Nieuwe poëzie: ‘Alles was geschreven en er daalde een grote rust neer op de wereld’
Poëtische vingerafdrukken: recent verschenen Nederlandstalige poëzie
Rob van Essen.
foto © YouTube - De Nacht van de Poëzie
Schrijvers Babeth Fonchie Fotchind en Rob van Essen debuteren als dichter. Grootse poëzie levert dat nog niet op. Debutanten moeten nog groeien.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn deze maandelijkse rubriek worden telkens enkele recent verschenen Nederlandstalige dichtbundels tegen het licht gehouden.
Plooi
Babeth Fonchie Fotchind: Plooi, De Geus, Amsterdam, 2022, 85 blz., ISBN 978-90-44545-38-8, €18,99
Ons oordeel: ***
De Nederlandse dichter en jurist Babeth Fonchie Fotchind (1993, Yaoundé, Kameroen) woont en werkt in Amsterdam. Afgelopen juni debuteerde ze met de bundel Plooi. Ze draagt regelmatig voor op podia en festivals, publiceerde onder meer in Kluger Hans, De Revisor, De Groene Amsterdammer, DW B, De Gids en Elle, en was huisdichter van het online feministisch tijdschrift Lilith. Opmerkelijke wapenfeiten voor een debutante. Maar hoe sterk is haar debuut?
Behoorlijk sterk, zo blijkt. Plooi laat zowel stilistisch als inhoudelijk een hechte indruk na, terwijl de toon van de gedichten doorheen alle cycli consequent gelijk blijft. Dat heet homogeniteit, en daar blinkt deze bundel in uit. Plooi telt vier cycli die alle dezelfde titel hebben: verzamelde goedbedoelde adviezen, gevolgd door de nummers 1 tot en met 4. Goedbedoelde adviezen: daar lijkt op het eerste gezicht iets klefs aan te hangen. Wie is de vrouwelijke, lyrische ‘ik’ in de gedichten dat zij meent de lezer adviezen te moeten geven? En waarover dan wel? Zijn het levenslessen die ze met ons wil delen? Negatieve ervaringen waarvoor ze ons wil waarschuwen? En wat bedoelt ze met ‘verzamelde’? Zijn alle gedichten in de bundel de énige adviezen die de ‘ik’ ons meent te moeten verstrekken, waarna haar taak erop zit?
Uit de lectuur van de bundel wordt al snel duidelijk dat de lyrische ‘ik’ die doorheen alle gedichten waart flink wat mentale beschadigingen heeft opgelopen. Alleen al advies van mijn beste vriendin die ook beschadigd is, zoals de titel van een gedicht uit de vierde cyclus luidt, wijst daarop. Uit tal van gedichten kan de lezer bovendien afleiden met welke moeilijkheden, vooroordelen, herinneringen en andere issues de ‘ik’ te kampen heeft: schrik om uit de kast te komen – de ‘ik’ is lesbisch —, racisme, immigratieproblemen, afgesneden zijn van je wortels, impliciete kritiek op wantoestanden in je land van oorsprong zoals genitale verminking, kunstmatige inseminatie en geestelijke gezondheidszorg.
Zware thema’s die Fotchind echter op zo’n manier verwoordt dat je als lezer niet terneergeslagen achterblijft. Wat daar onder meer toe bijdraagt, zijn diverse vormen van humor waarvan de dichter gebruikmaakt. Over ‘besneden’ vrouwen schrijft ze bijvoorbeeld haast laconiek: ‘zulke vrouwen gehoorzamen hun husband nu eenmaal beter’. En over uit de kast komen: ‘je komt uit de kast, een virtuele doorzichtige opslagruimte / die enkel in het hoofd van verouderde computerprogramma’s / bestaat.’ Van originele vergelijkingen als de laatste wemelt het overigens in Plooi.
Opvallend is ook hoeveel hedendaagse termen, neologismen, moeilijke en Engelse woorden Fotchind doorheen haar vaak meerdere pagina’s beslaande gedichten weeft. Een greep: captcha-code, emoji, voicememo, gemarginaliseerdenladder, trifecta, follikels, black box, waist beads, habbohotelaccount. De dichter bespeelt op zo’n creatieve wijze zoveel taalregisters dat de bundel alleen al daarom een plezier is om te lezen, los van de schrijnende toestanden die erin worden omschreven in de vorm van een prettig leesbare parlandopoëzie zonder hoofdletters en bijna geen leestekens. Bijzonder is dat al die ‘vreemde’ woorden op geen enkel ogenblik het organische van de gedichten nadelig beïnvloeden. Quasi elk gedicht in Plooi leest, integendeel, alsof het er altijd al is geweest. Zo vanzelfsprekend, zo zichzelf.
Uit alles in deze bundel kan je als lezer afleiden dat de ‘ik’ in de gedichten een buitenstaander is: ze is zwart, kwam op haar vijfde van Kameroen naar Nederland (‘nergens valt te aarden’), is lesbisch, ‘highly-sensitive’ en hanteert overlevingspatronen om haar leven draaglijk te maken en te houden. Uit de lectuur van de bundel blijkt ook duidelijk dat de ‘goedbedoelde adviezen’ in dat licht moeten worden gezien en niet als moralistisch opgestoken vingertjes. Want uiteindelijk weet de dichter het ook allemaal niet goed. Zelf zei ze daarover in een interview: ‘Ik heb de antwoorden op veel vragen niet. Deze bundel heb ik juist geschreven om vragen bij mensen op te roepen, om stil te staan bij hun eigen leven. Stilstaan bij je eigen leven, bij wie je bent en op zoek gaan naar je kern is belangrijk.’ Als je het zo bekijkt, zou Plooi, de titel van de bundel, kunnen staan voor de plooien die ieder van ons in zijn leven moet gladstrijken om aanvaard te worden en tot zelfaanvaarding te komen.
