Missionarissen, de knechtjes van de kolonialen?
Kaga-Bandoro , Centraal Africaanse Republiek, Wijding van Albert Vanbuel tot bisschop.
foto © Reporters
Het vernieuwde AfrikaMuseum doet vragen rijzen over de rol van de missionarissen in de kolonisering, wetenschappelijk onderzoek ontbreekt.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe christenen zijn wereldwijd de meest vervolgde religieuze groep: 10% van de 2 miljard gelovigen. Hun vervolgers noemen de missionering een hoofdreden voor de vijandschap. Klopt dat historisch? De geschiedenis van de missionering sedert 1750 is slechts smalletjes onderzocht. Zijn kolonisering en missionering twee zijden van één munt? Iets om over na te denken nu het AfricaMuseum de deuren heropend.
1966 Lemfu
Oktober 1966. De avondnevel op de luchthaven van Ndjili bij Kinshasa ruikt naar vuur en rook. Mijn neus memoreert die mix tot vandaag. Met een pick-up rijd ik naar de universiteit Lovanium. Mijn kamergenoot is een Haïtiaan die wiskunde zal geven in Mbandaka. In 1966-1967 leefde ik een schooljaar als leraar in Lemfu, een missiepost in de brousse van de Lage Congo. Mijn buren op het Collège Christ-Roi waren directeur Kitende, drie jezuïeten, tien blanke lekenleraren en 350 scholieren.
Zes jaar na de onafhankelijkheid en in een van de makkelijkst toegankelijke streken van de ex-kolonie betaalde de missiepost de lonen van de ambtenaren en de pensioenen uit. De nieuwe staat was een administratieve puinhoop, ook op 150 kilometer van de hoofdstad. ‘s Avonds aan tafel na een schotel Chinese kool, het standaardmenu, dreven de politieke verhalen van voor en na de onafhankelijkheid, de Dipenda van 1960, naar boven. Directeur Kitende had discriminatie aan den lijve ondervonden, maar kruidde die anekdotes met waardering voor de moderniserende rol van de paters, hun kerstening van Afrika en de kansen die zij hem gegeven hadden. Het bisdom Kisantu, waar Lemfu onder ressorteerde, werd geleid door monseigneur Kimbondo, een charmante en goedlachse Bantoe, die evenmin tijdens de regelmatige contacten bloedstollende herinneringen ophaalde. Hij en zijn landgenoten zagen de negatieve én de positieve kanten van een eeuw missionering en kolonisering. Lemfu was katholiek territorium en tussen dat dorp en de havenstad Matadi hadden Amerikaanse en Zweedse zendelingen scholen, hospitalen en landerijen. Voor een brave Kempenaar was de kosmopolitische missionering in Congo bizar en onbekend.
Missionarissen en christianofobie
‘Zelfhaat en cultuurrelativisme zijn kenmerken van de westerling van vandaag. Hij laat zich mythes aanpraten die meestal onderlijnen hoe wild, barbaars, vernietigend hij is te werk gegaan bij de kolonisering van Afrika, Latijns-Amerika en Azië’, meende Valeer Neckebrouck, priester, oud-missionaris en wetenschapper, later in een gesprek dat ik met hem had. ‘Rustig en breed onderzoek toont dat het missioneringsverhaal niet zwart is, wel wit-zwart, een zebra’. In januari 2013 praatte ik voor Tertio in Londen met Rupert Shortt, de auteur van Christianophobia, een analyse van de vervolging van christenen in twintig landen. De slotsom van dit evenwichtige onderzoek van de Brit is dat 10% van de christenen vandaag wordt vervolgd. Niet gediscrimineerd – bijvoorbeeld als airhostess die geen kruisje mag dragen op haar uniform – wel lijfelijk, geestelijk, familiaal, kerkelijk aangevallen, verminkt, vermoord, verdreven.
