post
Lege blokken
Schenk
Deel
Guido Lauwaert over Karel Anthierens, Ben Crabbé en Willem Elsschot.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe week begon niet al te best. In de voormiddag een kritische beschouwing geschreven over de tentoonstelling Op zoek naar Utopia in het Museum M. Dat doolhof is gelegen in Leuven, een C&A-stad zoals Nederland er ook een heeft, Utrecht om precies te zijn. ’s Middags verder gelezen in Sneeuw van Orhan Pamuk, een saaie roman, maar Luk Perceval regisseert een toneelbewerking en die productie start zaterdag a.s. Een criticus moet beslagen ten ijs komen, nietwaar, of hij zakt er door.
De avond was nog maar opgedaagd of Karel Anthierens belde – de man die mij leerde schrijven. Er moest hem iets van het hart en zonder te vragen of ik dat dan op mijn hart wilde, begon hij aan een jeremiade over Blokken, het televisieprogramma van Ben Crabbé.
De avond was nog maar opgedaagd of Karel Anthierens belde – de man die mij leerde schrijven. Er moest hem iets van het hart en zonder te vragen of ik dat dan op mijn hart wilde, begon hij aan een jeremiade over Blokken, het televisieprogramma van Ben Crabbé.
Geef toe, een maandag heeft een al niet te goede naam, hij kan dan toch zijn best doen om naast het negatieve met iets leuks voor de dag te komen, dat moet toch niet zo moeilijk zijn. Karel mag mij dag en nacht bellen, daar gaat het dus niet om. Waar het om gaat is dat hij zich heeft geërgerd aan de beperkte geestelijke ontwikkeling van Ben Crabbé. Precies dat is de bekende druppel.
Ikzelf weet al geruime tijd dat een extra laag verstand bij Ben Crabbé zelfs na drie dozijn martelingen niet te achterhalen is. Niet dat hij duizend martelingen aan kan zonder een krimp te geven, maar als er niets te bekennen valt, wat valt er dan te bekennen? Een leugen om aan een verdere marteling te ontsnappen helpt niet. Heeft een beul ook maar het minste vermoeden van een leugen om bestwil, begint hij meteen aan een marteling haute couture, al zingend Eenzaam zonder jou, van Will Tura. – Goed, lang genoeg vertoefd in de martelkamer.
‘Guido, waarde vriend, stoor ik niet?’
Ik lag juist vreemd te gaan en hij stoorde dus, maar beken je dat aan de leermeester die je een liberale beschaving heeft bijgebracht?
‘Spreek maître.’
‘Zonet heb ik gekeken naar Blokken. Het is mij niet om Ben Crabbé te doen. Hij heeft me lang geleden gevraagd hem te wijzen op taalfouten, maar op die vraag ben ik niet ingegaan, want ik wist toen al dat het niet eindigt. Het gaat mij om de weetjes. Ze zijn goed om je geheugen alert te houden. De flauwe moppen van Crabbé moet je er bijnemen en het ergste is als hij begint te zingen. Maar goed. Vanavond was er een nieuwe kandidaat. Hij woont in de Scheldestad en dat was er duidelijk aan te horen. Guido, een vérrr-schrik-ke-lijk Nederlands. Zelfs zijn Antwerps dialect was van een schabouwelijke kwaliteit. Het allerergste was echter, en ik zakte haast door mijn luie stoel, toen Ben Crabbé als naar gewoonte de naam noemde van de kandidaat en met een gespeelde verbaasde blik zei dat het een naam was die hij nog nooit had gehoord: Korthals. Hij vroeg de man of hij enig idee had waar de naam vandaag kwam en wat hij betekende. De kerel moest bekennen dat hij het niet wist. Waarop Ben Crabbé zich naar de jury richtte. Helaas, ook de eeuwig onzichtbare man bleef het antwoord schuldig. Met aarzelende, haast fluisterende stem, zei hij: “Komt van… korte hals”.
‘Spreek maître.’
‘Zonet heb ik gekeken naar Blokken. Het is mij niet om Ben Crabbé te doen. Hij heeft me lang geleden gevraagd hem te wijzen op taalfouten, maar op die vraag ben ik niet ingegaan, want ik wist toen al dat het niet eindigt. Het gaat mij om de weetjes. Ze zijn goed om je geheugen alert te houden. De flauwe moppen van Crabbé moet je er bijnemen en het ergste is als hij begint te zingen. Maar goed. Vanavond was er een nieuwe kandidaat. Hij woont in de Scheldestad en dat was er duidelijk aan te horen. Guido, een vérrr-schrik-ke-lijk Nederlands. Zelfs zijn Antwerps dialect was van een schabouwelijke kwaliteit. Het allerergste was echter, en ik zakte haast door mijn luie stoel, toen Ben Crabbé als naar gewoonte de naam noemde van de kandidaat en met een gespeelde verbaasde blik zei dat het een naam was die hij nog nooit had gehoord: Korthals. Hij vroeg de man of hij enig idee had waar de naam vandaag kwam en wat hij betekende. De kerel moest bekennen dat hij het niet wist. Waarop Ben Crabbé zich naar de jury richtte. Helaas, ook de eeuwig onzichtbare man bleef het antwoord schuldig. Met aarzelende, haast fluisterende stem, zei hij: “Komt van… korte hals”.
