JavaScript is required for this website to work.
Buitenland

Meer dan alleen nationaal belang

Othman El Hammouchi4/2/2018Leestijd 4 minuten
Koerdisch protest tegen Turkse militaire operaties in Syrië.

Koerdisch protest tegen Turkse militaire operaties in Syrië.

foto © Reporters

De natiestaat is een westers concept. Het zou fout zijn naar de internationale politiek te blijven kijken met zo’n westerse, imperialistische, bril.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In zijn recente stuk op Doorbraak maakte Dirk Rochtus een doorwrochte en – het moet gezegd worden – verfrissend neutrale analyse van het huidige conflict tussen Turkije en de Koerden in Noord-Syrië. Hij concludeert daarin dat de grondoorzaak van de Turkse eensgezindheid in de strijd tegen de Koerdische pseudostaat, die in het zuidoosten grenst aan Turkije, een kwestie is van nationaal belang. Hoewel hij daarin zonder twijfel gelijk heeft, wil ik suggereren dat er nog iets meer fundamenteels meespeelt, namelijk de historische ontwikkeling van de regio en de politiek-filosofische bagage die ze hieraan heeft overgehouden. Daarnaast wil ik de hypocrisie aan de kaak stellen van velen die zich enkel tegen het nastreven van nationale belangen keren wanneer hen dat goed uitkomt.

Verschillende modaliteiten van identiteit

De politieke samenwerkingsverbanden waarin mensen zich verenigen hebben historisch doorgaans geen louter procedureel en prudentieel karakter gehad, zoals in een sociaal contract tussen rationele wezens, maar vormden ook de uitdrukking van een of andere collectieve identiteit. De rationaliserende rechtvaardigingen van de staat die we terugvinden in het sociaal contract-denken van Locke en zijn 18de-eeuwse opvolgers mogen dus wel een mooie theoretische basis leveren waarop het filosofische en juridische fundament van de nationale instituties gegrondvest kunnen worden, ze vormen geen beschrijving van hun ontstaan. Voor zo’n beschrijving moeten we ons veeleer richten op de grote conservatieve filosoof en staatsman Burke, die op correcte wijze inzag dat landen (en autoriteitsstructuren in het algemeen) organisch gegroeide gehelen zijn, ontstaan rond een geheel van mensen die zich verwant voelden aan elkaar, lees: een gemeenschap vormden. De Franse, Duitse of Britse staten zijn niet louter bemiddelaars tussen rationele actoren, ze hebben ook een welbepaald karakter, en vormen als dusdanig de belichaming van een nationale identiteit.

Identiteit is echter niet overal nationaal. Het is slechts in Europa (en tot op zekere hoogte Oost-Azië) dat de modus waarin identiteit zich uitdrukt de vorm aanneemt van een natie, waarin de band steunt op een gedeelde taal, geschiedenis en cultuur, niet op ras of gedeelde politieke, filosofische of religieuze denkbeelden. In zwart-Afrika nam identiteit traditioneel de gedaante aan van de stam, zoals het dat ook deed onder de Arabieren en de Berbers, hoewel dat na de opkomst van de islam teniet werd gedaan ten voordele van de grotere moslimgemeenschap (Ummah). In het Italië van de Renaissance was de stad dan weer de heersende modaliteit, zoals ook het geval was in Mesopotamië gedurende het Bronzen Tijdperk. In het Midden-Oosten komt identiteit nu van oudsher tot uiting onder de vorm van religie. Vanaf de islamitische veroveringen tot de val van het Ottomaanse Rijk, in de nasleep van de Grote Oorlog, werden Syrië, Irak, Palestina en Egypte vrijwel altijd samen bestuurd door dynastieën die geen enkel beroep deden op eventuele ‘nationale’ gevoelens van Turken, Arabieren, Koerden of Assyriërs. Nationalisme werd pas geïmporteerd gedurende de periode van westerse kolonisatie, zoals ook is gebeurd in Zuid-Amerika, zwart-Afrika en Zuidoost-Azië. Ineens ontstonden er ‘Egyptenaren’, ‘Turken’, ‘Syriërs’ en ‘Irakezen’. Het is de oudste strategie ter wereld: divide et impera.

