JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Michel: nieuwe regering, nieuwe regeringsverklaring of toch maar verkiezingen?

Lessen uit de vaderlandse geschiedenis

Karl Drabbe14/12/2018Leestijd 9 minuten
Wilfried Martens, Fons Verplaetse en Leo Tindemans, allen CVP.

© REPORTERS

Wilfried Martens, Fons Verplaetse en Leo Tindemans, allen CVP. © REPORTERS

foto © Reporters

Grondwetspecialisten hebben interpretaties te over voor wat de Wetstraat moet doen. Of we trekken lessen uit naoorlogse regeringsvormingen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Verdient de huidige regering-Michel een Romeins cijfer twee achter haar naam? Is het een nieuwe regering, of toch maar een voortzetting van de vorige, maar dan zonder N-VA? Een regering-anderhalf of een heus nieuw kabinet? Kniesoren uit de Wetstraatperimeter die erover vallen. En grondwetspecialisten natuurlijk.

Grondwetspecialisten zijn het er evenmin over eens. Elke grondwetspecialist zijn interpretatie, lijkt het wel. ‘Neunundneunzig Professoren, O Vaterland du bist verloren.’

Logisch ook, want in de Grondwet vind je hier niets over, laat ik me vertellen. Juristen moeten dus terugvallen op ‘gewoonterecht’, zoekend naar precedenten uit het verleden om het heden te verklaren. Het lijkt op een stukje common law, en maakt de discipline plots veel sexier.

Of Michel een II verdient en een vertrouwensstemming in de Kamer een noodzaak is, inclusief een nieuwe regeringsverklaring – zoals de N-VA eist – is dus een vraag waarvoor je eerder in historische werken moet duiken dan wel in de Grondwet. Ook om te weten of een minderheidsregering überhaupt kan in een Belgische context, brengt de geschiedenis soelaas. Drie cases uit de naoorlogse geschiedenis.

Wie de geschiedenis maar een detail vindt, kan meteen, onderaan dit stuk, de lessen lezen die ik trek uit deze spannende vaderlandse geschiedenis.

Minderheidsregering Eyskens I breidt uit tot Eyskens II

Bart De Wever had eerder al verwezen naar de christendemocratische minderheidsregering in 1958. Met de steun van twee liberalen en het enige Volksunie-Kamerlid Frans Van der Elst staat die geboekstaafd als de regering die het Schoolpact realiseerde. Gaston Eyskens was toen premier, en wel van 23 juni tot 4 november 1958. Regeringen in dit land zijn niet altijd even duurzaam.

Na drie weken formatie kwam de regering tot stand. De toen nog unitaire CVP had een meerderheid in de Senaat, maar niet in de Kamer. Een ernstige handicap, toen het tweekamerstelsel nog vereiste dat élke wet, na goedkeuring in de ene kamer, ook groen licht nodig had van de andere. Toch kreeg de regering het vertrouwen van de Kamer. Theo Luykx schrijft in zijn standaardwerk Politieke geschiedenis van België dat dat ‘tegen elke verwachting in’ was.

In zijn memoires schrijft Gaston Eyskens dat hij een regering tot stand bracht ‘die een eind kon maken aan de scherpe politieke strijd’ van de naoorlogse jaren. Hij sloot ‘geen enkele coalitieformule uit’ en stelde bij aanvang geen exclusieven. Hij wou immers ‘een nieuw politiek klimaat’ mogelijk maken, door ‘de schoolkwestie en het Kongovraagstuk uit de politieke strijd te halen.’

‘Nog in juli 1958 voerde de regering haar kiesbeloften uit,’ schrijft Luykx. Het klinkt als een sprookje, maar toen kon dat nog. Zelfs in België. En zelfs met een minderheidsregering. Althans, 60 jaar geleden toch. Er was wel een stok achter de deur. Al begin juli van datzelfde jaar had Eyskens gesprekken aangeknoopt met de – eveneens nog unitaire – liberalen. De liberale partijvoorzitter Destenay had Eyskens beloofd een minderheidskabinet te steunen door zich in de Kamer te onthouden, en om na verloop van tijd de regering te versterken.

