JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

‘Karel De Gucht amputeert de mens’

Michaël Devoldere11/12/2012Leestijd 5 minuten

In Vrijheid. Liberalisme in tijden van cholera zet eurocommissaris Karel De Gucht (Open Vld) een boompje op over de onthechte en natieloze burger. De kritiek van De Gucht op het nationalisme stuit op veel schouderophalen. En op een strijdbaar antwoord van Jaak Peeters.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het is niet de eerste keer dat De Gucht zich openlijk afzet tegen het nationalisme: zijn afkeer werd eerder al duidelijk in Pluche. Over de banalisering van extreemrechts (2007). Bij de voorstelling van Vrijheid spaarde De Gucht ook zijn eigen partij niet, zodat zijn inhoudelijke kritiek op het nationalisme in de pers iets minder aandacht kreeg. Ten onrechte, vindt publicist en gewezen N-VA-partijraadslid Jaak Peeters. ‘Het extremistische discours van de Gucht bevat structurele denkfouten.’

Jaak Peeters: ‘Karel De Gucht heeft eigenlijk zijn eerste roman geschreven. De protagonist van Vrijheid, de volstrekt autonome en rationele Mens, is immers een compleet fictief personage. Die Mens bestaat niet. Het liberalisme van De Gucht blijft in de lucht hangen, met de voeten van de grond. In grote mate berust zijn visie op ficties.’

Verwijten tegenstanders zoals De Gucht juist het nationalisme niet zijn irrationaliteit?

‘Ja, en ze hebben gelijk: mensen leven in vaak irrationele verhalen. Maar het grote verschil is dat het nationalisme erkent dat dit “des mensen” is. Het liberalisme van De Gucht negeert daarentegen belangrijke aspecten van ons bestaan. In Vrijheid wordt gedweept met de idee dat we helemaal autonoom zelf onze weg kunnen zoeken op deze wereld. De mens wordt dus door De Gucht op een volstrekt kunstmatige manier geïsoleerd van zijn context. De heer eurocommissaris amputeert in feite de mens. Dit is de grote en structurele denkfout die De Gucht maakt: hij wil de mens afzonderen van zijn gemeenschap en zijn existentiële dimensie.’

Is het individu dan een fictie?

‘Het individu bestaat als biologisch wezen, als enkeling. Je kan geen glas bier gaan drinken met “de gemeenschap”: dat doe je altijd met een ander individu. Maar dat individu is stevig ingebed in een hele persoonlijke geschiedenis en in een dicht net van relaties. Zelfs al voor onze geboorte worden talrijke belangrijke beslissingen genomen over ons leven. Hoe zullen we heten? Worden we gedoopt? Wie zal peter of meter zijn? Nog voor we mondig zijn, worden nog talloze andere beslissingen genomen die ons inweven in onze gemeenschap. En ook in de rest van ons leven ondergaan we de gebeurtenissen vaak, zonder dat we ze zelf hebben gekozen of er controle over hebben. Onvermijdelijk worden we bepaald door waar we vandaan komen. Dat geldt trouwens ook voor De Gucht zelf, die de sporen van Vlaanderen en Berlare met zich meedraagt. De mens is voluit een gemeenschapswezen. We kunnen niets anders zijn dan dat.’

Maar is de visie van De Gucht dan niet aantrekkelijker?

‘Voor veel mensen is het inderdaad een aangename gedachte om zogezegd volledig zelfstandig te zijn. Zelf de bouwmeester van je eigen leven zijn, helemaal vrij om je te ontplooien zoals je dat zelf zou willen. Maar het is een illusie. Geen enkel mens is een onbeschreven blad: iedereen is diepgaand gevormd door omstandigheden en door een omgeving. Ik zou een totaal ander mens geweest zijn als ik in een ander dorp was opgegroeid of andere ouders, buren of schoolkameraden had gehad. Wij kiezen onze identiteit niet: wij krijgen die. Het mensbeeld van De Gucht is onwerkelijk, maar het is ook onwenselijk. Als zijn concept consequent zou worden toegepast, kan het immers alleen maar leiden tot onderdrukking, want de mens verzet zich tegen die genoemde amputatie. Als alle enkelingen helemaal los van elkaar bestaan, komt er vooral ruimte vrij voor avonturiers en gewetenlozen: mensen die gewoon willen graaien en hun eigen slag slaan.’

Maakt u nu niet dezelfde fout als de antinationalisten, door het liberalisme zo te diaboliseren?

‘Ik heb het hier enkel over het harde liberalisme van mensen als Karel De Gucht, Guy Verhofstadt of Mathias De Clercq. Iemand als André Monteyne heeft al laten zien dat het ook anders kan. Er bestaat mild liberalisme, maar het extremistische vrijheidsbeeld van de genoemde heren zorgt in de praktijk voor een situatie waar de minder fortuinlijken ontzegd wordt wat de succesrijken wel kunnen verwerven. De “Vrijheid” van De Gucht zal in realiteit worden opgehoopt bij een klein aantal figuren. De welvaart zal in zo een wereld niet iedereen ten goede komen, want alle mensen zijn losgekoppeld van elkaar.’

