Over de grondlaag van korte rokjes
De eerste column van Marius Meremans (N-VA). Hij is een van onze vier sprekers uit het halfrond onder de glazen stolp.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementWellicht droomt menig manspersoon al weg bij deze titel en vertoeft hij al in gedachten op een zwoele zomeravond, nippend aan een daquiri. Alle begrip daarvoor, maar mijn insteek is jammer genoeg van een andere orde.
Aanleiding is een regionaal artikel in een krant waarbij leerlingen van een Aalsterse school hun bijdrage wilden leveren tot het fameuze ‘burgerkabinet Jeugd’ van Vlaams minister van Jeugd, Sven Gatz. Toen ze gevraagd werden naar hun oplossingen voor een betere preventie van radicalisering bij jongeren, werd in het artikel vermeld door de leerlingen dat de overheid misschien best een nieuwe jeugdbeweging zou oprichten. Die zou dan moeten openstaan voor ‘alle culturen‘ , best niet op dagen die moeilijk liggen voor bepaalde geloofsovertuigingen en ook qua kledij moet het beter: korte rokjes van vrouwelijke leden moeten dan wat langer, zodat ‘iedereen zich kan thuis voelen‘. En wij dachten dat we zover waren dat Vlaamse vrouwen zelf de lengte van hun stof bepaalden!
Minister Sven Gatz nuanceerde in de commissie duidelijk een en het ander, maar her en der verschenen er toch ook reacties. Het geeft telkens aan dat we in Vlaanderen met een schuldcomplex zitten. Nu dat is ook logisch: je wordt bijna dagelijks om de oren geslagen met teksten, studies en eminente commentatoren die dat ook expliciet zeggen. Het is immers de fout van die Vlaamse maatschappij die zich niet kan verzoenen met die ‘nieuwe stedelijke context‘.
Als we even het georganiseerde jeugdveld bekijken, dan mogen we in Vlaanderen best trots zijn. We hebben een sterk uitgebouwde sector gaande van jeugdbewegingen, speelpleinen, jeugdateliers tot jeugdhuizen toe. Al deze initiatieven zijn laagdrempelig en best betaalbaar. Allen kunnen ze rekenen op steun, zowel vanuit de gemeenten als vanuit de Vlaamse overheid. Dat is niet meer dan normaal, maar kan best een voorbeeld zijn voor de rest van Europa. Want dat sterke, kwaliteitsvolle Vlaamse jeugdwerk is iets waar men in vele delen van Europa ons voor benijdt.
Ik moet ook nog de eerste KWB, Davidsfondsafdeling of Landelijke Gilde tegenkomen die zich niet openstelt voor nieuwe mensen, van welke origine ook. Toch moet het bepaalde mensen steeds van het hart dat onze cultuur, onze ‘way of life‘ niet meer hoort. Trots zijn op je roots kan, op voorwaarde dan dat die afkomst vooral dan niet in Europa ligt.
Het trots zijn op de Vlaamse openbare cultuur, op wat je maatschappij realiseerde is eigenlijk dus zonde – soms lijken bepaalde commentatoren op pastoors uit de jaren 50 die hun pijlen afschieten vanuit een digitale preekstoel.
Elke land en volk heeft zijn grondlaag , ook wij Vlamingen. In die grondlaag zit de ziel van een volk. Van Clouseau tot Pieter De Coninck, van stoofvlees tot frietchinees en van de Vlaamse kassei tot onze lintbebouwing. Elementen verdwijnen en nieuwe komen erin, net zoals in Engeland shepherd’s pie al lang niet meer het nationale gerecht is, maar iedereen het heeft over ‘curry‘ – het oorspronkelijke Angelsaksische gerecht is allang vervangen door een gerecht uit het Oosten, deels door het ‘British Empire‘, maar vooral door de culinaire invloed van nieuwkomers. En gelukkig maar, want soms is die Engelse keuken ook niet om over naar huis te schrijven.
Het probleem stelt zich wel wanneer een bepaald individu gewoonweg niets te maken wil hebben met die grondlaag, en bepaalde conventies – zeg maar normen en waarden – naast zich neerlegt. Of erger nog , één bepaald element eruit wil halen, en vervangen door een ander. Dat verklaart de hele hetze rond Zwarte Piet in Nederland. Die traditie zit zo ingebakken in de Nederlandse identiteit, dat het plompweg etiketteren tot racisme diep snijdt in de nuchtere Hollandse ziel. Zij die dromen van een samenleving waar iedereen lukraak zijn eigen ‘grondlaag ‘ aanbrengt, waar er geen gemeenschappelijke sokkel meer is, is eraan voor de moeite. Als je echt een recept voor burgeroorlog zoekt, wel dan is dit er één met stip.
Moeten we dan niet ijveren voor meer diversiteit? Natuurlijk wel, en er is nog werk aan de winkel. Mijn oude Berlingo zit vol met kleurige en puisterige tieners op weg naar het jeugdvoetbal. Van rozig wit tot diepe fondant, en alle tinten daartussen. In de jeugdbeweging en het jeugdhuis is dat veel minder het geval, en dat is een spijtige zaak.
Maar misschien moet in bepaalde gebedshuizen en door eigen opiniemakers dan toch ook medegedeeld worden dat het best oké is dat meisjes en jongens samenspelen in de Chiro, en dat het echt hoort dat meisjes in het jeugdhuis met jongens praten. Ik hoor dat bij jeugdbewegingen in Brussel er stilaan meer kleur is bij de deelnemers, dus een utopie is het niet. Het is een inspanning die lang zal duren, maar er is geen andere optie.
Streven naar diversiteit betekent niet dat je je eigen huis afbreekt, je brengt wel meer kleur en in sommige kamers verplaats je meubels of richt je iets anders in, in samenspraak met de rest van het gezin. Maar iedereen weet dat welk behang of kleur je ook aanbrengt, er is steeds een stevige grondlaag nodig is , anders heb je vodden … en ruzie met de vrouw des huizes.
De auteur is Vlaams Parlementslid en cultuurspecialist voor de N-VA.
Marius Meremans (1967) is woonachtig in Dendermonde, gehuwd en vader van drie zonen. Hij is regent Frans-geschiedenis-Latijn-Engels. Momenteel is hij gemeenteraadslid in Dendermonde en Vlaams volksvertegenwoordiger. In het Vlaams Parlement focust hij zich op de thema’s cultuur en binnenlandse zaken.
Een voorstel voor decreet over sociaal-cultureel volwassenenwerk wordt weggehoond omdat het geen subsidies wil voor culturele segregatie. Marius Meremans (N-VA) verdedigt het in deze Vrije Tribune.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.