Het zal niet verbazen dat deze nationalistische fictie het niet lang heeft uitgehouden. Haar hoogtijdagen zijn voorbij, waarvan getuige de ondergang van de Ba’ath-partij, de avant-garde bij uitstek van deze korte poging tot imitatie van het Westen. Overal komen er islamitische partijen op, die verbondenheid op basis van religie benadrukken. Verbazend is dit niet: de burkeaan weet dat alleen wat organisch gegroeid is, diepgang en stabiliteit heeft. Helaas pleegt men dit bij ons in het Westen veelal niet te begrijpen. De opdeling van de mensheid in naties is immers zo ingeburgerd bij ons dat we het als een evidentie beschouwen. Quod non. De verwerping van de opgelegde natiestaat en de daarmee gepaard gaande, en door het westen in stand gehouden, corrupte en incompetente dictaturen maken van de Koerdische kwestie een heel ander vraagstuk dan het onafhankelijkheidsstreven in Catalonië of Vlaanderen bijvoorbeeld. En dat vraagstuk kan alleen opgelost worden vanuit de meer omvattende vraag naar de toekomst van het Midden-Oosten en de moslimwereld.

Realpolitik

Maar zoals gezegd speelt er natuurlijk ook een flinke portie nationaal belang mee in de hele toestand. De vijandigheid waarmee velen daarop reageren, legt getuigenis af van de zeer zonderlinge ideologie die heerst ten aanzien van het buitenlands beleid. Nochtans is dit slechts een recent verschijnsel: vroeger beschouwde men het als vanzelfsprekend dat landen hun belangen nastreefden, het zou zelfs onverantwoord zijn indien ze dat niet deden. Zelfs tot in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog werd het nationaal belang steevast gezien als een doorslaggevend argument. Daarna werd het echter politiek incorrect, samen met de ermee gepaard gaande bismarckiaanse realpolitik, zodat je het alleen nog maar hoort in de kringen van politieke wetenschappers. Dat moet niet verbazen, zij plegen namelijk te weten wat er écht aan de hand is: natuurlijk zijn de westerse landen, die nu voor heilig boontje spelen, niet gestopt met het nastreven van hun nationaal belang. Geen enkel land kan dat, het zit ingebouwd in hun fundamentele werking. Zelfs de Oude Grieken wisten dit reeds, waarvan getuige Thucydides’ beroemde zin: ‘De sterken doen wat ze kunnen, en de zwakken ondergaan wat ze moeten’. Wel werd het noodzakelijk om dat beter te verhullen, onder het mom van ‘mensenrechten’ of ‘bevrijding van onderdrukking’. In plaats van de christelijke beschaving te verspreiden, zoals men weleer beweerde te doen, gaan we nu de mensenrechten verdedigen, wat natuurlijk compleet anders is. Maar naast zijn overduidelijke waarheid heeft dit verhaal een andere verdienste, namelijk dat het een fantastische manier vormt om de bevolking te sussen en hun gewetens te stillen. We zijn immers de ‘goeien’, die onze rijkdom in een daad van genereuze onzelfzuchtigheid opofferen voor het algemeen nut van de mensheid. Perfect.

Dit alles heeft als gevolg dat men vanzelf terugdeinst wanneer landen, die minder bevoorrecht zijn wanneer het aankomt op internationale propaganda, zoals Rusland, Turkije of China, op de oude, lompe manier zomaar handelen in hun eigen voordeel, zonder mooi uitgewerkt excuus. Zij kunnen daarom maar moeilijk het begrip van de publieke opinie vergaren, en worden onmiddellijk afgedaan als imperialisten uit een vervlogen tijdperk. Het spreekt voor zich dat dit getuigt van grote hypocrisie. Maar het gebrek aan intellectuele oneerlijkheid is niet het enige wat stoort. De voortzetting van het westerse imperialisme van de 19de en 20ste eeuw onder een nieuwe dekmantel, drijft de weinige overgebleven geopolitieke spelers die enige mate van concurrentie kunnen handhaven tot steeds meer wanhoop. Misschien moeten we dus de dingen beginnen zien zoals ze écht zijn, in plaats van in de droomwereld te blijven vertoeven die op weloverwogen wijze en om weloverwogen redenen rondom ons is opgebouwd.

Othman El Hammouchi publiceert opiniestukken in o.a. De Tijd en Knack.

Commentaren en reacties