Op 4 november 1958 diende premier Eyskens het ontslag van zijn regering in. Twee dagen later, toen het Schoolpact op 6 november werd ondertekend door liberalen, socialisten en christendemocraten, was ook de nieuwe rooms-blauwe regering-Eyskens III een feit. De premier noemt het in zijn memoires ‘een uitbreiding van de regering’, en wat verder ‘mijn tweede regering’. Er vond een herschikking plaats van de bestaande regering-Eyskens I. Volgens Eyskens ‘wilden de liberalen duidelijk maken dat het om een nieuwe regering ging.’ Daarom had hij zijn ontslag eerder aangeboden aan de koning. Evident volgde er een regeringsverklaring en een vertrouwensstemming. Toch werd de regering niet bepaald enthousiast onthaald, ook niet in zijn eigen CVP, waar misnoegdheid heerste over de ministers die moesten opstappen.

De regering-Eyskens III hield het uiteindelijk 2,5 jaar vol. Regeringen die een hele legislatuur uitzitten, zijn echt een recent fenomeen in de Belgische geschiedenis.

Tindemans I: bijna drie regeringen, twee regeringsverklaringen

Een eerder gevormde regering die een partij buiten duwt, is dat een nieuwe regering, of is dat de vorige regering die voort doet? De vraag beheerst vandaag de krantenkolommen en VRT-studio’s. Wat leert ons de vaderlandse geschiedenis in dit geval?

We schrijven 1974. Op 25 april van dat jaar treedt Tindemans voor de eerste keer aan als premier van een minderheidsregering. Minderheid is, net als in 1958, met een korrel zout te nemen. De minderheidsregering van Michel heeft 31% van de Kamerleden achter zich. Eyskens en Tindemans hadden er net geen 50% en kregen telkens bijkomende steun van oppositiepartijen of individuele verkozenen – al dan niet door hun onthouding.

Op 30 april las Tindemans het regeerakkoord voor in Kamer en Senaat. Tindemans: ‘Ik had vermeden een al te gedetailleerde tekst op te stellen.’ De deur stond op een kier voor verdere uitbreiding van de regering. En inderdaad, al op 11 juni wordt de roomsblauwe regering versterkt met de regionalistische Rassemblement Wallon (RW). Theo Luykx: ‘Aldus werd voor de eerste maal een niet-nationale en communautaire partij als lid van een Belgische regering opgenomen.’ Een historisch moment dus. Het hieraan voorafgaande conclaaf in Steenokkerzeel noemt Luykx ‘het eerste gesprek van “gemeenschap tot gemeenschap”, doch bracht uiteindelijk het communautair probleem niet dichter bij zijn oplossing.’ Het verklaart waarom Tindemans toen al een ‘taalpartij’ – zoals Volksunie (VU), RW en FDF toen werden genoemd – aan boord moest halen.

In dat conclaaf van Steenokkerzeel – Tindemans noemt dat in zijn memoires ‘een uiterst boeiende oefening’ – hadden de taalpartijen beslist de minderheidsregering Tindemans I door onthouding te laten regeren. Maar omdat er vaart moest gemaakt worden van de gewestvorming van België, bleef Tindemans hengelen naar de steun van de drie communautaire partijen. Met het FDF kon geen compromis bereikt worden (over de grenzen van Brussel). VU en RW wilden toetreden tot Tindemans I, maar de RW stelde zijn veto tegen de Volksunie. De Vlaamse deelname aan de regering zou te dominant worden, zonder ook het FDF erbij, toen de grootste partij in Brussel.

Op 11 juni kwam dan een ‘mini-verruiming’ tot stand. De roomsblauwe minderheidsregering Tindemans I werd uitgebreid met de RW. Voortaan beschikte ze in de Kamer over 115 zetels (op 212). Er werd een nieuwe regeringsverklaring voorgelezen op 14 juni 1974. De voorlopige gewestvorming en de invoering van drie regionale ministercomités waren de meest opvallende noviteiten. Het aansluitende Kamerdebat duurde volgens Theo Luykx maar liefst twaalf uur eer de vertrouwensstemming kon plaatsvinden. In de Kamer haalde de regering nog 109 stemmen. Tindemans I kon nu echt van start gaan.

