PROKA revisited
Al wat zich de laatste vijftig jaar aan kunst en cultuur heeft ontwikkeld in Vlaanderen, vindt zijn oorsprong bij PROKA en zijn Zwarte Zaal.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementAl wat zich de laatste vijftig jaar aan kunst en cultuur heeft ontwikkeld in Vlaanderen, vindt zijn oorsprong bij PROKA en zijn Zwarte Zaal. Een expo in het Gentse Liberaal Archief belicht die invloedrijke periode.
De Zwarte Zaal is het eerste receptief theater dat Vlaanderen had. Van 1969 tot 1988 vonden er experimentele voorstellingen plaats in een ruimte die aanvankelijk de eetzaal was van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, in hedendaagse taal: KASK. Toen beeldend kunstenaar Pierre Vlerick directeur werd, zei hij: ‘Ga maar ergens anders uw boterhammen eten.’ Met zero frank werd het nodige bijeen gescharreld om zowel overdag als ’s nachts de eetzaal om te toveren tot een theater met welgeteld één artiestenloge. De loge viel te vergelijken met de stateroom uit de film A night at the Opera (1935) van de Marx Brothers.
Niets moet, alles kan
Er was geen pluche, klater- en bladgoud. Alle aandacht ging naar een behoorlijke technische uitrusting. Alles ‘geleend’ van gevestigde theaters met gunstig gezinde technici en directeurs of betaald met geld dat eigenlijk voor ‘onderwijs’ bestemd was. De facturatie werd aangepast: wat er geleverd werd klopte niet met wat op de leveringsbons en facturen stond. Kwam er een opmerking van hogerhand werd die weggewuifd met ‘verkeerde levering’, om vervolgens te verdwalen in, achter en over de berg Administratie.
Negentien jaar lang heeft een wisselende groep mensen zich belangeloos ingezet met slechts één doel voor ogen: de realisatie van anti-academisch theater. Een bijkomende gedachte volgens Pierre Vlerick was dat alle kunstvormen elkaar moeten voeden. De geest van PROKA zat gebald in het gezegde: ‘Niets moet, alles kan.’
Het onmogelijke mogelijk maken
Veel subsidie is er in die haast twee decennia niet geweest, al heeft ambtenaar Alfons Van Impe vaak geld met nepstichtingen naar PROKA doorgestuurd. Overheidsgeld ging naar gevestigde instituten en de politici blokkeerden door een stugge houding het vrije initiatief. Zelfs zolder, kelder en garagetheater waren gepolitiseerd. Dat Arca, Vertikaal en Arena gesubsidieerd werden, was niet te danken aan het beleid, maar aan een onderling akkoord tussen de drie traditionele partijen, de katholieke (Arca), de socialistische (Vertikaal) en de liberale (Arena). Ondanks aanhoudende geldproblemen is de geschiedenis van PROKA rijker dan van eender welk ander theater.
Het godenrijk
Gereputeerde groepen en mensen traden voor weinig geld op in de Zwarte Zaal. Vaak waren de reiskosten voldoende als vergoeding. Omdat die mensen – waarvan er nu een aantal tot het godenrijk van het theater behoren – vonden dat PROKA als enige het experimentele van het progressieve bracht. Jerzy Grotowski, Eugenio Barba en Tadeusz Kantor traden op in de Zwarte Zaal. De laatste met de legendarische Dodenklas in 1977.
Hun leerlingen passeerden met producties. Ze beïnvloedden de generatie van de jaren 80/90 waaronder Franz Marijnen en Tone Brulin – die in het buitenland reeds furore maakten, Arne Sierens, Eric De Volder [†], Anne Theresa de Keersmaeker, Godfried-Willem Raes & Monique Darge, Josse De Pauw, Jan Fabre, maar ook organisatoren die een duidelijke visie hadden hoe een programmatie gevormd kan worden en welke rol een backbencher moet spelen, en voor wie. Twee vooraanstaande namen zijn Dirk Pauwels en Hugo De Greef.
De meest spraakmakende
De Dodenklas is – geen discussie over – de meest spraakmakende geweest. Hugo Claus getuigde daarvan, maar ook de dichter, kunstcriticus en producer BRT (VRT) Freddy de Vree. De laatste schreef een cyclus van 13 gedichten die zijn bundel De dodenklas voleindigde. In de toelichting wordt dat onderstreept: ‘Het verwijst naar het gelijknamige toneelstuk van Tadeusz Kantor dat draait rond de behandeling van mannequins als een stadium tussen acteur en toeschouwer, in beweging zijn en immobiliteit, herinnering en symbool.’
De andere cycli, terloops gezegd, verwijzen eveneens naar doden: de naamgever van het sadisme Marquis de Sade, de voorloper van het surrealisme Isidore Ducasse (Comte de Lautréamont), de enige dandydichter van Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog Hugues C. Pernath en de conceptartiest par exellence Marcel Broodthaers.
Een expositie
Wat PROKA betekent heeft voor het theater – en voor veel ruimdenkende mensen – is momenteel te zien op een expositie. Een bescheiden maar stevig clubje mensen heeft een flink aantal documenten en correspondentie samengebracht, aangevuld met een aantal grote foto’s. Het geheel is zeer leerrijk. De kunst en de kunstenaar worden maar begrepen door de geschiedenis. Peetvaders van de expositie zijn ere-gouverneur Herman Balthazar en kunstfilosoof Willem Elias, beiden professor emeritaat. Ze gaven bij de vernissage een nadere beschouwing op de invloed van PROKA in zijn negentienjarig bestaan.
Te kleine catalogus
Om af te ronden, twee markante opmerkingen uit de al te kleine catalogus. Ze versterken al wat hierboven staat en ze werden daarenboven gekozen omdat ondergetekende door hen veel van wat door anderen mafte ideeën werden bevonden, heeft kunnen realiseren.
Pierre Vlerick: ‘Feitelijk is PROKA er voor een goed stuk gekomen omdat ik geen goesting had om een echte schooldirecteur te worden. Ik kreeg al de kriebels van Kultuurhuizen met een grote K. Ik verlangde naar een open gebouw. In zo’n optiek lag PROKA bijna voor de hand.’ (De Gentenaar, 1979)
Willem Elias: ‘PROKA is de naam van het organisme waarin Pierre Vlerick samen met Milou Werbrouck zijn visie op vernieuwing gerealiseerd heeft. Ik zeg “samen met Milou Werbrouck” omdat dit essentieel is. Zij zijn vier handen op twee buiken. Hun samenwerking is een voorbeeldig voorbeeld van een recente visie op organiseren, namelijk de gelijkwaardigheid tussen administratieve en artistieke directie, en wel zo dat de administrator liefde voor kunst heeft, en de artiest zin voor beheer.’ (De Prokakrant, 1986)
Voilà, meer moet dat niet zijn, maar ook niet minder.
De PROKA-jaren, Hoogtepunten uit 19 jaar podiumkunst in de Gentse Zwarte Zaal
Tentoonstelling in het Liberaal Archief i.s.m. het Geuzenhuis en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (K.A.S.K. – HoGent) – tot 10 november 2017.
www.liberaalarchief.be
Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.
Milo Rau vertrekt bij het NT Gent. Hij zag zijn benoeming enkel zag als een tussenstap op de weg naar zonniger bestemmingen.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.