Manu Ruys: “Op dat gebied ben ik een separatist”
Manu Ruys timmerde met verstand van zaken
Manu Ruys
foto © Reporters
De teksten die wijlen Manu Ruys tussen 1999 en 2008 voor Doorbraak schreef zijn nog enorm actueel en lezenswaardig.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementBij de start van de vernieuwde Doorbraak in 1999 werd Manu Ruys gevraagd om tweemaandelijks een commentaarstukje te schrijven. Hij deed dat tot 2005, afwisselend met professor Matthias Storme en professor Jacques Claes.
Ik hoorde Ruys regelmatig, eerst als medewerker, vanaf september 2001 als hoofdredacteur van het maandblad. Had de Vlaamse Beweging en een maandblad als Doorbraak impact op de politieke ontwikkelingen? Journalistiek werkten Ruys en Doorbraak misschien in de catacomben, maar ze hadden bovengronds hun ‘volgers’. Het gedrukte maandblad bereikte in die tijd (promotienummers inclusief) gemiddeld 7.000 gezinnen. Wie tien, vijftien jaar terugkijkt, en terugleest, kan niet anders dan vaststellen dat de analyses van Ruys vaak degelijk waren en de duiding richtinggevend.
Over de periode dat Ruys als politiek hoofdredacteur voor De Standaard werkte (1975 tot 1989/1995) zullen we het hier nauwelijks hebben. Hij ging met pensioen in 1889, maar schreef nog commentaarstukken tot 1995. Nog vier jaar later kwam hij bij de nieuwe Doorbraak terecht.
Columnist
In het eerste nummer van 1999 gaf Ruys in zijn column ‘Strategische verstandhouding’ al meteen zijn advies mee. Hij geloofde dat de jonge leiders van de Vlaamse Volksbeweging (Peter De Roover, Jan Jambon, Karl Drabbe, Guido Moons, …) de ruggengraat van de Vlaamse ontvoogdingsbeweging zouden blijven, en drukte hen op het hart uit partijpolitiek vaarwater te blijven en vooral te verenigingen. Dat laatste was een wat naïeve acte van hoop.
‘Strategisch overeenkomen en (pas daarna) later beslissen over hoe het volk wordt bestuurd’, was een tweede advies, dat hij in gesprekjes vaak en in veel varianten heeft herhaald.
Van strategisch overeenkomen was al lang geen sprake meer (Schiltz, Dillen, VU-Blok) en veel Vlaamsgezinden kozen natuurlijk wél voor de partijpolitiek. Dat was altijd zo geweest. Eerst via de CVP, later in de Volksunie, Vlaams Blok, en in een tweede golf de N-VA veroverden een sterke positie in het parlement.
Journalist
In 1995 ging Jörgen Oosterwaal van Humo praten met Ruys. Het weekblad publiceerde het interview nog eens opnieuw na de dood van Ruys. In politiek opzicht terug naar de prehistorie?
De linkervleugel van de CVP en de socialisten (Dehaene-Tobback) heersten in de Wetstraat. ‘De rechterzijde is haar chefs kwijt’, merkte Ruys op. Ruys vond Dehaene best oké, ook al was die soms hooghartige dresseur van de CVP ‘een communautair seksloos wezen’. Ruys had het meer voor Luc Van den Brande, ook gematigd links, maar groeiend in zijn rol van Vlaams minister-president. Dat bevestigt ook Guido Moons (VVB), die Ruys wel vaker ontmoette.
Was hij Vlaamsgezind? Uiteraard, maar rationeel. Een aristocraat, die hooguit lid was van de Orde van den Prince. Aan semantische discussies had hij geen enkele behoefte. ‘Vandaag kan België de meest optimale structuur zijn, morgen is dat misschien Vlaanderen… Ik loop niet warm voor symbolen of vlaggen, ik zing de Brabançonne noch de Vlaamse leeuw’, antwoordde hij toen.
Hij was een taal- en cultuurminnaar, maar focuste ook vaak op economie en welvaart: hebben die zes miljoen Vlamingen werk, genieten ze goed onderwijs, etc. De Vlaamse zaak is nog niet ‘af’, zei hij halfweg de jaren 1990. Hij was nog optimist, want ‘alle grote Vlaamse partijen, inclusief de VLD, waren voorstander van meer autonomie. België leeft nog wat in de monarchie en de sport’.