De regeringsdeelname en teleurstellende resultaten bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1976, zorgden echter voor een crisis in de RW. Voorzitter Paul-Henry Gendebien bereidde een linkse wending voor van de pluralistische partij. Het leidde volgens Tindemans tot een ‘implosie’ van de RW. Gendebiens voorganger en toenmalig minister François Perin zag dat niet zitten. Met zijn acolieten en staatssecretarissen Jean Gol en Etienne Knoops, stapten ze over naar de Waalse liberale partij en herdoopten die tot Parti des Réformes et de la Liberté de Wallonie (PRLW). Dat zorgde voor een onevenwicht in de regering-Tindemans: de RW had maar één (linkse) staatssecretaris meer – Robert Moreau – en de Franstalige liberalen waren oververtegenwoordigd.

‘De regeringsaanpassing liep niet van een leien dakje,’ schrijft Luykx. Ze bracht op 8 december 1976 een grote reshuffle  met zich mee; het werd ‘een zeer beroerde dag in onze parlementaire geschiedenis.’ Tindemans noemt het in zijn memoires zelfs een ‘tragikomedie’. Al schrijft François Perin-biograaf Jules Gheude dat Perin voor de derde keer Tindemans’ vel redde door zelf op te stappen. Toch kreeg de regering diezelfde dag het vertrouwen. Er volgde geen regeringsverklaring. Logisch allicht, omdat het nog altijd dezelfde partijen waren die van de regering deel uitmaakten, ook al had er een stoeltjesdans plaatsgevonden en hadden twee van de vijf deelnemende partijen hun programma en ideologie drastisch gewijzigd.

Lang duurde dit liedje niet. De overgebleven RW-verkozenen weigerden op 3 maart 1977 hun steun te geven aan de begroting. Tindemans was de RW zat. Vanop de Kamertribune vroeg Tindemans toen dat de RW-ministers de regering zouden verlaten. Die onverwachte speech, leverde hem een ‘daverend applaus op de regeringsbanken’ op, maar opende in feite een regeringscrisis. Want ‘toen ze dat niet goedschiks deden, werden ze ’s anderendaags op mijn vraag door de koning ontheven uit hun functie,’ schrijft Tindemans.

Zoals de N-VA-ministers vorige week werden buiten geduwd gebeurde dus hetzelfde met de RW in 1977. Met een nieuwe reshuffle van de regering tot gevolg, ook al omdat de regering paritair dient samengesteld te zijn. Tindemans schrijft: ‘het was voor mij duidelijk: de enige uitkomst, met hoop op de toekomst, lag bij verkiezingen.’ Op 9 maart werd de Kamer ontbonden. Op 17 april vonden parlementsverkiezingen plaats, waar dan later de Egmontregering uit ontstaan is: Tindemans II.

Martens I en II, III: met het FDF als het moet, zonder als het kan

Voor de verandering in dit overzichtsartikel was de eerste regering-Martens geen minderheidsregering. Na het Egmontdebacle en de daaropvolgende verkiezingen en de ‘overgangsregering’-Van den Boeynants, mocht de unionistisch-federalistische CVP-voorzitter Wilfried Martens een regering in het zadel helpen die zou doen wat twee voorgaande regeringen al hadden moeten doen: de staatshervorming verder organiseren. Luykx: ‘Van Martens werd verwacht dat hij zonder veel moeite zou slagen waar Tindemans, al dan niet met opzet, niet slaagde: het wettelijk realiseren van een nieuwe gemeenschapsovereenkomst.’ Wilfried Martens schrijft daarover in zijn memoires echter: ‘Volledig tegen mijn zin werd ik dan door de koning gevraagd een regering te vormen.’