Biedt het nationalisme dan een alternatief?

‘Nationalisme is in essentie gemeenschapsdenken. De ongebreidelde vrijheid van het individu wordt door de inbedding in de gemeenschap ingeperkt. Het recht van de sterkste wordt vervangen door een georganiseerde staat. Een goed functionerende democratie kan enkel bestaan in zo een georganiseerde staat, die logischerwijs correspondeert met de natie. De staat zal de vrijheid inperken, maar enkel zo kan een maximaal aantal mensen een maximale vrijheid genieten. Nationalisme heeft diepgaand aandacht voor de talrijke verbanden tussen mensen. Bovendien benadrukt het nationalisme grenzen – en grenzen beperken het jachtterrein van de kapitalist.’

Op dat punt heeft De Gucht dus gelijk: nationalisme en liberalisme botsen frontaal.

‘Het Vlaams-nationalisme botst in ieder geval met het liberalisme van De Gucht. Die spanning met het Belgische liberalisme is er altijd geweest. Hebben Belgische liberalen de historische inperking van de vrijheid van het Vlaamse volksdeel ooit bestreden? Terwijl ze best wisten dat de Vlamingen binnen België structureel werden benadeeld. Ondanks alle sneren naar het Vlaams-nationalisme omarmt de partij van De Gucht ook vandaag openlijk België en Europa. Het Belgisch liberalisme is historisch hypocriet en ideologisch onoprecht.’

De Gucht is evenmin vriendelijk voor het nationalisme. Hij noemt het “gevaarlijk”.

‘Maar waar heeft hij het dan eigenlijk over? In heel zijn boek, toch 276 bladzijden, geeft De Gucht nergens een duidelijke definitie van het nationalisme dat hij zo verfoeit. Ook het concept “natie” wordt niet gedefinieerd. Over nationalisme bestaat nochtans zoveel goede literatuur en een levendig internationaal debat, maar daarvan vindt de lezer in Vrijheid niets terug. In de literatuurlijst van het boek kan je enkel Hobsbawm terugvinden, maar nog niet eens met zijn belangrijkste werk over nationalisme. Dit is slordig denken. Men verwijt nationalisten vaak dat ze irrationeel en oppervlakkig redeneren. De Gucht bewijst dat ze daar zeker geen monopolie op hebben.’

De eurocommissaris is geen onverstandig man. Vanwaar die blinde vlek wanneer het over nationalisme gaat?

‘Ik kan niet in het hart van Karel De Gucht kijken, maar de ontworteling van het individu uit de gemeenschap is natuurlijk essentieel voor het ultraliberalisme dat hij voorstaat. Alle mogelijke begrenzingen voor de inhaligheid van enkele fortuinlijke enkelingen moeten worden geëlimineerd. De natie is een van die begrenzingen. Uiteindelijk gaat het niet om vrijheid, maar om hebzucht.’

Tot slot: is de Vlaamse Beweging niet veel te passief tegenover alle inhoudelijke aanvallen op het nationalisme?

‘Ik vrees van wel. Binnen de Vlaamse beweging ligt de nadruk nog te veel op het politieke activisme. Militeren en actievoeren is belangrijk, maar we moeten daarnaast ook meer investeren in intellectueel denkwerk over het nationalisme, over de natie, over samenleven. Alleen met een stevige intellectuele onderbouwing staan we sterk in het maatschappelijk debat. Dan kunnen verderfelijke denkbeelden zoals die van Karel De Gucht een gepast antwoord krijgen.’

 


De elite is wereldvreemd

De kritiek van Jaak Peeters op het discours van De Gucht vindt een interessante echo in het recente werk van de invloedrijke Amerikaanse journalist Robert Kaplan. In zijn The Revenge of Geography: What the Map Tells Us About Coming Conflicts and the Battle Against Fate (2012) hekelt Kaplan de wereldvreemdheid van de elite. ‘De elite negeert geografie’, zegt Kaplan, ‘omdat de elite verliefd is op en bezeten door mensenrechten, globalisering, financiële markten, communicatietechnologie, politieke wetenschap, vrouwenrechten … Allemaal zaken die zogezegd de wereld één maken, maar dat is niet zo. Die zaken verbinden enkel de elites van de wereld’. Kaplan ontkent de globalisering niet, maar ziet een duidelijke tegenreactie die het lokale meer gaat benadrukken. ‘De elite ziet alleen wat ze zelf kent, mensen zoals zijzelf die ze tegenkomen in elk land dat ze bezoeken. In werkelijkheid wint niet kosmopolitisme wereldwijd aan kracht, maar nationalisme. Machthebbers hanteren het vogelperspectief. En ze zijn hardleers.’ De realiteit laat zich kortom niet ontkennen door de abstracte constructies van een voluntaristische elite. Ergens op een kantoor in Brussel mag ook Karel De Gucht zich aangesproken voelen. (MD)

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties