JavaScript is required for this website to work.
post

O tafel, o bed

Dagboekaantekeningen (87)

ColumnBenno Barnard22/7/2023Leestijd 7 minuten
Zomertuin in Sussex.

Zomertuin in Sussex.

foto © Flickr - JR P

Het leven brengt mij vanuit zomers Sussex naar herinneringen aan Praag, een gedroomde wandeling met Zelenski en een hereniging in Heathrow.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Vrijdag 16 juni

Ik zit in mijn tuin, die een enorme vaas is, vol floxen, stokrozen, anjers, vingerhoedskruid, ridderspoor, en wat God in Zijn wijsheid verder nog aan de woordenschat heeft toegevoegd, en ik voel me, afhankelijk van mijn gemoedstoestand, nu eens een verlepte bloem en dan weer een distel. Dat is het gevolg van de afwezigheid van mijn blondine, die nu alweer een dag of tien in haar vaderland rondreist, en de bezorgdheid over mijn opstandige prostaat.

Maar laat ik niet zaniken. Laat ik streng zijn. Ik vind het geklaag van mensen over hun gemoedstoestand onuitstaanbaar; ja, zelfs het ter sprake brengen van gevoelens irriteert me al. Talentloze narcisten, zwijg! Vlees zonder ruggengraat, bekommer je om je medemens!

En voorts ben ik van mening dat de faculteiten psychologie, genderstudies, etc., voor onbepaalde tijd gesloten moeten worden. Menswetenschappen! Alsof de literatuur niet de ware menswetenschap is.

Over drie weken is de feestelijke hereniging en eind september reizen we samen naar zoon en schoondochter. De rest van de zomer ben ik hier in Sussex, waar u mij zult zien lanterfanten.

Zondag

In mijn droom wandelde ik met Zelenski door een rustige Europese stad, een Winchester of Wells met wat Italiaanse tierelantijnen uit de renaissance. Nauwelijks autoverkeer. Geen luid pratende, met inkt toegetakelde passanten aan wie ik me kon ergeren. Het weer was even kalm als de stad, een soort lentezomer die van mijn jasje geen zweterige bedoening maakte. Al wandelend zetten we de zoet naar bloesem ruikende lucht in volzinnen om.

Maar we praatten niet over de oorlog; en hoewel ik wist dat ik me dat had voorgenomen, probeerde ik hem niet uit te leggen waarom ik me bij de aanblik van huilende Oekraïense moeders als de rijke jongeling uit het evangelie voelde, die al zijn geld moet weggeven om de Filosoof te volgen… Joy en ik hebben geld zat, maar ik laat geen gelegenheid voorbijgaan om een gelegenheid voorbij te laten gaan; ik wend mij zelfs niet wenend af, integendeel, ik blijf koppig mijn zelfgenoegzame zelf… Wat ben ik opgeschoten sinds de negentiende eeuw? Ik ben alleen maar een christen omdat ik niet weet hoe ik me zou moeten losmaken van de pinakels en voluten in kathedralen en de metafysische cantates van J.S. Bach of de ketel vol verhalen waarin ik nu eenmaal als kind ben gevallen, zoals het verhaal over de rijke jongeling, die al zijn geld moet weggeven om de Filosoof te volgen… Joy en ik hebben geld zat, maar ik laat geen gelegenheid… maar dat heb ik al verteld.

Ik dwaal af, wat zoals bekend mijn methode is om de werkelijkheid het hof te maken tot zij zich aan mij overgeeft. Met de werkelijkheid bedoel ik mijn ervaring van de werkelijkheid, waarmee de relatie tussen haar en mij al begonnen is.

Wat bespraken Zelenski en ik? Mijn kennismaking met Midden-Europa, die begon in het communistische Praag in de jaren zeventig, waar ik met de dissidente intellectueel Slávek Hubálek bevriend raakte. Hoe ik ten slotte ook de wrede, arcadische Boekovina had leren kennen, dat deel van Oekraïne waar de geschiedenis droop van het Joodse bloed. En dat hij beslist de Nederlandse literatuur moest lezen.

‘Wat dan in het bijzonder?’ Hij zoog net als ik op een pepermuntje.
‘W.F. Hermans wordt als bijzonder goed beschouwd. Nooit meer slapen.’
‘Ik slaap al vijfhonderd dagen niet meer.’ Dit op spottende toon.
‘Ik houd niet van Hermans’ cynisme,’ zei ik en ik begon te preken over het menselijk tekort en hij glimlachte zwartgallig maar niet cynisch: hij streek over zijn baardje, terwijl de punt van zijn neus naar het plaveisel wees. Ik zag dat hij steeds sterker op Slávek leek, en de in elkaar overvloeiende trekken van de Joodse president en de katholieke dissident verwarden me.
‘Vrijheid!’ riepen we toen we elkaar omhelsden.

Later

Waarom droom je? Om te vermijden dat je je verveelt wanneer je slaapt.