Annie, om mij weer tot rust te brengen, snelde toe met een Pimm’s, hoewel ik al jaren geen druppel alcohol meer drink. Wat een schande dacht ik. Is er dan niemand daar die weet dat de begrafenisondernemer uit de roman Lijmen van Willem Elsschot Korthals heet! De man van de Korthals XIV en de Korthals XV, nietwaar?’
‘Chassis Renault!’ riep ik uit en Karel sloeg in een deuk.
En om de laatste kreuk in zijn humeur weer glad te strijken citeerde ik verder: ‘”De veertien is gebouwd voor ’t vervoer van lijken van stad naar stad, en de vijftien voor het overbrengen van zieken. Zij werden gewogen, mijnheer, en moesten op een vrachtbrief, tot eindelijk onze veertien aan die gruwel een einde heeft gemaakt.”’
‘Juist!’ riep Karel uit. ‘De bedrieger die opgelicht wordt door opperschurk Karel Boorman! De man heeft maar één wagen die hij met wat schminkwerk klaarmaakt voor de klant, een lijk of een halflijk, zoals Elsschot het uitdrukt. De roman is verfilmd door Robbe de Hert, en nog niet eens zo slecht ook. Met Koen de Bouw, Mike Verdrengh, Sylvia Kristel en Willeke van Ammelrooy. Zelfs Tom Lenaerts neemt een rol op zich. Allemaal vrienden van Ben Crabbé. Loopt die man zijn hoofd leeg?’
En om de laatste kreuk in zijn humeur weer glad te strijken citeerde ik verder: ‘”De veertien is gebouwd voor ’t vervoer van lijken van stad naar stad, en de vijftien voor het overbrengen van zieken. Zij werden gewogen, mijnheer, en moesten op een vrachtbrief, tot eindelijk onze veertien aan die gruwel een einde heeft gemaakt.”’
‘Juist!’ riep Karel uit. ‘De bedrieger die opgelicht wordt door opperschurk Karel Boorman! De man heeft maar één wagen die hij met wat schminkwerk klaarmaakt voor de klant, een lijk of een halflijk, zoals Elsschot het uitdrukt. De roman is verfilmd door Robbe de Hert, en nog niet eens zo slecht ook. Met Koen de Bouw, Mike Verdrengh, Sylvia Kristel en Willeke van Ammelrooy. Zelfs Tom Lenaerts neemt een rol op zich. Allemaal vrienden van Ben Crabbé. Loopt die man zijn hoofd leeg?’
Voor de duidelijkheid. De, mijns inziens, meest duivelse roman van Elsschot gaat over het werven van klanten voor het Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen. Het tijdschrift verschijnt slechts nadat Boorman voldoende winkeliers, zuster oversten, bedrijfsleiders, bankiers zover heeft gekregen dat zij instemmen met een uitvoerige beschrijving van hun zaak en een aantal extra exemplaren waarin het artikel is opgenomen afnemen om naar hun relaties te sturen, of om kandidaat klanten te wijzen op het feit dat hun ‘activiteiten’ uitvoerig in een gerenommeerd blad zijn verschenen. In werkelijkheid bestaat de oplage enkel uit… en nu schakel ik weer over naar de roman en Karel Boorman: “Eens zijn er tweehonderdvijftigduizend exemplaren geweest, indien Lipton ze allemaal verzonden heeft, wat ik betwijfel. Maar het kan, want die Engelsen zijn tot alles in staat. Er waren precies geteld tweehonderdvijftigduizend vijfentwintig exemplaren, waarvan vijfentwintig voor mijn eigen gebruik.”
Dat ‘eigen gebruik’ is om tevoorschijn te halen als advocaten opdagen in een poging om ‘de bestelling’ ongedaan te maken. Wat niet lukt, want, nogmaals Boorman [zich richtend tot zo’n advocaat]: “Ik ben koopman in bedrukt papier, waarvan mij een zekere hoeveelheid in brochurevorm door uw cliënte besteld is en die zij betalen moeten. Zij zal be-ta-len, mijnheer, tot de laatste cent. … En jaag die mensen nu niet op kosten, met processen en zo, want hun bestelling is op zichzelf al erg genoeg.”
We keuvelden nog wat verder, als ouderen die zich nooit bevrijd hebben van hun jongenshumor, klaagden tegen elkaar op over de dalende historische en literaire kennis van de jeugd, en namen afscheid.
‘Karel,’ besloot ik. ‘Ik zal trachten over ons gesprek naar aanleiding van dat dramatisch voorval, een stuk te schrijven. Voor jou, voor Elsschot, voor mezelf – uiteraard, en kom, ook voor Ben Crabbé, want al valt er heel wat te lijmen aan de lege blokken van zijn geheugen, hij is wel an honourable man.
‘Karel,’ besloot ik. ‘Ik zal trachten over ons gesprek naar aanleiding van dat dramatisch voorval, een stuk te schrijven. Voor jou, voor Elsschot, voor mezelf – uiteraard, en kom, ook voor Ben Crabbé, want al valt er heel wat te lijmen aan de lege blokken van zijn geheugen, hij is wel an honourable man.
Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.
Meer van Guido Lauwaert
Milo Rau vertrekt bij het NT Gent. Hij zag zijn benoeming enkel zag als een tussenstap op de weg naar zonniger bestemmingen.
Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.