JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Jan Peumans: ‘Er komt pas een staatshervorming als de Franstaligen het financiële mes op de keel voelen’

11 juli: de oud-voorzitter van het Vlaams Parlement laat zich niet temmen

Michael Vandamme11/7/2023Leestijd 7 minuten

foto © Kurt Van Strijthem

Net zoals tijdens zijn actieve politieke carrière, blijft Jan Peumans, oud voorzitter van het Vlaams Parlement, een man met een stevige mening.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Jan Peumans mag dan al geen nationaal politiek mandaat meer bekleden, nog steeds is hij de man die hij altijd was: de man met een mening. Over het Vlaams Parlement, dat hem nauw aan het hart ligt. Maar ook over zijn partij die hij niet meer de warme club van weleer vindt. Jan Jambon? ‘Die mist uitstraling’. En geconfronteerd met de vraag of hij samenwerking tussen zijn partij en het Vlaams Belang haalbaar vindt, volgt een resolute njet. 

Wanneer we Jan Peumans spreken, onderbreekt hij even de werkzaamheden aan zijn doctoraat. Enkele jaren geleden begon hij eraan. Over de ontwikkeling van het naoorlogse Vlaams-Nationalisme in Limburg met als promotor Bruno De Wever, broer van.

‘Op dit moment onderzoek ik hoeveel gemeenteraadsleden na de oorlog het slachtoffer werden van epuratiemaatregelen’ (tegen collaborateurs, red), legt hij uit. ‘Het zouden er toch zo’n 180 zijn geweest. In totaal werden ongeveer 500 mensen uit hun ambt ontzet: politiecommissarissen, gemeentesecretarissen en dergelijke. Ik heb veel informatie verzameld en die ben ik nu aan het uitschrijven, waarna ik de lacunes in kaart zal brengen. Het onderzoek van dit onderdeel beperkt zich trouwens tot de politieke collaboratie.’

De politieke loopbaan van Jan Peumans omspant zo’n vier decennia. Hij was en is lokaal actief, waaronder twee termijnen als burgemeester. Was ook werkzaam op verschillende kabinetten, provincieraadslid en in 2004 werd hij Vlaams Parlementslid, wat hij tot in 2019 zou blijven. Bekendheid verwierf hij vooral als Voorzitter van het Vlaamse parlement, een functie die hij tien jaar lang zou bekleden. Maar wat beschouwt hij als het hoogtepunt van zijn lang politiek traject?

Peumans: ‘Zonder twijfel was dat het voorzitterschap van het Vlaams parlement, toch iets wat ik twee legislaturen gedaan heb. Ik zag het als  een uitdaging en een eer, ook al is het geen geheim dat ik in 2009 liever minister was geworden. Idealiter zelfs van openbare werken, aangezien dat het best aansloot bij mijn parlementaire interesses en activiteiten. Eerder was ik ook directeur bij De Lijn, wat ook in die lijn ligt. Maar de dingen lopen nu eenmaal niet zoals je dat wil, zeker in de politiek. Inmiddels is het me wel duidelijk wie de poten van onder mijn stoel heeft gezaagd, soit. Ik heb altijd sterk in de parlementaire democratie geloofd en heb me al die jaren prima in mijn vel gevoeld als Vlaams parlementsvoorzitter.’

Hebt u het gevoel dat u uw stempel op het parlement hebt kunnen drukken?

‘Ik denk het wel. Ik maakte van het parlement een instrument om Vlaanderen op de kaart te zetten. In tegenstelling tot mijn voorgangers, investeerde ik veel tijd in het ontvangen van delegaties en bezoekers allerhande. Vertegenwoordiger van andere regionale parlementen, maar ook nationale parlementen, diplomaten, noem maar op. Ik ben ook altijd consequent naar alle vieringen van de andere parlementen geweest, en zo zijn er wel wat in dit land (lacht). Jammer genoeg kan ik niet hetzelfde zeggen van de andere voorzitters.’

‘Toen Bart De Wever me vroeg om parlementsvoorzitter te worden, liet ik hem verstaan dat in volle onafhankelijkheid en partijloos te zullen doen. Jammer genoeg dwarsboomt de particratie het parlementair debat, daar kan ik weinig aan veranderen. Maar als voorzitter behandelde ik wel elke fractie op voet van gelijkheid. Wie me probeerde te benaderen voor gunsten, kwam van een koude kermis thuis. Mij moet je vooral zeggen wat te doen, dan doe ik precies het omgekeerde (lacht). De grootste waardering kwam er in 2014 toen de oppositie liet verstaan tevreden te zijn met mijn herverkiezing. En iets waar ik best trots op ben: ik schakelde het rekenhof in om ons door te lichten. Aanbevelingen werden ook in beleid omgezet. Een goede demarche, aangezien ik verneem dat nu ook het Waals parlement die aanpak gaat kopiëren.’