De regeringsvorming duurde bijna 100 dagen. In de voorafgaande rooms-rode overgangsregering-Van den Boeynants zaten ook de ‘taalpartijen’ VU en FDF. De voornaamste verdienste van VDB’s regering was de grondwetsartikelen aanduiden die moesten herzien worden in het kader van de defederalisering. De Volksunie wilde echter niet meer meedoen. Onder druk van koning Boudewijn zou het FDF wel mee aan tafel schuiven. Martens rept (uiteraard) niet over de koning, hij legt de verantwoordelijkheid hiervoor bij de PS.

Maar al na een paar maanden werd het FDF uit de regering gewerkt. Martens II was meteen geboren. Luykx: ‘Er was plaats voor de tweede regering Martens, zonder de federalisten.’ Martens I duurde zo van 3 april 1979 tot 15 januari 1980. Martens II trok het nog minder lang. Na drie maanden trok de CVP er de stekker uit. Opnieuw Luykx: ‘Het was sinds Leuven-Vlaams in 1968 geleden dat een Belgische regering nog struikelde in het Parlement, dit keer zelfs bij een stemming, voor de ogen van iedereen.’ Brussel was toen de struikelsteen. En dus besliste men werk te maken van de staatshervorming voor Vlaanderen en Wallonië en Brussel ‘later’ op te lossen. VUB-historica Els Witte schrijft zelfs dat ‘het Brusselse probleem’ met de hervorming van 1980 ‘tussen haken wordt gezet’.

Wilfried Martens las op 5 april de regeringsverklaring voor in Kamer en Senaat. Vijf dagen later kreeg hij ruim het vertrouwen in de Kamer. CVP-Kamerleden Hugo Weckx en Jan Verroken onthielden zich. De nieuwe coalitie had in de Kamer geen grondwettelijke meerderheid, in de Senaat wel, maar slechts met één zetel overschot. Martens: ‘Mijn manoeuvreerruimte was dus al bij de aanvang ingeperkt.’

De hele regering lang was het FDF stoorzender. Vele CVP’ers werden het optreden van de Fransdolle partij beu. Eric Van Rompuy heeft er in die tijd zijn strepen voor verdiend door de FDF ‘chantage’ te verwijten. Als CVP-Jongerenvoorzitter stak hij op het CVP-congres van 16 december 1976 ‘een scherpe speech af tegen regeringspartner FDF en ontketende daarmee in CVP-rangen een opstand’ tegen Martens’ regeringscoalitie. De jonge Van Rompuy wou, nog volgens Martens, met de CVP-Jongeren alles op alles zetten om het FDF in het najaar uit de regering te stoten.’ Zijn woorden zouden waarheid worden.

Vooral binnen het FDF rommelde het immers. Zoals het er in de Volksunie telkens aan toeging, als die regering deel uitmaakte van de Belgische regering, zaten regeringsleden en verkozenen niet altijd op dezelfde golflengte. Een geheim, maar vroegtijdig, gelekt akkoord tussen de Franstalige meerderheidspartijen PS, PSC en FDF, bleek de spreekwoordelijke druppel. Zonder veel moeilijkheden werd het FDF weggewerkt. Martens in zijn memoires: ‘het CVP-congres liet me feitelijk geen andere keuze dan het FDF uit de regering te zetten.’ Het FDF hield er als enige partij immers een andere federalistische en Brusselse visie op na. Na een bezoek aan Laken op 16 januari 1980 werd ‘op voorstel van de eerste minister ontslag verleend’ aan de FDF-ministers. Diezelfde avond circuleerden de namen van de nieuwe ministers al op de radio. Het was trouwens ook via de radio dat het FDF lucht kreeg van het ontslag.

De FDF’ers waren woedend, volgens Martens’ memoires. In een brief aan de koning stelden zij dat ze geen ontslag hadden genomen, noch gevraagd. Op de collega’s van het Franstalige front van PS en PSC moesten ze niet meer rekenen. Volgens Martens was een zieke Boudewijn ‘opgelucht’ dat er een einde kwam aan de regeringsdeelname van het FDF. Het is meteen de laatste keer dat het FDF deel uitmaakte van een Belgische regering.