Toch hield Ruys – omfloerst zoals altijd – al in 1995 rekening met een separatistisch scenario. ‘Vlaanderen en Wallonië groeien steeds verder uit elkaar. Er heerst geen vijandschap maar onverschilligheid, en dat is misschien gevaarlijker: we lezen elkaars kranten niet, we kijken niet naar elkaars televisie en we luisteren niet naar elkaars radio… Je kan dit het best vergelijken met een echtpaar waar man en vrouw niet meer naar elkaar omkijken. Dat blijft niet duren.’
1999
De tijd van de commentaarstukken voor Doorbraak was de tijd dat het Vlaams Parlement – met flaminganten in alle partijen (veel ex-VU’ers) – met de fameuze Vlaamse Resoluties mikten op verruimd zelfbestuur (ruime fiscale autonomie, splitsing van ziekteverzekering, kinderbijslag, buitenlandse handel, spoorwegen en ontwikkelingssamenwerking).
De analyse van Ruys was helder. Hij zag drie grote problemen: het belgicisme in Vlaamse kringen, de francofone tegenstand en de desinteresse van de media en de bevolking.
1999 werd dan ook het jaar van de paarsgroene ontgoocheling. De gepeperde communautaire standpunten van Verhofstadt, De Gucht en Dewael verkruimelden nadat ze met veel gekakel over de dioxinekippen de verkiezingen wonnen. De liberalen nestelden zich in de zetels van de Belgische macht. ‘Minister-president Luc Van den Brande had een meerderheid om door te gaan in het Vlaams Parlement, maar mocht van zijn partijtop zelfs niet proberen een Vlaamse regering te vormen’, stelde Ruys.
Consensus
Ruys faxte zijn artikels, en belde regelmatig naar de redactie. Hij bleef pleiten – ook in veel commentaarstukken – voor ‘een beleid van Vlaamse consensus’ (strategie) en het streven naar een ‘eigen staatsmacht’ (doel). Hij was ontgoocheld over de ruzies op de IJzervlakte, of commotie naar aanleiding van een bezoek van Johan Sauwens aan een fout feestje van oud-Oostfronters (2002). Ruys wilde geen geruzie over ‘een oorlog die alleen bejaarden zich nog herinneren’. Hij kantte zich als pragmaticus ook tegen het cordon.
In de paarsgroene jaren (1999-2003) blijft hij aanmoedigend combattief. ‘Niets valt stil’ was de titel boven zijn column over de gemeenteraadsverkiezingen van 2000. ‘Tegenmacht vormen tegen bedwelmend neo-belgicisme’, vroeg hij een jaar later. Hij wist dat hij schreef in een blad van radicale Vlaams-nationalisten (en conservatieven) en zweeg niet over de blijvende geldstroom naar Wallonië, over de verbrusseling van Vlaams-Brabant, de vertroebeling van het leefklimaat door het immigratiebeleid van Verhofstadt, de verengelsing. Maar meer dan eens bleek in telefoongesprekken dat zijn geloof in de kracht van de Vlaamse Beweging groter was dan inzicht in de versplintering ervan. Hij had zijn informanten, maar was zelden op het terrein.
Almaar meer kreeg Ruys het op z’n heupen van een CD&V (‘een overbodige naamsverandering’) die op een ‘antistropdascongres’ in Kortrijk het confederalisme had aanvaard, maar het woord niet durfde uit te spreken. De N-VA was nog prematuur en ‘de opstanding uit het dodenrijk vergt tijd’, aldus Ruys. Zijn boodschap dat een kartel nodig was druppelde hij in zijn columns.
In de aanloop naar de federale verkiezingen van 2003 trokken Dewael en De Gucht wat Vlaamse lijntjes, maar ze maakten geen vuist. De toon van Ruys verscherpte (‘Een balans van bedrog en lafheid’, juni 2002). Hij noemde de afgang van de Vlamingen in de paarsgroene coalitie totaal. Toen Patrick Dewael hem in 2002 vroeg om zijn boekje ‘Vlaams Manifest’ te presenteren, weigerde Ruys omdat Dewael geen enkele strategie ontwikkelde om de francofonen tot onderhandelen te dwingen.
Elite
De strategische analyse van Ruys was helder, zijn ongeloof in de partijen groot. Hij zocht het dus elders: ‘Er is nood aan een nieuwe, politiek gemotiveerde elite die desnoods durft rebelleren tegen alles… ‘ CD&V vond hij ‘nog te veel CVP’ en de N-VA kreeg een oorveeg omdat de partij terugdeinsde voor een ‘Los van België’-campagne. ‘De aarzelingen hypothekeren de nieuwe start’. De oude Vlaamse Beweging vond hij ‘zwak en ontredderd’. Vlaamse eisen blokkeerden nog op federaal niveau.