Alleen de warme dagen waren echt
Rob van Essen: Alleen de warme dagen waren echt, Atlas Contact, Amsterdam, 2022, 64 blz., ISBN 978-90-25473-65-5, €19,99
Ons oordeel: **
Als prozaschrijver behoeft de populaire Nederlandse schrijver, vertaler en recensent Rob van Essen (1963, Amstelveen) geen introductie meer. Tussen 1996 en nu publiceerde hij negen romans, drie verhalenbundels en twee bundels kronieken. Zijn bekendste boeken zijn Hier wonen ook mensen (2014) en De goede zoon (2018). Met Alleen de warme dagen waren echt waagt hij zich voor het eerst aan een dichtbundel. Hoe brengt de doorwinterde prozaschrijver in hem het ervan af als dichter?
Wij winden er geen doekjes om: de bundel stelt overwegend teleur. Maar weinig van de 45 gedichten blijft bij. De meeste maken een vrijblijvende indruk. Ze lijken te zijn geschreven tijdens een verloren uurtje of als een vorm van ontspanning tussen het schrijven van twee hoofdstukken proza door. Spankracht en rake, verrassende formuleringen zijn ver te zoeken. Sommige verzen schijnen op een pointe af te stevenen, maar komen niet verder dan de belofte van een pointe en schieten finaal tekort. Andere gedichten lezen alsof ze tot stand zijn gekomen in een poëzieworkshop, in opdracht van een docent die zijn cursisten nu eens vraagt een gedicht te schrijven op basis van een aantal kernwoorden en dan weer over een specifiek onderwerp. Alleen de warme dagen waren echt lijkt dan ook meer op een staalkaart van een leerling-dichter dan op een hecht doorgecomponeerde bundel van een rastalent.
Alleen de warme dagen waren echt telt geen cycli. Alle gedichten volgen elkaar op zonder dat ze thematisch of anderszins gegroepeerd zijn. Ze snijden de meest uiteenlopende onderwerpen aan: het leven, ouders, de kindertijd, observaties, straatrumoer, schrijven, de dood, de seizoenen. De bundel begint ietwat lijdzaam met het gedicht Alles was geschreven:
alles was geschreven en er daalde
een grote rust neer op de wereld
achter hun bureau vergingen schrijvers
langzaam tot stof dat door achteloze voeten
van huisgenoten over vloeren werd verspreid
en later over straat
met de regens stroomde het
via roosters de riolen binnen
waar je soms nog ’s nachts
als je goed luistert niets kan horen
Het lijkt wel alsof de dichter daarmee wil zeggen dat al het geschrevene er niet toe doet. Dat schrijven alleen maar voor onrust zorgt en dat, nu alles geschreven is, de wereld eindelijk opgelucht kan ademhalen. Eenzelfde relativeringsvermogen legt Rob Van Essen aan de dag in het slotgedicht, De doden: ‘De doden dan, die overal zouden wezen, / ik zie ze niet, ik ruik ze niet, ik hoor ze niet. / Wel zie ik hun voetstappen in de sneeuw / bij het kerkhof, maar dat is kinderspel.’ Eindigen doet het gedicht ietwat fatalistisch met: ‘Het is een spel, / er is geen hel, / er is geen hemel, / er is geen sneeuw.’
Wat in het voordeel van Van Essen pleit, is de zuiverheid van zijn taal. Je zult hem niet betrappen op een onzorgvuldige formulering. Dat is dan weer de volleerde prozaschrijver in hem. Daar staat tegenover dat sommige verzen zich laten opdreunen als verkapt proza, zonder dat bijvoorbeeld een verrassend enjambement voor vonken zorgt of voor een glinstering in de ogen van de lezer.
Mooi om te zien is ook hoe spaarzaam Van Essen omgaat met leestekens en hoofdletters. Veel gedichten tellen er zelfs geen. Daarmee gunt de dichter de lezer de vrijheid om zelf zijn leesritme te bepalen. Daarbij schuwt hij ook de soms absurde humor niet, zoals blijkt uit de volgende regels: ‘Kijk, het gras is gemaaid / door een alien. // Dat wisten we niet toen ze landden: / dat ze van tuinieren hielden’. Maar ook weemoed en melancholie gaat de dichter niet uit de weg, zoals in het gedicht Alleen de warme dagen. Daarin formuleert hij in de we-vorm bespiegelingen over ‘onze kindertijd’, om te concluderen: ‘alleen de warme dagen waren echt’.
Als Alleen de warme dagen waren echt het poëziedebuut was van een jonge dichter zonder enig prozawerk op zijn naam, dan had men in de kritiek ongetwijfeld van een grote belofte gesproken. Maar het is het poëziedebuut van een succesvolle, 59-jarige prozaschrijver van wie de boeken terecht als zoete broodjes over de toonbank gaan. Veel goede prozaschrijvers begonnen ooit weinig succesvol als dichter. Van Essen begint pas gedichten te schrijven nadat hij al een resem sterke prozaboeken op zijn naam heeft staan. Hij is niet de enige. Ook de Vlaamse prozaschrijver Anne Provoost debuteerde afgelopen jaar met een dichtbundel. Alleen is die van haar sterker. Dat neemt niet weg dat wij uitkijken naar een volgende bundel van Rob van Essen. Je moet schrijvers de kans geven om te groeien, en daar staat geen leeftijd op.
Personen |
---|
Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.
In Waasmunster kan je nog tot 17 december kennismaken met een 25-tal vertegenwoordigers van de Dendermondse Schildersschool.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.