JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Limburgse toekomst in eigen handen

ColumnRoosmarijn Beckers13/10/2020Leestijd 3 minuten
Roosmarijn Beckers (VB)

Roosmarijn Beckers (VB)

foto © Sander Carollo / Doorbraak

Is de situatie in Limburg zo precair dat ze moet worden vergeleken met de situatie in een ontwikkelingsland?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

We zijn oktober: de vakantie is nu ook ten einde voor onze studenten. Verwarring troef echter: sommige universiteiten en hogescholen starten op in code geel en anderen in code oranje. Bovendien gaven verschillende rectoren de studenten het advies vooral niet naar de richtlijnen van de federale regering te luisteren. Studenten (maar ook niet-studenten) weten ondertussen niet meer van welk hout pijlen maken en naar wie ze nu eigenlijk moeten luisteren.

Brain drain

Wat wel zeker is: de corona-crisis heeft een geweldige impact op het sociale leven van onze studenten. Het studentenleven staat in mijn herinnering gelijk aan onbezorgd zijn en de wereld ontdekken. Zestien jaar geleden trok ik als ‘por’ de provinciegrens over naar Leuven. Vanuit Sint-Truiden, een stad dichtbij de provinciegrens, was dit een logische stap. Na mijn studie kwam ik terug naar Limburg, maar veel van mijn stadsgenoten bleven rond Leuven hangen. De zogenaamde ‘brain drain’ waarbij hooggeschoolde jongeren hun geboorteprovincie verlaten is desastreus voor Limburg. De provincie kreeg de voorbije decennia rake klappen met onder meer het sluiten van de mijnen en het failliet van Ford Genk. Door de braindrain gaan onze knappe koppen buiten de provincie werken en krijgen zij op hun beurt kinderen die wellicht niet in eigen provincie blijven.

Professor Sylvia Wenmackers, Maaslander en docent aan de KULeuven vergeleek de onderwijssituatie in Limburg vorig jaar met die van ontwikkelingslanden.[1] Dit lijkt op het eerste gezicht ver gezocht. Is de situatie in Limburg zo precair dat ze moet worden vergeleken met de situatie in een ontwikkelingsland? Op vlak van onderwijskansen blijft de situatie in Limburg, ondanks allerlei alarmerende rapporten en een heuse Staten Generaal voor het Onderwijs (2016), achteruit gaan. Alle parameters staan nog steeds op rood. Maar liefst 11,5 procent van de Limburgse jongeren verlaat het secundair onderwijs zonder diploma. Er zitten meer Limburgse jongeren in het BSO dan het Vlaams gemiddelde.

‘Rationalisering’ van het hoger onderwijs

Hieruit volgt een kleinere doorstroom naar het hoger onderwijs. En wie dan toch doorstroomt zal, zoals hierboven geschetst, vaak buiten de provincie wonen en werken. Bovendien is Limburg slecht ontsloten door het openbaar vervoer. Ten oosten van Genk rijden geen treinen meer. We verwachten van onze Limburgse studenten dat ze bij gebrek aan een voldoende grote universiteit in eigen provincie dan maar elders gaan studeren. Minister voor onderwijs Weyts noemt dit de ‘rationalisering’ van het hoger onderwijs, maar er is in Limburg amper performant openbaar vervoer.

Bovendien wordt er ook in dit openbaar vervoer verder ‘gerationaliseerd’.  Vandaag kan je nog op 2400 plaatsen op de bus stappen, maar vanaf december 2021 verdwijnen 560 haltes in de provincie. Onze jongeren worden verplicht om buiten de provincie te gaan studeren, maar ze kunnen zich amper verplaatsen met het openbaar vervoer. Vandaar dat Wenmackers’ vergelijking met de ontwikkelingslanden treffend is. Ze stelt dat ontwikkelingssamenwerking er de laatste jaren van uit gaat dat ontwikkelingslanden best de eigen opbouw leiden. Er moet geen hulp van bovenaf komen, maar de lokale bevolking moet de middelen krijgen om zelf tot ontwikkeling te komen. Dit impliceert dan ook dat Limburg vooral van binnenuit moet worden versterkt en dat kan alleen als we een sterke universiteit hebben die als stuwende kracht werkt achter de Limburgse ontwikkeling.

Van een kale kermis thuis

Maar daar knelt het schoentje. Voormalig rector van de UHasselt Luc De Schepper legde voor de Vlaamse verkiezingen in 2019 een ambitieus groeiplan op tafel. In volle verkiezingscampagne schaarde een reeks toppolitici zich achter het groeiplan, maar na de verkiezingen bleek het plan volgens diezelfde politici onrealistisch te zijn. De uitbreiding van de universiteit kwam op de onderhandelingstafel van de Vlaamse regering terecht en ondanks de aanwezigheid van maar liefst drie Limburgse ministers kwam de UHasselt van een kale kermis thuis. In het groeiplan werden twaalf nieuwe richtingen gevraagd terwijl de universiteit er slechts vier kreeg. De toegekende richtingen zijn bovendien de minst gefinancierde opleidingen waardoor de UHasselt een verlieslatend pakket ‘cadeau’ kreeg.

Grote universiteiten in de nabijheid zien de expansie van de UHasselt als een bedreiging en houden deze daarom angstvallig tegen. Dit dossier overstijgt echter het belang van elkaar beconcurrerende universiteiten en gaat over de toekomst en de welvaart van een hele provincie. Het wordt tijd dat Limburg de mogelijkheid krijgt om zijn toekomst in eigen handen te nemen. Een sterk onderwijs is hiervoor de sleutel. De kwaliteit van het onderwijs moet omhoog, van de kleuterklas tot het hoger onderwijs. De vroegtijdige schooluitval moet worden bekampt en een sterke universiteit moet het sluitstuk zijn van een krachtig Limburgs onderwijsbeleid. Alleen zo komen we uit de neerwaartse spiraal waarin Limburg al decennia in verzeild is geraakt. Een sterk Limburg komt een sterk Vlaanderen enkel ten goede!

[1] ‘In ontwikkelingslanden kan het, in Limburg niet, De Standaard, 17 september 2019.

Roosmarijn Beckers studeerde geschiedenis aan de KU Leuven en volgde er ook een lerarenopleiding geschiedenis, kunst en muziek. Ze is lid van het Vlaams Parlement voor Vlaams Belang en moeder van drie kinderen.

Commentaren en reacties