Kunst in Cuba, het land van de Castro’s
Culturele vrijheid in Cuba
Een luchtige rubriek in Knack verraadt een stuitend gebrek aan solidariteit onder kunstenaars, over de dictatuur in Cuba bijvoorbeeld.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEen licht verteerbare vragenrubriek op het einde van Knack:
Wat is uw mooiste vakantieherinnering?
‘Als twintiger ben ik als vrijwilliger naar Cuba gegaan. Toen ik daar aankwam, wilde ik de grond kussen. Ik voelde mij Cubaan en zij zagen mij ook als Cubaan. Kunstenaars genieten er ook veel meer aanzien dan hier. Ik heb wel een drie uur durende speech van Fidel Castro moeten aanhoren.’
Zulke antwoorden zijn moeilijk te verteren. Aan het woord is de Vlaamse theatermaker Chokri Ben Chikha. De lezer vraagt zich spontaan af waarom Ben Chikha niet in Cuba gebleven is, als artiesten daar toch zoveel meer aanzien genieten dan in het cultureel benepen Vlaanderen. De meer fundamentele vraag is echter wat het betekent om kunstenaar te zijn in Cuba.
Danilo, Gorki en Normando
Danilo Maldonado Machado, ook wel bekend als El Sexto, is een Cubaanse graffitikunstenaar. Hij werd talloze malen opgepakt omwille van zijn harde kritiek op het Castro-regime. In gevangenschap werd hij vernederd, uitgehongerd en geslagen. Moegetergd emigreerde hij begin dit jaar naar de Verenigde Staten.
Gorki Águila is de frontman van de Havaanse punkband Porno para Ricardo. Ook Águila is al verschillende malen gearresteerd op basis van vage aanklachten. Publieke optredens van zijn band zijn al jaren verboden in Cuba en het regime belet ook buitenlandse optredens, nadat een drummer gebruik maakte van een concert in Praag om politiek asiel te vragen in Tsjechië.
Normando Hernández González is een schrijver en journalist, met een kritische kijk op de overheidseconomie in Cuba. Hij werd in 2003 opgepakt, tijdens een opstoot van repressie bekend als “Zwarte Lente”. Tijdens zijn zeven jaar lang durende celstraf werd hij geïsoleerd en gefolterd. Uiteindelijk kreeg hij na bemiddeling van de Katholieke Kerk toelating om in Spanje in ballingschap te gaan.
Grenzen aan de kunst
Op de keper beschouwd is Chokri Ben Chika er dus goed vanaf gekomen: hij moest alleen enkele uren luisteren naar het gezeur van een oude tiran. Talloze artiesten, journalisten en andere dissidenten kregen het in het Cuba van de Castro’s heel wat zwaarder te verduren. Aanzien voor kunstenaars? Zolang ze maar mooi mee marcheren. Onder de Castro’s moet je niet alleen de Cubaanse grond, maar ook het gat van de Cubaanse leiders kussen.
Het communistische regime is heel transparant over de grenzen van de artistieke vrijheid. Artikel 39 van de Cubaanse Grondwet zegt letterlijk: ‘Artistieke creativiteit is vrij, zolang de inhoud niet in tegenspraak is met de revolutie’. De dictatuur heeft zich altijd gestoord aan artiesten die niet in de pas liepen. ‘De fout van veel intellectuelen komt voort uit hun erfzonde, dat zij geen authentieke revolutionairen zijn’, schreef Che Guevara al in één van zijn boeken.
Een artiest in Cuba wordt bijvoorbeeld vaak ‘gevaarlijkheid’ aangewreven. Dat vage begrip wordt in de Cubaanse strafwet omschreven als ‘de bijzondere neiging van een persoon om misdaden te begaan, gedemonstreerd door gedrag dat gezien wordt als zijnde in tegenspraak met de normen van de socialistische moraal’. In de praktijk wordt het alleen gebruikt om critici de mond te snoeren. Misschien was Chokri Ben Chikha niet in strijd met de socialistische moraal: vele van zijn vakbroeders wel.
Nee aan negationisme
Meer dan een halve eeuw communistische dictatuur heeft het culturele leven in Cuba uitgehold. Ooit had Havana meer bioscopen dan Parijs of New York, maar van de 135 cinema’s van voor de Revolutie blijven er vandaag nog maar een twintigtal over – ook al is de bevolking van de stad in dezelfde periode verdubbeld. Films worden gecensureerd, radiozenders worden uit de ether verdrongen, boeken worden verboden.
Misschien hebben we in Vlaanderen niet genoeg waardering voor onze theatermakers. Misschien kunnen we meer oog hebben voor de manieren waarop kunstenaars onze samenleving artistiek verrijken. Misschien kunnen we wat minder zeuren over hun subsidies. Maar niemand moet suggereren dat het in Vlaanderen erger is dan in Cuba, waar kunstenaars elke dag gesaboteerd, geïntimideerd, gevangengezet en gefolterd worden.
Er is de laatste tijd veel te doen over straatnamen en standbeelden, die te vriendelijk zouden zijn voor verdrukkers uit het verleden. Maar er zijn ook vandaag nog dictators, die al hun dissidenten in de pas dwingen. Het is misschien tijd om te stoppen met zo vriendelijk te zijn voor deze tirannen. Ook al is revolutionair nog zo hip, ook al is het regime nog zo sympathiek, ook al zijn de nachten in Havana nog zo zwoel: zelfs in licht verteerbare vraagrubrieken moet men wegblijven van negationisme.
Dominique Laridon (1978) zat eerst gewoon op Twitter, maar 140 tekens bleken toch iets te beperkt. Je hebt dan ook wat meer woorden nodig als je kanttekeningen wil plaatsen bij het publieke debat, licht wil laten schijnen op de manoeuvres binnen de binnenlandse politiek of uitgebreid wil treuren om de ondergang van het Avondland. Dominique heeft ergens in een lade een diploma politieke wetenschappen liggen, maar dat hoeft u niet ter sprake te brengen - het ligt gevoelig.
Voor deze rubriek weer een tijd onder water duikt: enkele vragen die zelfs in de laatste rechte lijn naar de verkiezingen hardnekkig worden ‘vergeten’.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.