In 2003 sneuvelde Agalev (Paarsgroen werd Paars), in 2004 kwam een Vlaams kartel tot stand (CD&V-N-VA) en werd Leterme Vlaams minister-president. ‘Aan politiek doen is macht nastreven, macht veroveren, macht uitoefenen’, schreef Ruys nog in januari 2004.
Voort en verder
Drie jaar later pas waren er (federale) verkiezingen. Ruys wist dat die cruciaal waren, want daar lag de macht. Hij schreef in Doorbraak over ‘de Vlaamse leegte’, en vond het Vlaams Parlement wegzinken in ‘machteloosheid en onbenulligheid’. Ook nu bleef hij herhalen dat de druk van buiten het parlement moest komen. ‘Alleen een nieuwe overlegstructuur van vooraanstaande Vlamingen kan misschien het tij keren’. En de Vlaamse Beweging? ‘Studiedagen, vieringen, congressen… eindigen telkens met het volkslied: u weet wel, dat over de klauwen, de tanden en de tronen. Daarna gaat ieder voldaan naar huis om zich voor te bereiden op de volgende ontmoeting met de vrienden.’
In januari 2005 stopte Ruys als vaste columnist, maar sporadisch schreef hij nog voor wel iets voor Doorbraak. CD&V’ers die hem toen lazen hadden het kunnen weten: ‘Valt het kartel uiteen, dan zijn de rechtsradicale conservatieven de sterksten’, waarschuwde hij in 2005 al in De Tijd onder de titel ‘Het gevaar van kortzichtigheid’… Goed gezien, zo blijkt achteraf. Leterme ging volop federaal, en het kartel barstte. Tien jaar later weten verstandige partijgenoten van hem waarom…
Warande
Nog even over 2005. Einde dat jaar publiceren Remi Vermeiren en co hun Warandemanifest. Toch een deel van de ‘vooraanstaande Vlamingen’ die Ruys zo vaak aansprak, had achter de schermen doorgewerkt aan een publicatie over en voor Vlaamse onafhankelijkheid. Ruys was daar niet bij betrokken. In 2006 vroegen we hem om in Doorbraak eens te schrijven over dat Warandemanifest, opgestart door René de Feyter (oud-voorzitter VEV en Uitgeversbedrijf Tijd) en vooruitgestuwd door Remi Vermeiren (voormalig directeur KBC-bank). De denktank was op basis van voornamelijk zakelijke overwegingen voorstander van de ontbinding van België in twee onafhankelijke staten.
Ruys zat vooral met vragen: Was de groep ruim genoeg? En waar zaten de vrouwen? Was de benadering niet te exclusief sociaaleconomisch? En ging het niet om de zoveelste ‘nota’ over de Vlaamse zaak? Zou de politiek wel volgen? En de media? Die deden dat niet, integendeel. Maar misschien was Ruys ietwat te pessimistisch. Als een van de topmannen van de Warandegroep vandaag minister van Binnenlandse Zaken is, en zijn partij (voorlopig) incontournable werd in Vlaanderen, dan was het Warandemanifest wellicht een beetje brandstof voor dat succes, zoals ook de opinie van Ruys dat deels was.
Misleiding
Hoe dan ook, Ruys nam geen vrede met de ‘De keuze van Leterme’ nadat die als Vlaams Minister-President zijn zinnen had gezet op het federale niveau. Hij waarschuwde CD&V’ers dat de ‘geruisloze vervlaamsing’ van de publieke opinie in Vlaanderen niet mocht stilvallen. Bij alle volgende verkiezingen bleek dat hij gelijk had.
Maar binnen CD&V overheersten de christelijke arbeidersbeweging (Cortebeeck, Renders) en de politici die bij het oude federalisme bleven hangen (Martens, Eyskens, Dehaene, Herman Van Rompuy en nu dus ook Leterme). De confederale staatshervorming die door sommigen in alle toonaarden gepredikt werd, verzonk volgens Ruys in vage en misleidende dubbelzinnigheid.
