JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Over de Islam, weerbare democratie en wetenschappelijke integriteit II

Correspondentie Wim Van Rooy-Paul Cliteur

Paul Cliteur27/12/2019Leestijd 4 minuten
Huidig ayatollah Khamenei van Iran.

Huidig ayatollah Khamenei van Iran.

foto © Wikimedia Commons

Wim van Rooy en Paul Cliteur voeren een correspondentie over de islam, weerbare democratie en wetenschappelijke integriteit.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In deze aflevering van Doorbraak een correspondentie tussen Paul Cliteur en Wim van Rooy naar aanleiding van de publicatie van Cliteur’s boek Populist and Islamist Challenges for International Law (American Bar Association, samen met Amos Guiora, 2019). Zij spreken over islamwetenschap, de trahison des clercs, weerbare democratie, en de Vlaamse en Nederlandse politiek die capituleert voor de islam (Van Rooy) of het jihadistisch theoterrorisme (Cliteur). Van Rooy sluit af met een brief over het ‘onderzoek’ naar extreemrechts.

Van Rooy is de schrijver van de bestseller Waarover men niet spreekt (2015). Cliteur schreef samen met Dirk Verhofstadt In Naam van God: elke Dag een Aanslag (2018). Van Rooy is vrijgevestigd schrijver, Cliteur is hoogleraar aan de universiteit van Leiden en zit voor Forum voor Democratie in de Nederlandse Senaat.

 

Beste Wim

Dank voor je – zoals altijd – interessante observaties. Je hebt gelijk over de Leidse oriëntalistiek. Die had inderdaad een grote reputatie. Maar met het overlijden van Hans Jansen (1942-2015) blijft daar niets meer van over, helaas. Het is in Leiden overigens niet anders dan aan andere universiteiten. Met het overdonderende succes van Edward Saïd’s Orientalism: Western Conceptions of the Orient (1978) is de wetenschappelijke bestudering van de islam overal gepolitiseerd, en daarmee werd een einde gemaakt aan een wetenschappelijke en integere bestudering van de islam.

Dat die dag velen de ogen opende

Martin Kramer beschrijft dat proces al in het fameuze jaar 2001, in Ivory Towers on Sand: the Failure of Middle Eastern Studies in America. Het ironische is dat 11 september 2001 twee tegenovergestelde effecten had. Allereerst het effect dat die dag velen de ogen opende voor het geweldsprobleem met de islam. Als tweede dat het de Saïdisten wind in de zeilen blies: de zielige islam mocht niet de Zwarte Piet toegespeeld krijgen en men ging alles verzinnen aan oorzaken voor 9/11 zolang men maar zo ver mogelijk bij de islam vandaan bleef. Ik vind dat ook Bassam Tibi in zijn Islamische Geschichte und Deutsche Islamwissenschaft: Islamologie und die Orientalismus-Debatte (2017) daarover behartigenswaardige dingen schrijft.

Zouden we dan niet gewoon de islam als probleemfactor moeten identificeren en het onderscheid islam/islamisme van de hand moeten wijzen? Is het niet verwarrend en misleidend, zoals je terecht aan de orde stelt? Zoals je hebt gezien hebben Guiora en ik ons in Populist and Islamist Challenges for International Law (blijkens de titel al maar toegelicht op de pp. 72-86) aangesloten bij het vocabulaire van ‘islamisme’. Ik heb dat eigenlijk in al mijn boeken gedaan. In Het Monotheïstisch Dilemma: of de theologie van het terrorisme (2010), in In naam van God (2018), samen met Dirk Verhofstadt, en nu ook dus weer in dat laatste boek. De reden daarvoor is dat ik af wil van de discussie over wat de ware aard is van de islam.

Een groot maatschappelijk probleem

Het probleem met een al te categorische afwijzing van de islam is dat mensen dan met vormen van islam aankomen die weliswaar niet breed worden aangehangen (zeker tegenwoordig niet!) maar die toch naar het oordeel van sommigen verdienen om te worden verdedigd. Je schrijft in jouw brief dat ‘de politieke Mohammed van de soennieten’ het won van ‘de ascetische Mohammed van de soefi’s’. Prima. Daar maak jij ook dat onderscheid. En we zijn het beiden eens over het feit dat de politieke Mohammed het gewonnen heeft van de ascetische Mohammed. In welke zin gewonnen? In de zin dat de politieke interpretatie tegenwoordig veel meer aanhangers heeft dan de ascetische Mohammed. En zelfs als die ascetische Mohammed meer aanhangers zou hebben dan die politieke Mohammed, dan blijft toch de politieke Mohammed een probleem, omdat een minderheid van geweldsplegers een land kan verwoesten als de ascetici pacifisten en fence-sitters blijven.

Wat ik wil, is onze tegenstanders in het gesprek betrekken op grond van feitelijke gegevens die zij niet kunnen ontkennen. Zij kunnen niet ontkennen dat de vorm van islam die tegenwoordig de Syrië-gangers en de aanslagenplegers bezielt een groot maatschappelijk probleem vormt. Mooi. Daar gaan we dan het gesprek beginnen. Als we ze eenmaal in dat gesprek hebben geëngageerd kan je verder gaan en dan kan jij zeggen dat die ‘politieke Mohammed’ veel meer basis heeft in soera’s uit de koran dan de ‘ascetische Mohammed’. Een wijs man schreef het boek Waarover men niet spreekt: bezonken gedachten over postmodernisme, Europa, islam (2015). Die titel ‘waarover men niet spreekt’ is prachtig getroffen.

Een vorm van werkverdeling

Ik maak het in de Eerste Kamer der Staten-Generaal mee: waarover men niet spreekt. Aan de Universiteit ben ik het al meer dan dertig jaar gewend. Wie over islam (het ‘I’-woord) wil spreken, vindt overal een gesloten deur. Je ziet mensen zelfs zichtbaar schrikken wanneer alleen al het woord gebruikt wordt. Maar via een omweg kan je de domme intelligentsia of bestuurlijke elite wellicht dwingen over in ieder geval de meest krasse verschijningsvorm van die islam, het islamisme, de politieke islam, de jihadistische islam, het gesprek te openen. Dan hanteer je ook een vocabulaire dat de veiligheidsdiensten hanteren. Maar goed, misschien is het ook een vorm van werkverdeling.

Misschien is het de taak van de godsdiensttheoreticus of de filosoof scherp te zijn op het punt dat jij hier aanvoert en kan de politicus de lens inzoomen op waar we het in ieder geval over eens zijn, namelijk dat die politieke Mohammed een enorm probleem vormt op dit moment. We moeten daar iets mee. Wat wij in Populist and Islamist Challenges for International Law aanwijzen is het leerstuk van de weerbare democratie. We zouden als democratieën ons teweer moeten stellen tegen diegenen die met een beroep op de democratie de democratie om zeep willen helpen. Amos Guiora en Kristine Ingle schrijven daarover behartigenswaardige dingen in het derde hoofdstuk (‘Militant Democracy’). Hoe zie jij dit? Denk je dat die ‘weerbare democratie’ ons kan helpen?

Paul Bernard Cliteur (Amsterdam, 6 september 1955) is een Nederlandse rechtsgeleerde politicus en filosoof, alsmede opiniërend columnist en publicist. Hij staat bekend om zijn rechts-liberale inslag, zijn atheïsme, republicanisme en inzet voor dierenrechten. In de Nederlandse Eerste Kamer is hij fractievoorzitter voor de FvD.

Commentaren en reacties