Macbeth in Afrika
De avonturen van onze reporter in Niger (4)
Uw reporter met de chef techniek van Macbeth.
foto © Guido Lauwaert
Waarin de repetities van Macbeth evolueren en onze reporter verdere ervaringen heeft met de plaatselijke toestand in Niamey, Niger.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe dagen van Oud naar Nieuw wordt er gerepeteerd. Ik arriveer op tijd… maar als laatste. De acteurs zijn lang voor aanvang opgedaagd. Aangevuld met les amis des amis. Het deed duidelijk de ronde dat er iets staat te gebeuren dat buiten hun lijntjes kleurt en de eerstkomende honderd jaar niet zal herhaald worden. Het kost een flinke portie energie om samen met Moussa, de schooldirecteur, de nieuwsgierigen te overtuigen dat de verrassing minder groot zal zijn als ze getuige zijn van la création. Uiteindelijk lukt het ze buiten de zaal te houden, al staan ze met tientallen aan de ramen te loeren wat er in de refter gaande is.
Geen confrontatie
Ik ben niet van plan les te geven. Ze te confronteren met de Griekse Oudheid, de Dionysusfeesten en het aandeel van het toneel daarin heeft geen zin. Evenmin met de evolutie van het theater door de eeuwen heen. Wat hebben zij aan geschiedenis? De naam van William Shakespeare zegt ze niets, het verhaal van Macbeth is bijkomstig.
Op het podium staan en blinken, dat willen ze. Dus geef ik hen de vrije hand… zeg niet waar ze moeten staan of hoe ze de clausen moeten zegen. Af en toe een voorstel ter versterking, eerder stimulerend dan corrigerend.
Hun drift past op de tekst als boter op brood. De smaak is raak. De souffleuse speelt de Lady. Als gelijke met een lerares om te gaan, daar moesten ze aan wennen. De lerares had er minder moeite mee.
Nieuwe inzichten
De vermenging van Afrikaanse en Europese cultuur levert nieuwe inzichten op. Een andere kijk op het gegeven. Voor hen is Macbeth een held, de Lady une femme fatale. Wat is er fout aan ambitieus te zijn? Tout le monde veut être chef, le roi.
In wezen is het niet anders in onze cultuur. Macht is geweld, geen wijsheid. Er zijn maar weinig politici doorheen de volle buit van de westerse geschiedenis die het zonder een keur aan adviseurs tot staatsman brachten. Slechts zij weten macht en geweld met elkaar te laten trouwen, een harmonieus bestaan te leiden.
Een opera
Rond tien uur is de repetitie afgelopen. Pauze. Gevolgd door een nieuwe repetitie. Geen evaluatiegesprekken. Het maakt de voorstelling er niet beter op. Hoe vaker ze er zelf tegenaan gaan, hoe geloofwaardiger hun eigen inleving. Ze beginnen te zingen als het past. Een man zet zijn keel open, alle stemverbuigingen komen aan bod, en de rest volgt hem. Repetitieve muziek is het. Het verbaast zelfs mij dat het gezang niet vloekt met het drama.
Stilaan wordt de voorstelling een opera. Konden we dit maar filmen! In Europa vertonen! Staat in schril contrast met wat te veel Europese invloed heeft. De Afrikaanse films lokken in Afrika een heel dunne bovenlaag. In Niamey zijn geen cinema’s, er is geen nood aan. Le Centre Culturel de France heeft nauwelijks succes. De mensen, in geval ze een televisie hebben, kijken naar de plaatselijke zender maar de meesten consumeren dolgraag filmpjes van Youtube en Social Media op hun Chinese smartphones met hun oordopjes in… ze wanen zich in een betere wereld, weg van de miserie.
Wat volk lokt in het Centre Culturel is een optreden van een eigen rapper, stand-up comedian. Op oudejaarsavond zijn we gaan kijken naar Parce que, ils ne sont que des pauvres, een programma – deels in het Frans deels in de plaatselijke taal – van Jhonel, de bekendste slamdichter van Niger. Het publiek leefde mee en de man trok zich op aan de reacties van het publiek. Volop wisselwerking. Elektrische vonken spatten in het rond… Een wervelende show werd het… een helse pan. Als dat ‘mijn’ Macbeth overkomt gaan we wat beleven. Ik houd mijn hart vast… ben echter niet ongerust, verrassing en verbazing… het is het stof van de hersens halen.
Pracht en praal
De acteurs kleden zich op z’n Europees. Werkt averechts. Tot dat inzicht kom ik op 2 januari. Ik zei in mijn beste Frans dat ze zich voor de kroning van Macbeth moesten uitrusten als gaan ze naar een trouwfeest. De volgende repetitie was het van dat. Veel pracht en praal. Ze droegen Macbeth en de Lady binnen in draagstoelen. Ik applaudisseerde. Ze glunderden. Macbeth had een dijk van een kroon op, een vierkante, drie verdiepingen hoog. De Lady een diadeem met de kleurrijkste pareltjes. Meer kleuren dan de regenboog heeft. Gezet in een zilveren montuur dat zo sterk schitterde dat de ogen er van knipperden aan driehonderd per uur.
Sommigen kregen bij de eerste aanblik hun mond niet meer dicht van verbazing. De zelfmoord van de Lady – kort voor het einde – ze stond op de rand van de naar binnen gebogen betonnen achterwand… langzaam legde ze haar sluiter af (geroezemoes) en sprong… (op een stelling achter de wand). Macbeth werd niet het hoofd afgehakt zoals Shakespeare aangaf. Achter een muur van acteurs met de rug nar het publiek wordt hij met stokken doodgeslagen (met instemmend gejoel).