Omdat nieuwe verkiezingen in het toenmalige klimaat uitgesloten waren, werd een tweede kabinet-Martens gevormd. Martens II was een doorzetting van Martens I, maar dus zonder het FDF. Een reshuffle van de regeringsposten moest zorgen voor een correct evenwicht en de vereiste taalpariteit. De regering had echter geen tweederde meerderheid, waardoor er niet verder aan de staatshervorming kon gesleuteld worden. Maar, ook al leek de regering op een doorslag van de vorige, er werd een nieuw regeerakkoord gesloten tussen de continuerende coalitiepartners. Op 24 januari werd dan de nieuwe regeringsverklaring voorgelezen in beide Kamers. Martens verontschuldigde zich zelfs ‘uitdrukkelijk voor de manier waarop de FDF-ministers hun ontslag hadden vernomen. Voor het overige werd de regeringsverklaring van het eerste kabinet Martens gewoon overgenomen,’ schrijft chroniqueur Luykx. Alleen werden de prioriteiten wat verlegd en de timing van de beleidsdoelen bijgesteld. De vergelijking met Michel I, het ontslag van de N-VA en Michel II ligt voor de hand…

Een dikke twee maanden later moest Martens echter aan de koning het ontslag aanbieden van zijn regering. Ze was er ‘niet in geslaagd de drieledige gewestvorming in wetteksten om te zetten en gestalte te geven. De parlementaire basis van het tweede kabinet was veel te beperkt: men had nog een partner nodig.’ Die partner werden de liberalen van noord en zuid; Martens III werd een ‘nationale’ regering, een Vlaams-Waalse tripartite. En ook die zong het maar vijf maanden uit…

Lessen uit het verleden

‘Als er één les is die we kunnen trekken uit het verleden, is het dat de mens geen lessen trekt uit het verleden.’ Het zou een citaat kunnen zijn van vader of zoon Eyskens. Welke lessen kunnen we echter trekken uit de beschreven regeringsvormingen, die Michel en zijn collega’s niet zullen volgen?

1 Een regering die er een partij extra bijneemt, legt een bijkomende regeringsverklaring af. Logisch zou het betekenen dat als er een partij afvalt, er evenzeer een regeringsverklaring komt. Al bestaat voor dat laatste geen precedent.

2 Een regering die een partij wipt en haar partners ontslaat, neemt kort nadien zelf ontslag, gaat naar het parlement om het vertrouwen te vragen op basis van een nieuwe regeringsverklaring of schrijft verkiezingen uit. Sowieso is er een nieuw kabinet, een nieuwe regering, een nieuw Romeins cijfer dat wordt toegevoegd aan de naam van de zittenblijvende premier.

3 Minderheidsregeringen kunnen in dit land. Al was dat land toen nog niet gedefederaliseerd, en bestond er nog niet zoiets als een bijzondere meerderheid om in te grijpen in de staatsstructuur. Het is dan wel hengelen naar partners in de oppositie die zich bij cruciale stemmingen willen onthouden of zich ‘constructief’ opstellen.

 

_____

Lectuur

  • Vincent Dujardin en Vincent Delcorps (red.), FDF: 50 ans d’engagement politique, Racine, 2014.
  • Vincent Dujardin e.a. (red.) Nieuwe geschiedenis van België. Deel 3: 1950-heden, Lannoo, 2009.
  • Gaston Eyskens, De memoires, Lannoo, 1993.
  • Jules Gheude, François Perin: biographie, Le Cri, 2015.
  • Theo Luykx en Marc Platel, Politieke geschiedenis van België.Deel 2: Van 1944 tot 1985, Antwerpen, 1985, 5eed.
  • Wilfried Martens, De memoires. ‘Luctor et emergo’, Lannoo, 2006.
  • Wilfried Martens, Een gegeven woord, Lannoo, 1985.
  • Leo Tindemans, De memoires. Gedreven door een overtuiging, Lannoo, 2002.
  • Hendrik Vuye en Veerle Wouters, Vlaanderen voltooid. Met of zonder Brussel?, Antwerpen, 2018.
  • Els Witte en Alain Meynen, De gechiedenis van België na 1945, Antwerpen, 1990.

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

Het belang van de industrie voor de tewerkstelling neemt af. Maar dat betekent niet dat er geen nood is aan een industrieel beleid.