Een belangrijke reden die de vervolgers aanhalen is dat de vijandschap tegen de christenen een gevolg is van de kolonisering: de missionarissen hadden hun traditionele cultuur en waarden vernietigd en de kolonialen geholpen om de ‘inboorlingen’ te knevelen, uit te buiten, over de kling te jagen. Het wetenschappelijk onderzoek naar de relatie tussen missies en kolonialisme is beperkt tot onbestaande. Op deelaspecten van de betrekkingen tussen de missionarissen en de kolonisatoren werd gestudeerd. Een groot, overzichtelijk onderzoek ontbreekt. Antropoloog-theoloog Neckebrouck kende geen titel van een alomvattend boek over de missionering in Congo: ‘Dat bestaat niet. Wel kan je onderzoek vinden naar bijvoorbeeld de rol van de Norbertijnen in een deelgebied van Congo.’
Rol missionarissen was beperkt
Rupert Shortt citeert in Christanophobia de studie Missions and Empire, een verzamelbundel uit 2005 onder de leiding van Norman Etherington, een Ph.D van Yale, in de reeks Oxford History of the British Empire. De bibliotheek van Missio in Brussel heeft een exemplaar. Etherington en zijn team overspannen tweeënhalf eeuwen en drie continenten waarbij de focus het Britse imperialisme is. De besluiten zijn: in verhouding met de bereikte resultaten — de kerstening van Afrika, Latijns-Amerika en delen van Azië — was het aantal en de rol van de westerse missionarissen zeer beperkt want de hoofdresultaten zijn geboekt door de landeigen catechisten en christenen; de missies waren soms bondgenoten van de kolonisatoren echter even vaak waren zij tegenstanders (één voorbeeld: in de anti-slavernijcampagnes); erg logisch vervolgens, de dekolonisering was een vrucht van de missionering door de paters en zusters die de revolterende elites van de kolonies schoolden.
Valeer Neckebrouck: ‘Wat Norman Etherington en zijn co-auteurs vinden, schreef ik jaren voordien in grote lijnen in boeken als De Stomme Duivelen, het anti-missionair syndroom in de westerse kerk van 1990, heruitgegeven in 2002, en Het dubbele rentmeesterschap, missionaire verkondiging en sociale actie van 1994. Over de rol van de missies in de kolonisering is een eenduidig antwoord onmogelijk. Elke zogenaamde of vermoede alliantie tussen de missionarissen en de kolonisatoren moet concreet bekeken worden: welke Europese staat was de kolonisator, de Belgen hadden hun specifieke aanpak, evenals de Fransen, de Engelsen, de Portugezen en de Duitsers; welke nationaliteit had de missionaris — ‘onze’ Congo was het werkgebied van Belgen, maar evenzeer van Scandinaven, Schotten, Grieken, Amerikanen —; over welke christelijke kerk praten wij — waren het calvinisten, anglicanen, gereformeerden —; over welke periode praten wij — soms was er een vriendschappelijke band tussen missie en kolonie, op andere ogenblikken stonden die lijnrecht tegenover mekaar over de rechten van de Afrikanen, de Latijns-Amerikanen, de Aziaten. Verhalen blijven vertellen over de westerse missionaire rovers die Afrika en Latijns-Amerika naar hun menselijke, culturele en economische ondergang zouden geduwd hebben is vals en verwerpelijk. Minstens moet er zeer genuanceerd en factueel naar het terrein gekeken worden.’
Mede door de reactie tegen de zogenaamde uitbuitende en vernietigende missionering groeide een houding en praktijk om missionaire actie gelijk te stellen aan ontwikkelingshulp, aan het werken aan de materiële vooruitgang van de Derde Wereld, met als onderbewuste achtergrond ‘dit is de boete voor onze rol bij de kolonisering’. Valeer Neckebrouck: ‘Die ontwikkeling was en is fout. De missionaire verkondiging en de sociale actie zijn geen rivalen of zijn evenmin van elkaar gescheiden. Dat zegt elk kerkdocument over de missionering. Dat betekent anderzijds niet dat zij met elkaar mogen verward worden, tot elkaar herleid of met elkaar geïdentificeerd worden. Integendeel.’
De geschiedenis van de missionering, van de realiteit in Afrika, Latijns-Amerika en Azië, blijft tot vandaag braak liggen.
Frans Crols was hoofdredacteur en directeur van het economisch magazine Trends en na zijn 65 werd hij vrije pen van ’t Pallieterke, Tertio en Doorbraak.
‘De ontdekking van Holland’ is dé ideale vakantielectuur voor geschiedenisliefhebbers en kunstfanaten.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.