Maandag

Over onze oorlog met de handschoen tegen Rusland.
Peter schrijft me dat het Westen zich arrogant en contraproductief heeft gedragen tegenover de Russen. Maar hij geeft toe dat het niet eenvoudig is om te weten welke houding je moet aannemen tegenover dat volk, want het haalt zijn neus op voor het democratische staatsbestel en zit levenslang op een wonder te wachten, te verrichten door God of zijn plaatsvervanger in het Kremlin. Het volk in het Westen is even aartsdom, maar minder lijdzaam, aangezien het niet gelooft dat de duivel koning is, met het toeval als zijn eerste minister.

Zou dat waar zijn? In elk geval beweer ik al vijfhonderd dagen dat het Westen jaren voor deze oorlog zijn bewondering voor de Russische cultuur had moeten uitspreken, voor Gogol, Tolstoj, Sjostakovitsj, en dat met diplomatische regelmaat had moeten herhalen. Dat is politiek verantwoord, want wie kan er nu iets tegen cultuur hebben, en het zou de Russen een kinderlijke glimlach hebben ontlokt. Het Westen had de zaak heel wat gewiekster (en ook eleganter) kunnen aanpakken.
Zou Poetin werkelijk in die mythevorming van Doegin geloven en zich nooit afvragen waarom alleen etnische Russen hun rug vrijwillig ontbloten voor de knoet? Onze legers zouden wel gek zijn om Rusland aan te vallen. Ondertussen heeft al dat gebazel over moedertje Rusland en haar sacrosancte oorsprong al een paar honderdduizend doden gekost.

Ik schrijf Peter terug dat onze opinies niet meer divergeren dan een linker- en een rechterbeen.

Donderdag 22 juni

Joy wordt vandaag tweeënzestig, een leeftijd waar ze een bedwelmende dosis leeftijdsloosheid doorheen heeft gemengd. Ik denk aan mijn moeder, die zoveel ouder was toen ze even oud was. Vandaag is mijn vrouw te gast in de Rozentuin van het Witte Huis, als ‘plus one’ van Christopher, die is uitgenodigd om de officiële ontvangst van de Indiase premier bij te wonen.

Vrijdag 23 juni

Christopher wordt vandaag vijfentwintig, een leeftijd waar hij een verbluffende dosis volwassenheid doorheen heeft gemengd. ‘Hoe was het bij Biden?’ vraag ik.
‘O, je loopt daar met vijfhonderd mensen een beetje door elkaar. Drankje, chipje, je kent het wel.’
‘Maar hoe kwam het dat jij was uitgenodigd?’
‘Ik sta op een lijst… niet lachen… een lijst van future leaders. Die houden ze bij in het Witte Huis. Jonge mensen van wie ze iets verwachten blijkbaar.’
Dat is pas een zoon, die van zijn vader een provinciaal maakt en van zijn achteloosheid een wapenschild!

Zaterdag

Prigozjin heeft met zijn troepen het Russische militaire hoofdkwartier in stad Rostov aan de Don bezet. De smeerlap beweert dat het reguliere leger zijn manschappen heeft beschoten. Verwarring alom.

’s Avonds

Ze rukken op naar Moskou. Dat zou me wat zijn, een nieuwe bestorming van het Winterpaleis!

Zondagavond

Prigozjin heeft het met Loekasjenko op een akkoordje gegooid en zijn troepen in ruil voor immuniteit op tweehonderd kilometer van Moskou een glaasje wodka aangeboden. Ze keren terug naar hun bases. De samowar staat weer te pruttelen. Nou moe! Die Russen zijn volslagen onbetrouwbaar — het beloofde net spannend te worden!

Dinsdag

Nog steeds geen biopsie. Niet dat ik er hartstochtelijk naar verlang. Ze rijgen je perineum tien of twintig keer aan een vleesvork. Je bent zeker een halve dag geneigd tot vegetarisme.
Maar het is meer voorzorg dan iets anders. In het ergste geval gaan ze bestralen. Nou ja. Een ouwe vriend van me draagt een luier en van zijn huwelijk resteert iets schimmigs.

Zaterdag

De eerste dag van juli alweer: de eenparige versnelling van de tijd ervaar ik als een afschuwelijk bedrog. Wat een onzinnige natuurwet, met je leven betalen voor tijd… Hoeveel woorden van me zijn duurzamer dan brons? Weldra tellen we af naar Kerstmis.
Intussen bezwijken de bejaarden in het zuiden van Europa in hun leunstoel, maar Engeland is geruststellend grijs en vochtig vandaag.

Zondag

De dichter Hendrik Carette stuurt me een gedicht over de jonggestorven filosoof Carlo Michelstaedter, de Italiaanse evenknie van Otto Weininger. Ik had nog nooit van hem gehoord, maar Carette is erudieter dan ik, die te veel tijd verknoei met schrijven. Ach, inktpot, nog verleidelijker dan het vrouwelijk geslachtsorgaan!

Dinsdag 4 juli

De Amerikanen vieren Onafhankelijkheidsdag. ‘Happy Birthday, America!’ schrijft Christopher.
Hij is daar en ik ben hier. Maar waar zijn we thuis? Wat is onze plek op de aardbodem?