Maar u kan niet ontkennen dat het Vlaams Parlement weinig politieke schwung uitstraalt?

‘Dat is een terechte opmerking, waar ik twee verklaringen voor heb. Zo ligt de nadruk qua bevoegdheden en mediabelangstelling in belangrijke mate op de regering, niet op het parlement. Anderzijds zijn er te weinig volksvertegenwoordigers die fier zijn op hun functie. Je hebt een groep hardwerkende mensen. Dossierkenners die iets van hun mandaat willen maken. Jammer genoeg is er ook een groep die geen meerwaarde biedt. Het is precies omdat dit parlement me nauw aan het hart ligt, dat ik voor drastische hervormingen pleit. Het aantal verkozenen moet naar omlaag, 75 is voldoende. De cumul moet ook worden verboden: je kan geen goed volksvertegenwoordiger zijn als je dat nog met het burgemeesterschap van een stad aks Oostende of Antwerpen combineert. De verkiezing moet ook proportioneel zijn. Vandaag raak je sneller verkozen in Antwerpen dan in Limburg of West-Vlaanderen, dat kan niet langer. Schaf tegelijkertijd ook de Senaat en de Provincieraden af. En dan heb ik het nog niet over die flauwekul die het Brussels parlement is. 89 volwaardige parlementaire mandaten voor een gewest van 1,2 miljoen inwoners, komaan zeg…’

Uw politieke loopbaan loopt parallel met een hele rits staatshervormingen die dit land onderging. Had het met verschillende keuzes anders kunnen lopen?

‘Zonder enige twijfel! Ik heb ze inderdaad alle zes meegemaakt. Er is veel veranderd, maar of dat allemaal ten goed is gebeurd, is nog maar de vraag. Een aantal ziektes uit het Belgisch model werden gewoon door Vlaanderen overgenomen, een direct gevolg van de versnipperde manier waarop bevoegdheden overgedragen zijn. Eigenlijk zie je een terugkerend patroon in die staatshervormingen. In plaats van met homogene bevoegdheden te werken, behoudt men wat dingen federaal, waardoor men conflicten in het systeem bouwt – bewust hoor! En telkens heeft Vlaanderen er stevig wat centen voor moeten ophoesten, ook dat is recurrent. Maar ik wil  niet te negatief klinken. Bij de eerste staatshervorming werden er enkele honderden miljoen euro’s overgeheveld. Vandaag hebben we een Vlaamse begroting die iets boven de 50 miljard euro zit.”

Vlaams geld was in het verleden een vast onderdeel van elke staatshervorming. Zal dat ook de aanleiding zijn voor een zevende editie?

‘Er zal een zevende staatshervorming komen als de Franstaligen het financiële mes op de keel voelen, anders niet. Of dat al zo ver is, weet ik niet, maar feit is dat het financiële plaatje erg somber oogt. Daarnet las ik nog dat de schuld van het Waals Gewest 257% van zijn inkomsten bedraagt. Brussel zit aan 163%, terwijl Vlaanderen aan 58% komt. Niet verwonderlijk dat de Nationale Bank aan de alarmbel trekt. Toch slagen de Franstaligen erin zich te gedragen alsof er niets aan de hand is. Wanneer ik Di Rupo bezig hoor, dan ziet die blijkbaar nog altijd veel licht aan de horizon. Dansen op de rand van de vulkaan is het.’

U zag doorheen uw loopbaan het land fors veranderen. Maar de voorbije twintig jaar ook uw partij.

‘Die begindagen waren ook de laatste dagen van de Volksunie. Er waren toen drie bewegingen: die rond Bert Anciaux, die rond Geert Bourgeois en dan het clubje waar ik toe behoorde en dat zo naïef was te geloven dat de partij nog te redden was (lacht). Geert haalde net niet de meerderheid, wij zaten rond de 30% en Bert kwam aan 20%. Samen met mensen als Johan Sauwens en Kris Van Dyck die ook in die groep ‘niet-splitsen’ zaten, besloten we de stap naar de N-VA te zetten. Per slot van rekening was de N-VA de logische erfgenaam van de Volksunie. Nu moet ik erbij zeggen dat ik niet van dichtbij betrokken was bij die tumultueuze ontwikkelingen. Ik was nog directeur bij De Lijn en burgemeester, een combinatie waar ik mijn handen mee vol had. Wel is het zo dat ik met iedereen uit de VU van weleer door éénzelfde deur kan hoor. Niet iedereen kan dat zeggen, want er hebben zich weinig fraaie taferelen afgespeeld in die jaren.’