In 2008 (‘Nood aan strategie’) deed hij nog maar eens een oproep om Vlaamsgezinden samen te brengen. Hij had het over een ‘historische taak’ voor Eric Defoort om bruggen te slaan, naar Geert Bourgeois en Bruno Valkeniers, maar ook naar de gelijkgezinden aan christendemocratische, liberale en socialistische kant… ‘Verdeeldheid’ was in die omstandigheden ‘een kapitale politieke dwaasheid’. In maart 2009 volgde nog een laatste Vrije Tribune, nog altijd met dezelfde teneur (‘Breed overleg verdient voorrang’).
Fout ingeschat
En hier stoten we op een van de ontwikkelingen die ook Ruys heeft onderschat: Defoort koos het pad van de N-VA. Zoals zovelen dat na hem zouden doen. De Wever haalde de komende jaren de beste krachten uit die Beweging naar zijn partij (Jambon, De Roover, Diependaele, Francken…). De N-VA-voorzitter zette volop in op de partijpolitiek, niet zonder succes.
Na de federale verkiezingen van 2010, en de doorbraak van de N-VA en tijdens de ellendig lange formatiegesprekken bleef Ruys radicaal uit de hoek komen: ‘Met radicale Franstaligen als Milquet en Onkelinx kan je samenwerken, niet mee in hetzelfde land leven… Op dat gebied ben ik een separatist… Lukt dat met de Walen, soit, oké. Lukt het niet, dan doen wij het zonder hen en dat begint langzaam door te dringen’. (interview Ruys door Pieter Bauwens en Frans Crols, Doorbraak 2011)
De jongste vijf jaar werd het stilletjes rond de ondertussen 90-jarige. Volgens Hugo De Ridder, die andere grote Wetstraatjournalist, maakte hij nog genadeloze analyses van de politieke toestand. Op de vraag van De Ridder om dat nog eens op papier te zetten, was Ruys duidelijk: ‘De walg verlamt mijn pen’.
Na zijn overlijden was er in de media niet zoveel aandacht voor hem, behalve dan in De Standaard (Hugo De Ridder en Bart Brinckman, 12 dec.) en De Tijd (Rik Van Cauwelaert, 16 dec), al beperkten die zich vooral tot zijn actieve periode.
De koerswijziging van De Standaard (verbreding die onder meer leidde tot het schrappen van het AVV-VVK-logo) heeft Ruys nooit gepikt. ‘Zijn opiniestukken sleet hij liever aan media die meer op de christelijk-conservatieve lijn bleven’, aldus Brinckman. Hiermee zal hij vast niet Doorbraak bedoelen. Maar welke media dan wel?
Conclusie
Was Ruys nu een confederalist of werd hij een separatist? ‘Vlaanderen zal handelen met België als het kan, zonder België als het moet’, antwoordde Ruys decennia geleden al aan een bezorgde koning Boudewijn.
Hugo De Ridder bevestigt dat zijn ‘vereerde leermeester’ tot geen enkele partij behoorde. ‘Alle aanbiedingen sloeg hij af, ook de suggestie om in de adelstand verheven te worden… Hij was een christendemocraat én een Vlaams-nationalist‘, maar in zijn latere jaren dan toch vooral een ‘fel voorstander van doorgedreven Vlaamse autonomie, die in een niet geringe mate bijdroeg tot het aanscherpen van het Vlaams-nationaal zelfbewustzijn’.
In ’t Pallieterke (14 december) was Frans Crols kritischer. Volgens hem was Ruys beroemd en berucht in Vlaamsgezinde kringen voor zijn harde flamingantische taal ‘zolang er geen verkiezingen op komst waren, maar als de dag van de open stemurnen naderde, werd het al CVP in zijn standpunten’.
Voor de jongste 20 jaar is dat een te hard oordeel.
Guido Moons, die Ruys meermaals ontmoette, was positiever: ‘Ruys was niet de stem van de CD&V. Ruys was geen stormram, maar in zijn analyses zat hij er zelden naast. Hij had nauwe contacten met christendemocraten, en in het bijzonder met Luc Van den Brande, maar ook met de radicale Vlaams-nationalisten’.
De impact van critici als Ruys zal ooit nog wel eens voorwerp van onderzoek zijn. Maar Ruys timmerde – zeker ook in Doorbraak – onafgebroken op de Vlaamse nagel. We staan weer aan de poort van twee verkiezingsjaren. We hebben de indruk dat zijn boodschap herlezen nog altijd de moeite loont…
De pessimist?