Voor ons soort mensen luidt de oplossing van dit vraagstuk dat je je vaderland maar het beste kunt verliezen, want een verloren vaderland is vruchtbaarder dan een vlaggenmast die uit een stuk aarde steekt.

Ik ben jaloers op de Joden, die aardrijkskunde irrelevant vinden: van elke woestijn kun je een land maken — maar ook op de ware provinciaal, voor wie drie bomen op een heuveltop en een handvol pannendaken de assen van zijn locatie in het universum vormen. Ondertussen reconstrueer ik mijn heimat uit nabootsingen van de herinneringen die mijn kindertijd zijn gaan vervangen. Zou ik in het geografisch bestaande Rozendaal kunnen wonen, even afgezien van de protserige architectuur die er de voorbije vijftig jaar is neergezet? In de pastorie bijvoorbeeld, zoals John Crook in het huis van zijn kindertijd is gaan wonen? Maar de factor tijd heeft de plek uitgewist.

Kon ik me maar oprollen als een hond, die tevreden is als hij vreten vindt en niet geslagen wordt.

Donderdag

Een kostelijke grap kwam mij ter ore: Guido Gezelle wordt niet genoemd in de canon van Vlaanderen.

Zondagavond

Morgenochtend om zeven uur begeef ik me richting Heathrow. Kenmerkende mededeling van mevrouw Barnard: dat lekkere stuk heeft zich ingeschreven voor een intensieve cursus Italiaans van het Europees Parlement — de les begint om 12.30, ongeveer een half uur na haar thuiskomst.

Maandag

Joy is thuis. O licht van mijn ogen, muziek van mijn sferen, bron van mijn welvaart, vergeef me dat ik gisteren zo ruw, zo mannelijk over je sprak… Dat ‘stuk’ wordt overigens al door Vondel gebruikt, wist je dat? Maar het seculiere heden kent geen genade, ook niet voor Vondel (gesteld dat het van deze toxische dichter weet had).
Joy zit in de woonkamer en spreekt Italiaans tegen haar laptop.

Dinsdag 11 juli

Wat moeten we toch maken van de tijd, de eeuwigheid en onszelf? Het kleine experiment met brandend kaarsvet, de foto die zelf doodgaat als je maar lang genoeg kijkt, je gemompel dat het Onzevader blijkt te zijn…
Ingewikkelde materie of antimaterie, die eeuwigheid. Je bent er niet aan het verloop van de tijd onderworpen: in de hemel heb je geen historici meer nodig. Er is geen daar daar, maar het hele zijn is er een tot het uiterste geconcentreerd punt. Deze oerknaltennisbal bedacht Kierkegaard al in 1849.
Ho quarantacinque anni’, giechelt Joy tegen haar onzichtbare leraar.
O tafel, o bed.

Woensdag 12 juli

De krant meldt dat Milan Kundera gisteren is overleden. Hij was de negentig ruimschoots gepasseerd, wat ‘a good innings’ heet in Engeland, waar het leven een cricketmatch is, met de dood als umpire. Ik beken dat ik ooit met zijn werk gedweept heb. Wat ik van hem leerde was fundamenteel modernistisch: er bestaat enkel een gradueel verschil tussen vertellen en beschouwen, tussen mijn dagboeken en mijn roman.

Jonathan Coe verweet Kundera in 2015 in The Guardian zijn ‘androcentrisme’ (die krant ontslaat van pure progressie op een dag haar mannelijke journalisten): ‘Ik vermijd het woord misogynie, omdat ik niet denk dat Kundera vrouwen haat of vijandig tegenover ze staat, maar hij ziet de wereld wel vanuit een exclusief mannelijk gezichtspunt.’

O moeder Natuur, wil mij toch slaan met de auto-immuunziekte der genderstudies! Doordring mij van het besef dat mijn blik doodt, dat alles in mij geneigd is het Zijn te verkrachten! Moedertje van me, ik ben radeloos… enzovoorts, in dezelfde stijl, ad infinitum, of toch minstens de komende twintig jaar. En hoe meer de zelfhaat mijn brein vergiftigt, hoe wijder de vagina dentata haar roze muil openspert…

En ik zeg dit, ik die alle mannetjesputters verafschuw!

Donderdag
Kan een taal iemands gedrag beïnvloeden? Wanneer ik Engels spreek, overtuig ik anderen en mezelf van mijn beleefdheid en ironie en begint het vanzelf licht te regenen; nu Joy haar Italiaans oefent in de keuken waar ik pasta bereid, is ze onweerstaanbaar bazig, wat de Italiaanse vorm van koketterie is… Opgewonden ziedt het water, onderworpen kronkelt de spaghetti, schaamteloos gluur ik naar haar decolleté… Ja, certo, ik onderwerp al mijn levenslust aan haar borsten!

Benno Barnard is een schrijver die meent dat het heden gewoonlijk ongelijk heeft.

Meer van Benno Barnard

Thuis in Sussex: praten met oude vrienden, jonge vrienden en overzeese familie, terwijl in Rusland en Cambridge helden het moeten ontgelden.

Commentaren en reacties