‘De N-VA is geëvolueerd tot een heuse microkosmos. In de beginjaren schreven we nog een warm verhaal, vandaag is het veel harder en zakelijker. De partij profileert zich nog altijd als Vlaams-Nationaal, alleen stel ik me de vraag in hoeverre dat nog klopt. Er kwam een stevige instroom van liberalen, wat zijn effect gehad heeft. Verruimingskandidaten, heet dat dan. Ik heb dat ook bij de VU destijds meegemaakt, die parallel is treffend. Nu goed, ik ben niet meer betrokken bij enig partijoverleg. En ook al blijven ze me uitnodigen, ik woon het partijbestuur niet meer bij. Na meer dan 40 jaar politiek volstaat het wel. Ik ben in 1981 begonnen als secretaris bij de VU voor het arrondissement Tongeren-Maaseik, rekent u zelf maar uit. Bovendien ben ik Herman De Croo niet (lacht).’

De N-VA won enkele verkiezingen op een rij, groeide van een mini-partij die voor haar overleven vocht, tot de grootste van Vlaanderen. Hoe de dingen strategisch liggen is minder duidelijk. Alles lijkt muurvast te zitten en confederalisme verder dan ooit. Is dat niet het grootste probleem?

‘Persoonlijk heb ik geen flauw benul van wat de strategie van 2024 wordt. Komt er een grote staatshervorming? Geen idee. Wat ik wel weet is dat er geen indicaties in die richting zijn. Hoe gaat men aan een 2/3 meerderheid geraken? Er wordt ook niet gestemd over de artikelen van de grondwet die men voor herziening vatbaar wil verklaren. Anderzijds, wat vandaag een nee is, kan in de politiek morgen snel een ja worden natuurlijk.”

U hebt altijd reserves gehad bij het Vlaams Belang en daar nooit een geheim van gemaakt. Binnen de Vlaamse Beweging hoort men steeds meer pleiten voor samenwerking.

‘ (zucht). Laat me eerst dit zeggen: die mensen zijn democratisch verkozen, daar kan geen discussie over bestaan. Die vergelijking met de jaren ’30 vind ik regelrechte onzin. Of neem nu de situatie van Filip Brusselmans die in de Raad van Bestuur van de KVS opgenomen moet worden, een direct gevolg van zijn parlementair mandaat. Als ik dan heel die heisa lees in de linkse pers alsof de artistieke vrijheid van de schouwburg in gevaar is, jongens, toch, wat een onzin. In mijn ogen is en blijft het probleem dat er binnen het Belang een aantal figuren rondlopen waardoor de afstand te diep blijft. Maar ik bedank voor al die stemmingmakerij.’

‘Mocht het ooit tot een samenwerking tussen N-VA en Vlaams Belang komen, dan zou dat volgens mij funeste gevolgen hebben voor mijn partij. Ik ben ervan overtuigd dat zo’n beslissing ervoor zal zorgen dat een hele stroming de partij zal verlaten, mezelf inbegrepen. In het verleden ben ik daar ook altijd heel duidelijk over geweest: bij samenwerking stuur ik mijn lidkaart in.’

Maakt u eenzelfde analyse op lokaal vlak?

‘Ik heb hier in Riemst één verkozene van het Belang in de Gemeenteraad, overigens een heel beleefd iemand hoor. Ook erg correct in omgang. Mijn reserves bij het Vlaams Belang zijn zuiver politiek van aard, niet persoonlijk. Als parlementsvoorzitter heb ik me steeds correct opgesteld naar elke verkozene toe, daar waren de Vlaams Belangers geen uitzondering op. Met de meeste van hun fractieleiders heb ik steeds een goede relatie gehad, slechts met een liep het moeilijk – ik noem geen namen (glimlacht). In het bijzonder denk ik dan aan de inmiddels overleden Joris Van Hauthem. We hadden een vruchtbare samenwerking, wat niet wil zeggen dat je het politiek over de dingen eens moet zijn.’

Tot slot: critici vinden dat minister-president Jambon te weinig bevlogen is, terwijl hij in het verleden een erg actieve politieke secretaris van de Vlaamse Volksbeweging (VVB) was…

‘Ik ben alvast nog altijd lid van de VVB (lacht), maar om op uw vraag te antwoorden: ik vind dat hij te weinig uitstraling heeft als Minister-President. Soms heb ik de indruk dat hij zijn functie als een soort last draagt, wat ik erg jammer vind. Wat we vandaag meemaken of net niet, staat haaks op de dynamiek van de jaren ’90 met een Luc Van den Brande. Geert Bourgeois had ook een andere ingesteldheid en gaf een dynamischere invulling aan zijn mandaat. Het Minister-Presidentschap is dan ook een functie die aparte vaardigheden vergt. Ik heb destijds nog aan Bart De Wever gezegd dat Bourgeois beter in functie zou blijven, maar ja…’

Commentaren en reacties