JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

‘Nen obees bij de frietchinees’

ColumnMarcel t Kint26/11/2023Leestijd 4 minuten

Frietchinees

Frietchinees

foto © Facebook

De regisseur van de lokale toneelvereniging slaagde erin een zwaarlijvige, een chiroleidster, een punker en de hele Chinese gemeenschap te schofferen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Vanuit zijn dorp, meestal vanuit het parochiehuis, observeert Marcel ‘t Kint, ‘minister van straat’ zijn omgeving met alle kleine en grote wereldproblemen.

Ik zag de affiche van de toneelbond een eerste keer bij de apotheker waar ik mijn pilletjes tegen de cholesterol kocht. Het mevrouwtje dat voor me stond, sprak erover met de apothekeres. ‘Gaat ge ook kijken?’, vroeg ze nieuwsgierig terwijl ze met een doosje laxeermiddelen in de hand wees naar de schreeuwerige affiche. ‘Natuurlijk’, zei de pillendraaister, ‘onze Maaikel is de regisseur.’ Ik wierp nog eens een blik en zag onder de titel van het stuk ‘Nen obees bij de frietchinees’ de naam van Maaikel Couteaux. Hij had het blijkbaar ook zelf geschreven.

Zal Het Gaan Ja

Die jongen ergert me. Ten eerste is zijn voornaam vreselijk verkeerd geschreven en ten tweede waant hij zich de navel van de wereld. Maaikel maakte enige jaren terug veel amok over de aanwezigheid van de chiro in de misviering ter ere van Christus Koning. Hij vond het niet kunnen dat in de 21ste eeuw een jeugdvereniging naar de mis ging. Iemand moest hem influisteren dat de Chiro officieel toegewijd is aan Christus Koning en dat het dankbaar gebruikmaakt van de parochielokalen. Maaikel trok zijn staart in, stopte als Chiroleider en stortte zich op de plaatselijke toneelbond Zal Het Gaan Ja.

De toneelbond is een samensmelting van het vroegere rode, blauwe en katholieke toneel. Sinds 1996 zijn ze verenigd in Zal Het Gaan Ja. Ik was tot vorig jaar de souffleur. Dan zat ik achter het decor op een stoeltje met een leeslampje het hele toneelstuk mee te volgen en af en toe moest ik een van de spelers wat tekst toefluisteren wanneer ze hem vergaten.

Lucien Couteaux, Lus voor de vrienden, stond erom bekend dat hij meer zijn tekst niet kende dan wel. Ik fluoresceerde op voorhand alle lijnen van de Lus, omdat ik wist dat hij me sowieso werk ging bezorgen. Maar de Lus speelde altijd met overtuiging en met zo’n mimiek dat hij de zaal in een, twee, drie op zijn hand had. Maar enkele jaren terug was het gedaan voor de Lus. Naast zijn tekst, wist hij ook niet langer van welk land hij was. De arme man zit nu in een gesloten afdeling van een rusthuis.

De Lus zijn kleinzoon, dat is de Maaikel. En Maaikel vindt het zijn geboorterecht om baas te spelen over Zal Het Gaan Ja. Zijn moeder, de apothekeres, werd de hoofdsponsor van de toneelbond en op die manier kocht ze voor Maaikel de regiestoel. Vorig jaar had ik een kleine aanvaring met de Maaikel.

Hij vond dat ik sneller moest souffleren. Ik vond dat de acteurs beter hun tekst moesten kennen. Hij vond dat ik daar niets over te zeggen had. Waarop ik hem vroeg wat het probleem precies was? Als ik toch niets mocht zeggen, dan kon het toch niet dat ik sneller moest souffleren. ‘Ach, zevert nie jongen’, antwoordde hij me. ‘Oké, dan zevert ge maar zelf, jongsken’, en ik stapte weg. Mijn vrouw vond dat ik overdreef, maar ik liet me de les niet spellen door zo’n arrogante kwast. Uit sympathie voor de anderen hielp ik nog aan de tap. Dit jaar besliste ik om op zondag naar de matineevoorstelling te gaan kijken. Dat is het optreden waar men tijdens de pauze pateekes opdient. En daar gebeurde iets bijzonders.

