 blz., ISBN 978-94-64519-12-9
Ons oordeel: ***
Voor wie pas om de hoek komt kijken, is de Brusselse dichter Frank De Crits (1942) ongetwijfeld een groot vraagteken. Voor wie al langer meedraait in de wonderlijke wereld van de Nederlandstalige poëzie, is hij een oude bekende die na twaalf jaar eindelijk nog eens een bundel publiceert. Het kleinood, voortreffelijk geïllustreerd door Pieter Fannes, luistert naar de naam kleine grimmige gedichten en bevat volgens de Brusselse stadskrant BRUZZ ‘baldadige dinggedichten’.
Eigenlijk is het al van 1998 geleden dat De Crits met Met Chinese inkt nog een bundel met nieuwe gedichten uitbracht. De bundel die hij twaalf jaar geleden publiceerde, getiteld Dichterbij Brussel, was een bloemlezing met zijn beste gedichten over onze hoofdstad. Debuteren deed De Crits al op jonge leeftijd met de in eigen beheer uitgegeven bundel Ontgroeiingen (1962). In de daaropvolgende jaren en decennia verschenen bundels als dagen in mijnland (1966), Verbazend hoe inlichtingen nog worden doorgeseind (1976), 33 werkwoorden en andere miezerigheden (1976), Jagen in Brussel (1980) en Schrijnwerk (1986).
Frank De Crits werd geboren in Oudenaarde, maar verkaste in 1961 naar Brussel om er filosofie te studeren bij Leopold Flam. Vanaf dan zou de stad, waar hij nog steeds woont, hem nooit meer loslaten. Hij stortte er zich met hart en ziel in het literaire en artistieke leven, was er secretaris van de Middagen van de Poëzie in het Paleis voor Schone Kunsten, en stond ermee aan de wieg van de literaire organisaties Het Beschrijf en Passa Porta. Daarnaast werkte hij mee aan talrijke publicaties over Brussel. In Pied-à-terre in Brussel (2002) bundelde hij 25 schrijversportretten die oorspronkelijk afzonderlijk verschenen in de Brusselse stadskrant.
De Crits maakt ook al jaren deel uit van het Brussels Dichterscollectief, samen met vakgenoten als Geert van Istendael, Laurence Vielle (ex-Dichter des Vaderlands) en Taha Adnan. Voorts vertaalde hij Franstalige poëzie en liedjesteksten van onder anderen Max Jacob, Leo Ferré, Claude Nougaro, William Cliff, Serge Meurant en Werner Lambersy. En alsof dat allemaal nog niet genoeg is, schreef hij ook liedjesteksten voor Johan Verminnen en de folkgroep Rum.
Kenmerkend voor De Crits’ poëzie is de ondertoon van understatement over ironie tot verbitterd sarcasme. kleine grimmige gedichten telt 43 gedichten die, met uitzondering van het slotgedicht, allemaal bestaan uit twee kwatrijnen. (Het slotgedicht telt één regel meer.) Het zijn korte, compacte, tot hun naakte essentie herleide gedichten over alledaagse gebruiksvoorwerpen en dingen, met titels als ‘kous’, ‘mes’, ‘boek’, ‘potlood’ en ‘spiegel’. Opmerkelijk is de afwezigheid van hoofdletters en leestekens in de bundel, met uitzondering van enkele afkappings- en afbrekingstekens, één vraagteken, een dubbelepunt en twee dubbele aanhalingstekens. Ook eigennamen ontberen hoofdletters. Het volgende gedicht is typisch voor de bundel:
verfborstels gebruikt men gewoonlijk om te verven
sommige schilders hebben de malligheid met borstels
naar mekaar te gooien en zichzelf een kleurtje te geven
per ongeluk maakt hen dat tot geschakeerde clowns
mocht hun baasje dat zien dan zou hij zeker
roepen: “ik betaal jullie niet om te spelen maar
om te werken” na deze opmerking steken de ver-
vers borstels in al zijn openingen en stikt hij
Na lectuur van dit gedicht wordt meteen duidelijk waarom BRUZZ de gedichten in kleine grimmige gedichten typeert als ‘baldadige dinggedichten’. Volgens Van Dale betekent baldadig ‘wild en uitgelaten, moedwillig allerlei ongeoorloofde streken uithalend, m.n. straatschenderij’. Het gedicht begint met een vanzelfsprekendheid, zeg maar een cliché — uiteraard worden verfborstels gebruikt om te verven —, waarna De Crits zich in de volgende regels van zijn speelse en humoristische kant laat zien, om het gedicht vervolgens af te ronden met de ronduit baldadige zin ‘na deze opmerking steken de ver- / vers borstels in al zijn openingen en stikt hij’. Dit bewust gehanteerde procedé maakt dat het toch al korte gedicht in drie toonaarden geschreven is, zonder dat er sprake is van een stijlbreuk. En dat geldt voor tal van gedichten in de bundel. Nog een voorbeeld van een gedicht waarvan het tweede kwatrijn eindigt met een baldadige twist:
ik geef toe een weinig bezeten te zijn van vrouwen
met visnetkousen ik vind dat mooi lichtjes decadent
alleen spijtig dat wanneer er piranha’s in de kousen
zwemmen er niet veel meer van het been overblijft
Wie Frank De Crits kent, weet dat hij een geëngageerd en rebels kantje heeft en graag de draak steekt met wat hem tegenstaat in de maatschappij. Daartoe maakt hij gebruik van ironie en sarcasme om zijn mening kracht bij te zetten. In zijn poëzie is dat niet anders. Dat De Crits, die dit najaar zijn tachtigste verjaardag viert, nog lang een kwajongen mag blijven — een luis in de pels van dichters die zichzelf al te zeer au sérieux nemen.
Tags |
---|
Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.
In Waasmunster kan je nog tot 17 december kennismaken met een 25-tal vertegenwoordigers van de Dendermondse Schildersschool.
Waterramp in Spanje gebeurde in gebied waar meer dan 50 dammen gesloopt zijn.