‘Op partijpolitiek vlak is de kracht van de Vlaamse vertegenwoordiging eveneens afgenomen’ (2006). Tien jaar later was de situatie met de doorbraak van N-VA toch wel even anders. Ruys lijkt ook de figuur Bart De Wever – en in essentie dus de invloed van politieke toptalenten – te hebben onderschat.
Over de teloorgang van de media
Ruys zei in 1995 al dat kranten eigenlijk ‘overbodig’ waren geworden. Hij zag nog een toekomst voor De Standaard en De Morgen. Hier vergiste hij zich. Zelfs na de doorbraak van de sociale media overleven ook de populaire kranten (Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad) en de zakenkrant De Tijd.
Hugo De Ridder (DS, 12 dec.) onthoudt dat Ruys erg kritisch was tegenover de ontsporing van de media. Hij haatte ‘het televisie-exhibitionisme en het ijdele gekwebbel van mediapanels’.
Onderwijs
Het kon vandaag geschreven zijn: ‘De kwaliteit van het onderwijs daalt en steeds meer mensen VTM’iseren. Ik heb de indruk dat de jongeren steeds minder lezen.’ (Humo, 1995)
Conservatief
In 2000 toonde Ruys zich uitermate bezorgd over de ‘onwetendheid en desinteresse van de jongere generaties voor geschiedenis en politiek’. Hij zag dat progressieven (‘een nieuw centrum-links’) de opinies stuurden, ’terwijl er (nog) geen conservatieve partij voor een tegenwicht zorgt’. Van de N-VA was in 2000 nog geen sprake… Vandaag wel. Is er veel veranderd?
Ruys en Brussel
‘Met zijn multi-etnische koortsaanvallen zal de stad de actualiteit van de komende jaren beheersen’… Een reactie hierop moest rationeel en volwassen zijn…’…. ‘Vlaanderen maakte een fout door Brussel als hoofdstad te nemen. Wie legt zijn hoofdstad buiten het eigen grondgebied? De Walen hadden dat begrepen en kozen voor Namen. We zitten nu met de kabinetten van de Vlaamse ministers vast aan het Martelarenplein. We laten ons afdreigen door de Vlaamse artistieke mini-elites rond het Sint-Goriksplein en de Ancienne Belgique, die zelf afstand nemen van Vlaanderen.’ (De Tijd, 2006)
‘Het kosmopolitische Brussel is een belangrijk probleem, Zullen wij die evolutie kunnen stoppen? Neen, dat denk ik niet. Europa staat voor de vraag: wat doen wij met de moslims? Europa moet zich bezinnen over zijn waarden, normen en identiteit.’ (Doorbraak, 2009)
‘Laat Brussel evolueren naar een onafhankelijk Europees district en doe het zichzelf besturen… Hebben wij er belang bij om dit zieke lichaam in Vlaanderen te houden?’ …
Hoe moet het verder met het kosmopolitische Brussel? Die evolutie kunnen we volgens Ruys niet stoppen. ‘Het is Europa dat voor een cruciale vraag staat: wat doen wij met de moslims? Europa moet zich bezinnen over zijn waarden, normen en identiteit… Met de moslims die hier nooit meer weggaan, moeten wij dialogeren. De Vlamingen in Brussel zijn een minderheid en zouden een alliantie kunnen zoeken met de kunnen onze bondgenoten zijn.’ (Doorbraak, 2011)
Migratie
Ruys wees op de ‘blijvende aanwezigheid van numeriek sterke allochtone bevolkingsgroepen’. ‘De oprukkende islamisering zal de komende decennia in heel Europa voor conflictueuze spanningen zorgen’… (Doorbraak, 2001)
Confederalisme of meer?
‘Er hangt een dichte mist over het kartel’) gaf Ruys zijn definitie van confederalisme: “Het betekent dat er in de Belgische ruimte soevereine, onafhankelijke staten worden opgericht, die bij verdrag regelen wat zij nog samen wensen te doen’. (Doorbraak, 2007)
Categorieën |
---|
Jan Van de Casteele is historicus. Hij was journalist bij Het Nieuwsblad (1989-1999), werd stafmedewerker van de VVB (vanaf 1999) en hoofdredacteur van Doorbraak van 2003 tot 2012. Sindsdien is hij zelfstandig journalist.
De peiling van VTM/HLN zal weinig partijen deugd hebben gedaan. Maar vergeleken met 2014 wijst ze op interessante structurele veranderingen.
‘De papieren krant bestaat nog, maar je voelt aan alles dat dat niet zo lang meer gaat duren’, meent Jonathan Hendrickx.