Bloedrood
Elke repetitie iemand anders in de rol van Macbeth en de Lady. Ze deden niet liever dan in draagstoelen te zitten, waren er tuk op te worden gestenigd of in de diepte te springen. Als decor verlangde ik maar één meubelstuk: een driehoekige, bloedrood geschilderde tafel. Een hoek voor elke heks. De volgende ochtend stond hij op het speelvlak. Vakwerk.
Op donderdag 3 januari was de voorstelling kant en klaar. Zei het tegen de acteurs. Ze jammerden – geen repetities meer! Toch wel, zei ik, maar je mag een voorstelling niet stuk repeteren. Het enige wat er nog hoeft te gebeuren is de improvisatie vergeten. We houden het zoals het nu is. Dan blijft de pees gespannen en heeft de boog een mooie ronding. De repetities die er volgen tot de première zijn er om ons te amuseren. Hoe vaker je ’t speelt, hoe beter het wordt. Vanaf morgen moeten jullie er voor zorgen dat de kansen op een schuiver, een hapering een lading gif is die in rook opgaat.
Een totale janboel
Na de middagpauze maken we uitstappen als Frits niet naar zijn ijsblokken moet omkijken. Telkens valt het me op dat er wat schort aan het bestaan van de inheemse bevolking. Een gif is het, de Europese cultuur aan de Afrikanen opdringen. Wat is er zo speciaal aan de westerse waarden en normen? Zijn ze beter dan de andere? Laat de eigen harmonie de vrije loop. De beschaving is een onbeschrijfelijke rotzooi, een totale janboel. Wie er anders over denkt is tegen een wolk aangevlogen. Overal liggen plastic zakjes, als een sprinkhanenplaag op de stad neergestreken.
Het plastic is geen Afrikaanse uitvinding, evenmin als de auto’s of de e-machinerie. Een gistingsproces in de hersens. Waarom zou die er zijn als de Europese cultuur de Afrikaanse verdrukt?
Moderne lemen hut
De chauffeur van Frits voert ons tot aan een aanlegplaats. Een tiental boten liggen er, de plaatselijke gondels. Frits spreekt wat af met de baas van de boten, waarschijnlijk de prijs. Nadat ze de handen in elkaar geslagen hebben wijst hij een boot aan. We stappen in. Een tocht over de rivier. Heerlijk om vanop het water de stad te zien. Aan de linkeroever – in de verte, de rivier is een paar honderd meter breed – een leerlooierij. De vellen hangen te drogen in de zon. Een patchwork van kleuren is het, prachtig.
Al even prachtig zijn parken van waterplanten. Je hebt zin om er te gaan wandelen. Na een tocht van een uur leggen we op de rechteroever aan op een plek waar er geen steiger is, maar ik herken de plaats. Het is ‘Le Jardin’. De eigenaar van de grond en twee verwanten wachten ons op. Frits heeft blijkbaar met de man afgesproken. Om de juiste plek te bepalen waar het zomerhuis opgetrokken moet worden. Een moderne lemen hut met sanitaire voorzieningen, een keuken met de basisnoden en een terras.
Na het afstappen van de bouwplek worden er afspraken gemaakt over de aanvang en voltooiing van de bouw. Frits informeert bij de man naar een verkoper van goede tegels, met de kleur van bakstenen. Tevreden nemen we afscheid. De manier van handel drijven doet me denken aan mijn jeugd. Toen ging het er ook heel eenvoudig aan toe – in de jaren vijftig – tot tevredenheid van iedereen. Geen papierbergen zoals in Europa, slierten mails over en weer.
Een soort vulkaan
Op weg naar huis praten we over de toestand in het land, in het bijzonder van de hoofdstad. Eén miljoen mensen waarvan slechts honderdduizend de stad aanvoelt. Voor de anderen zal het een zorg wezen hoe de stad heet en wat ze betekent voor de rest van de wereld. Er is nauwelijks een systeem met overbevolkt onderwijs en slechts vage aanzetten tot infrastructuur. Orde bestaat slechts in de geest. Als die er niet is, is er wanorde. Ze wonen op een hoop samen, ’t is een soort van vulkaan. Het is ieder voor zich.
Bij gebrek aan educatie en werk scharrelen ze rond, het enige waar ze op letten is of hun bij bosjes verwekte kinderen niet al te ver kruipen. ’t Lijken wel ratten op zoek naar voedsel die niet bang zijn van de kakofonie van de stad. Als het donker wordt kruipen ze in hun gammele huisjes van gedumpte golfplaten met muren en daken die hun beste tijd hebben gehad, of opgetrokken van bijeengescharreld afval, achtergelaten materiaal van bouwwerven uit de regeringswijk.
Hier en daar heb je tussen die scheve huisjes – ach, ’t kind moet een naam hebben – een winkel, een restaurant dat relatief gesproken succes heeft. Ze worden uitgebaat door ingeburgerde vreemdelingen: Libanezen, verdwaalde Europeanen of West-Afrikaanse zwervers. Daar komen welgestelde burgers boodschappen doen: eten met de hele familie, zonder dat een van hen een oog werpt op de ellende. Waarom zouden ze? Alles went, ook miserie. De stad is een onbeschrijfelijke rotzooi, een complete uitdragerij. De maatschappij van Niamey barst uit zijn voegen als een ballon tot het uiterst aangeblazen door de overbevolking. Niet meer te lijmen.
Dit is deel vier in een reeks verslagen. Lees hier deel 1 | 2 | 3.
Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.
Milo Rau vertrekt bij het NT Gent. Hij zag zijn benoeming enkel zag als een tussenstap op de weg naar zonniger bestemmingen.
De laatste Amerikapodcast voor de presidentsverkiezingen: over een eekhoorn, vuilnis en slechte grappen.