Boze Aziaten, een chiroleidster en een punker

Blijkbaar is ‘Nen obees bij de frietchinees’ in nogal wat verkeerde keelgaten geschoten. Het stuk gaat over een corpulente man die een affaire begint met de dochter van de frituuruitbater, een man van Aziatische origine. De humor van het stuk werd eerst niet gesmaakt door een van de hoofdspelers, Eli. In de volksmond staat Eli bekend als ‘dikken Eli’. Eli begreep niet waarom hij de rol moest opnemen van de man die een affaire begint met de dochter van de friturist. Maaikel zou het hem in niet zo vriendelijke bewoordingen hebben verteld. Begrippen als ‘vet’ en ‘zak’ vielen daarbij. Het gevolg is dat dikken Eli niet langer bij de toneelbond is. De rol van de obees wordt nu gespeeld door Marnix, een lange smalle die voor de rol een speciaal kussen rond zijn middel krijgt gebonden. Marnix is lang niet zo komisch als de immer grappige Eli.

Dan is er nog de kwestie van de frietchinees. In ons dorp is er een frituur en dat wordt uitgebaat door, jawel, Aziaten. Maaikel is niet bepaald een subtiele scenarist. Tot voor kort was het frietkot, naast de apotheek, de belangrijkste sponsor van Zal Het Gaan Ja. De zoon van de frituuruitbaters was deze keer bij de generale repetitie opgedoken. De generale is de voorstelling voor vrienden, familie en sponsors. De mannen van de frituur waren nog nooit komen kijken, maar omdat het nu specifiek over een frietchinees ging en omdat Eli, een goeie klant, van alles had verteld over het stuk wilde de zoon van de uitbater toch weten waar ‘Nen obees bij de frietchinees’ precies over ging.

Het toneelstuk was nog niet halfweg, of de zoon van het frietkot was in alle staten. De frituursponsoring werd in een vingerknip geschrapt. Wanneer het stuk vervolgens een jonge vrouw opvoerde als de wulpse nymfomane van het frietkot die de zwaarlijvige protagonist tussen de lakens wil krijgen, ontstond er een vlammende ruzie met een leidster van de Chiro. Zij bleek zich net iets te hard te herkennen in het personage. En dan was er ook nog wat met een punker• Kortom, de Maaikel had volgens mij op een avond tijd voldoende inspiratie opgedaan om een nieuw stuk te bedenken: ‘Ambras in den bond’.

Ik zat dus in de parochiezaal met mijn vrouw nieuwsgierig te wachten op wat ‘Nen obees bij de frietchinees’ zou brengen. De zaal liep goed vol met publiek dat om te grijzer was. Ik voelde me thuis. Het geroezemoes werd gecombineerd met het geklingel van lepeltjes tegen kopjes en het stromende geluid van koffie. De lichten in de zaal gingen uit en de spot flitste op het doek.

Anders dan verwacht zwaaide het doek niet open. We waren er getuige van hoe de apothekeres op haar klinkende hakken het podium opwandelde. ‘Dames en heren’, sprak ze terwijl de spot haar duidelijk wat verblinde, ‘ik wil in naam van onze Maaikel…’ ‘Luider!’, riep iemand uit het publiek. ‘Ik wil in naam van onze Maaikel’, hervatte ze enigszins roepend, ‘zijn verontschuldigingen uiten voor alle problemen dat dit toneelstuk heeft veroorzaakt. Hij heeft hier nochtans hard aan gewerkt. Maaikel is door de enorme druk die op zijn schouders rustte gecrasht…’ ‘Ge-watte?’, vroeg een man rechts vooraan die zijn handen als schelpen rond zijn oren hield. ‘Gecrasht, ingestort! Daarom is hij niet langer de regisseur, maar neem ik zijn taak over. Als u het toneelstuk niet goed vindt, gelieve het dan tegen mij te zeggen en niet tegen onze Maaikel. Alle klachten mogen bij mij komen.’ Er hing een vertwijfelde stilte.

Hoorbaar zei een vrouw: ‘Wa is dees nu?’ ‘Gelieve het ook niet in de apotheek mee te delen. Maar bel gerust aan na de uren. Of stuur een mailtje. Bedankt!’ Met haar luide hakken stapte ze van het podium. Ze kwam plots nog even op haar stappen terug: ‘Ik verontschuldig mij ook in naam van Maaikel bij de Chinese gemeenschap in ons dorp.’ Daarop verdween ze. Bij mijn weten wonen de Aziaten niet in de frituur en ook niet in onze gemeente. Er klonk hier en daar gekuch. De openingsmuziek begon plots fel te spelen. Het was ‘Shangai’ van Eddy Wally. ‘Nooit zag ik in heel m’n leven, zoveel Chinezen’, zong hij vrolijk. Het publiek klapte mee in de maat.

Ik was blij dat ik deze klucht niet moest souffleren.

 

Marcel 't Kint observeert het dorpsleven en de wereld om hem heen. Hij beoefende twaalf stielen en beging evenveel ongelukken.

Commentaren en reacties