JavaScript is required for this website to work.
post

Principes van het postmodernisme

Bij mijn lectuur van Tinneke Beeckman, Macht en onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting (deel2)

Jean-Pierre Rondas5/11/2015Leestijd 3 minuten

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Geen ik, geen zelf, geen ziel.
Geen geest, geen wil, geen zin.
Geen verhaal, geen doel, geen betekenis.
Geen subject, geen persoon, geen identiteit.
Geen taal, geen volk, geen land, geen gemeenschap.
Geen man, geen vrouw. Geen vader, geen moeder. Geen kind.

Geen wij.

Het einde van de kunst.
Het einde van de geschiedenis.
Het einde van het grote verhaal.
Het einde van de representatie.
De dood van de auteur.

Tegen de metafysica. Tegen de literaire canon. Tegen de grens en tegen het territorium.
Tegen het christendom.
Tegen de universele idealen van de Verlichting.
Tegen het Westen.

Geen waarheid.

De waarheid heb ik als laatste bewaard, omdat ze de spil vormt van Tinneke Beeckmans kritiek op het postmodernisme.

Volgens het postmodernisme ‘bestaat’ geen van deze dingen.
Postmodernisme heeft een eigenaardige opvatting over ‘bestaan’. Volgens deze richting heeft niets van wat ooit door mensen is verzonnen, verbeeld, verteld, gemaakt, geconstrueerd, een bestaan. Misschien ‘bestaan’ stenen en rotsen en sterren en het heelal wel, maar zelfs daar ben ik niet zeker van.

Constructie, dus deconstructie

Ik was op zoek naar de principes van het postmodernisme, tot me te binnen schoot dat als het postmodernisme consequent wil zijn, het geen principes kan hebben, alleen aankondigingen van methodes. In de postmoderne literatuur lees je dan ook zelden over principes. Pomo zegt bijna nooit wat het is. Het voelt zich pas lekker als het mag zeggen wat het niet is. Over elk item hierboven vermeld, over elk tegen en elk anti, over elk geen en elk niet, over elk einde en elke dood zijn de afgelopen veertig jaar duizenden academische teksten gepubliceerd. Ik ken geen pomo geschrift dat niet afbreekt of niet deconstrueert.

Ik, zelf, ziel, geest, wil, zin, verhaal, doel, betekenis, subject, persoon, identiteit, taal, volk, land, gemeenschap, man, vrouw, vader, moeder, kind, wij, kunst, geschiedenis, verhaal, representatie, auteur, metafysica, canon, grens, territorium, christendom, Verlichting, Westen, waarheid zijn stuk voor stuk componenten van onze humanisering, onze humaniora, ons humanisme en onze humaniteit. Stuk voor stuk worden ze door pomo verdacht gemaakt. Volgens pomo zijn het constructen die we ons hebben leren inbeelden. Het zijn mystificaties en mythen, geconstrueerd door de Macht. Ze horen dus gedeconstrueerd te worden. Deze deconstructie worden de pomo’s nooit moe. Ze is nooit voltooid, ze gaat almaar door. Het afbraakwerk neemt nooit een einde. Vergeet de Russische nihilisten van Dostojefski, dit wordt het nieuwe nihilisme.

Nooit voordien heeft een denksysteem op zo’n totalitaire wijze alle disciplines van de menswetenschappen doordrongen. Met een vernietigende en culpabiliserende uitleg over het verleden, een moraliserende dwang voor het heden, en een afwezigheid van elk project voor de toekomst. Geen toekomst.

Levend bij epigonen

Was het postmodernisme dan niet verscheidene keren dood verklaard? Door wie wordt het nog verdedigd? Voorstanders theoretiseren er niet meer over, tegenstanders nemen de moeite niet meer het te bestrijden… De grootste tegenstanders (Jürgen Habermas, Ernest Gellner) hadden hun kritiek al in de vroege jaren tachtig in het postmodernisme-debat met Jean-François Lyotard en Michel Foucault geformuleerd. Nadien leken zowel pro als contra uit-getheoretiseerd. Nadien heeft nooit nog een filosoof van naam zich met pomo beziggehouden. Dit debat had ook niets bijgebracht. De pomo’s verloren op alle punten en toch hebben hun epigonen het gehaald.

Er is dus allerminst sprake van een einde van het postmodernisme, integendeel, wel van een verspreiding over de hele aardbol, in alle geesten en in alle disciplines. Pomo is uitgegroeid tot de interpretatieve software par excellence, die het marxisme en het christendom heeft vervangen. Architectuur, archeologie, antropologie, feminisme, religie, theologie, muziek, literatuur, geschiedenis en politiek: alles is aangetast door het nihilistische virus van het postmodernisme.

Welweters

De laatste tijd is de besmetting nog moeilijker te bestrijden dan vroeger, want de antropoloog, de historicus, de theoloog, de feminist, allen beschikken zij over hun latente pomo-theorie en -praktijk. Vooraleer ze specialist zijn in hun vak, zijn ze postmodernist, constructivist, deconstructivist, cultuurrelativist, of anti-essentialist. De gevaarlijkste pomo’s zitten dan ook niet meer bij de filosofen (het is daar een droefenis), maar bij de beoefenaars van de welweterswetenschappen, voornamelijk de politicologie, de literatuurwetenschappen en de historiografie. Zij zijn het die het verwoedst zwaaien met pomo-dooddoeners als de stereotypen, de stigmatisering en het ‘wij-zij-denken’. Zij leveren ook de meeste studenten af.

Nog erger is dat de pers bevolkt wordt door afgestudeerden in deze moraline-richtingen* die op hun beurt tenslotte de agenda-setting van de pers bepalen. En van de pers naar de politiek is maar een stap. Zo komt het dan, dat onwetende volksvertegenwoordigers van alle partijen in het parlement pomo-standpunten staan te reproduceren.

Tinneke Beeckman heeft het debat van de jaren tachtig opgenomen, maar dan wel in de ingewikkelde situatie van vandaag, waar het pomo diffuser en fundamentalistischer is geworden dan toentertijd. In de volgende aflevering probeer ik haar boek ook echt te bespreken. Wat exact verwijt zij aan deze doodgravers van de Verlichting?

___________

* P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Van Dale Etymologisch woordenboek:
moraline [kleinzielige morele verontwaardiging] {na 1950} < Hoogduits Moralin [idem], van Moral < Frans moral → moraal.

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).

Commentaren en reacties