Noem mij (niet) bij mijn diepste naam
In zijn tweewekelijkse column in De Morgen hekelt Doorbraak-medewerker Jean-Pierre Rondas het belgicisme van de Vlaamse centrumpartijen die geen ideologische partij meer kiezen, maar zich verliezen in het zwarte gat van het belgicisme.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementWie ook haar sortie niet gerateerd heeft, is de ex-voorzitster van de sp-a, Caroline Gennez. Eergisteren kondigde ze aan dat ze een toffe ministerportefeuille niet zou afwijzen. Enkele uren voordien wist ze te voorspellen dat haar opvolger Bruno Tobback met een stalinistische score zou verkozen worden – een uitdrukking die zelfs door de schrijvende pers zorgvuldig werd vermeden. Niet te verwonderen tenslotte, want ook over andere onderwerpen denkt sp-a, die straks nog 10 percent haalt, graag in termen van 90 percent. Zo kwam Gennez een maand of wat geleden vertellen dat haar partij, plus Open VLD en CD&V en Groen! het over 90% van de materies voor 90% eens zijn. Deze uitspraak is inderdaad een beschrijving van de huidige toestand. Men kan ook verwijzen naar Luc Cortebeeck die als ACV-man opriep, “desnoods” voor VLD te stemmen (maar zeker niet voor de egoïsten van N-VA). Of naar Rik Torfs, wiens meest saillante idee in zijn CD&V-toekomstvisie bleek te zijn, dat er in de al te talrijke verloven voor werknemers moest gesnoeid worden.
Waar, in het licht van die 90 percenten, staan deze partijen nog voor? Je zou je vinger willen opsteken en voorzichtig suggereren: misschien toch allen samen in één partij? Dat denken en zeggen ze dus ook (zie Gennez). De vraag is alleen, onder welke noemer stichten ze zo’n eenheidspartij? Met welke ideologie na The End of Ideology? Wel, als compensatie voor hun ideologische geslachtsloosheid dient zich daar de noemer van het belgicisme aan.
Belgicisme als laatste ideologie? Zo werkt het nu toch ook al? Belgicisme als last stand, als dernier carré, als vastklamp-ideologie voor tripartite-gezinden. Belgicisme als ersatz-ideologie die de nostalgie naar de verdrongen ideologieën moet temperen. Belgicisme als troostideologie voor de geknakte idealen. Belgicisme als verkleefdheid aan een bloedeloze staatsconstructie, vermomd als morele houding. Belgicisme voor wie het niet meer weet.
Belgicisten schrijven het woord “Vlaams” met ae en sch. Belgicisten dreigen er soms mee om, als dat hier zo voortgaat, uit Vlaanderen te verhuizen. Naar Brussel, zeggen ze. Belgicisten beweren dat België een laboratorium is. Belgicisten beweren dat flaminganten met vendels zwaaien, onder hun kerktoren zitten, en daar kaakslagen ontvangen – drie uitdrukkingen die alleen in het belgicistische vocabularium voorkomen. De belgicist denkt dat alle problemen in deze staat opgelost geraken als hij maar voldoende zijn viscerale afkeer van de Vlaamse Beweging, en bij uitbreiding van de Vlaamse natie, etaleert. Een natie die, al naargelang het soort belgicist, ofwel niet bestaat, ofwel niet hoort te bestaan. Het grote probleem van de belgicist is dat België wel een paritaire regering heeft, maar geen paritair volk.
Voor de belgicist is de Vlaamse Beweging van nature rechts en neoconservatief, maar tegelijk ook neoliberaal en genetisch separatistisch. Laat ik tegenover deze courante epitheta voor de flamingant eens in dezelfde stijl nagaan wie ik zo allemaal in het belgicistische kamp terugvind. Ik zie er de bankiers met pijp en dikke onderlip. Ik zie er baronessen van nederige afkomst. Ik vind er profitariaatssocialisten, zowel in de gewone betekenis van het PS-systeem, als van de Sp-a die zijn kar aan diezelfde PS hangt. Ik merk er passé-loftsocialisten op, luxe-multiculturalisten, en pseudoglobalisanten. Schlagerzangers en eigenaars van voetbalclubs. Belgicisme heerst waar de neo-maoïst de hand reikt aan de hyperliberaal en de projectontwikkelaar… Hèhè, dat lucht op.
Belgicistische partijen zijn alleen Vlaamse partijen, nooit Franstalige (die zijn gewoon Belgisch). Op om het even welke vraag hebben ze een anti-separatistische mantra als antwoord. Je waarschuwt ze voor de nefaste gevolgen van rotte compromissen: jamaar, antwoordt de ene, ik wijs een onafhankelijk Vlaanderen af. Je wijst ze op het eeuwige immobilisme en het status-quo in de Belgische staat: jamaar, zegt de tweede, ik ben geen separatist. Je probeert ze te alarmeren over de nefaste gevolgen van een door de Franstaligen gewilde, mensonterende immigratie- en asielpolitiek: jamaar, verdedigt een derde zich, wij zijn constructief en wensen tot een akkoord te komen.
Belgicisten hebben nog één gemeenschappelijk kenmerk dat ik nog niet heb vermeld. Ze wensen namelijk niet “belgicist” genoemd te worden. Ze zijn daar heel teergevoelig in. Dat label schuwen ze als de pest. Ze vinden het een scheldwoord. Ze ontkennen wat ze zijn. Voor een belgicistische partij kraait de haan altijd.
Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).
Na een in memoriam voor zijn leerling Luc De Vos, herdenkt J.P. Rondas zijn poësisleraar Paul Heirwegh die dit jaar overleed. Opdat verleden lessen niet verloren zouden gaan.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.