JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Pruisen: bejubeld en verketterd

Dirk Rochtus2/1/2016Leestijd 3 minuten

Pruisen was een staat die boogde op het drievoudige primaat van ‘Waffen, Wissenschaft und Verfassung’ (wapens, wetenschap en grondwet).

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Pruisen was beter dan zijn reputatie. Jean-Pierre Rondas heeft dat nog eens duidelijk aangetoond in zijn bespreking van verschillende boeken die recent over de vroegere kernstaat van het Duitse keizerrijk zijn verschenen. De Britse premier Winston Churchill mag dan wel weinig flatterende dingen gezegd hebben zoals: ‘Het hart van Duitsland slaat in Pruisen. Hier ligt de oorsprong van die ziekte die altijd weer uitbreekt.’ Als die ziekte zagen de geallieerden de combinatie van militarisme, nationalisme en ‘Ordnungsdenken’ die de Duitse expansiedrang tijdens twee wereldoorlogen zou hebben aangestuurd. Dat spookbeeld was voor hen de reden om die deelstaat op 25 februari 1947 officieel te ontbinden, ook al was Pruisen inderdaad niet meer dan een spookachtige herinnering, opgedeeld als het intussen was tussen de geallieerde bezettingszones, Polen en de Sovjet-Unie. Zo werd bijvoorbeeld Königsberg, de parel van Oost-Pruisen en geboortestad van de grote Duitse filosoof Immanuel Kant, door de Russische overheid omgedoopt in Kaliningrad.

‘Republikeinse vesting’

Was Pruisen een ‘kankergezwel’ dat de Duitse cultuur bijna fataal werd zoals Chrys David Rom stelt op Facebook waar ik het artikel van Rondas had gedeeld? Nee, Pruisen was veeleer een bolwerk dat – eenmaal gesloopt – de nationaalsocialistische vloed niet meer kon tegenhouden. De nazi’s was Pruisen ten tijde van hun opgang begin jaren ’30 een doorn in het oog. De grootste deelstaat van Duitsland werd immers bestuurd door de sociaaldemocraten (SPD) die de fragiele democratie van de Republiek van Weimar verdedigden tegen de extremisten van links (de communisten van de KPD) en rechts (de nationaalsocialisten van de NSDAP). Rijkspresident Paul von Hindenburg liet op 20 juli 1932 de zogenaamde ‘Preußenschlag’ doorvoeren waarbij de Pruisische minister-president Otto Braun (SPD) uit zijn ambt werd ontzet. Daarop werd rijkskanselier Franz von Papen, die behoorde tot het katholieke Zentrum, maar wel brood zag in samenwerking met Adolf Hitler (NSDAP), aangesteld tot Reichskommisar voor Pruisen. Op die manier ging de oude droom van de conservatieven in vervulling, namelijk de ‘Beseitigung der ‘republikanischen Festung Preußen’, dieses ‘marxistischen Spuks’ (het slopen van de ‘republikeinse vesting Pruisen’, dit ‘marxistische spook’). Zo effenden ze echter het pad voor de ‘Machtergreifung’ door Hitler een paar maanden later, op 30 januari 1933.

Opofferingsgeest

Institutioneel was Pruisen verzwakt, moreel echter nog niet. De klasse die geloofde in de oude Pruisische deugden van eer, deugd en plichtsbewustzijn, stond nog altijd wantrouwig tegenover de nieuwe machthebbers, de bruinhemden van de NSDAP. Maar de nazi’s ensceneerden op 21 maart 1933 de ‘Tag von Potsdam’, een plechtige manifestatie in de residentiestad van de Pruisische koningen waarmee ze symbolisch een brug wilden slaan tussen de Pruisische tradities en de nationaalsocialistische ideologie. De kersverse kanselier Hitler boog zelfs onderdanig het hoofd voor Hindenburg, de grijze rijkspresident en gewezen veldmaarschalk die het traditionele Pruisen belichaamde. Zo hadden de nazi’s Pruisen gerecupereerd, maar toch zou er onder de generaals wantrouwen blijven bestaan tegenover de parvenu Hitler, of zoals Rondas schrijft: ‘Toch heeft Pruisen zijn eer kunnen redden – en dan nog door de opofferingsgeest en het plichtsbewustzijn van het gehate Pruisische officierenkorps. Twee derde van alle samenzweerders die verantwoordelijk waren voor de mislukte aanslag op Hitler, op die gedenkwaardige 20ste juli 1944, kwamen uit de Pruisische militaire bovenlaag.’

Pruisische hervormers

Als we denken aan Pruisen, doemt inderdaad het beeld van de Pruisische dril op voor ons geestesoog. Onder generaals als Gneisenau en Scharnhorst ontwikkelde Pruisen zich in de 19de eeuw tot een geduchte militaire macht. De Roemeense auteur Valeriu Marcu beschrijft deze ‘Geburt einer Militärmacht in Europa’ in een elegant literair Duits in zijn in 1928 verschenen boek over ‘Das Grosse Kommando Scharnhorsts’. Maar de Pruisische generaals waren ook hervormers in die zin dat ze de algemene legerdienst invoerden – waardoor ieder mannelijke burger van Pruisen betrokken werd bij het overleven van zijn staat – en dat ze het adelsprivilege voor de militaire loopbaan afschaften. De Pruisische hervormingen tussen 1807 en 1811 beperkten zich niet tot het militaire domein. Freiherr Karl vom und zum Stein bijvoorbeeld verbeterde de administratie door de creatie van vakministeries, en voerde de ‘Bauernbefreiung’ (bevrijding van de boeren die eigendom konden verwerven). Staatskanselier Karl August von Hardenberg stimuleerde de vrijheid van onderneming. De Pruisische burger moest meer eigenverantwoordelijkheid leren. De diplomaat en geleerde Wilhelm von Humboldt dacht een onderwijssysteem uit dat de nadruk legde op de ontplooiing van de geestelijke krachten en het zelfstandige denken van de student. Het ideaal van Humboldt staat vandaag onder druk van een nuttigheidsdenken, maar het toont nog altijd aan dat Pruisen ook drager van humanisme en verlicht denken was. Wat Pruisen waarlijk betekende, komt goed tot uitdrukking in de woorden van Gneisenau: ‘Das neue Preußen sollte auf dem dreifachen Primat der Waffen, der Wissenschaft und der Verfassung stehen.’ (‘Het nieuwe Pruisen zou moeten bogen op het drievoudige primaat van wapens, wetenschap en grondwet’).

Foto: Hitler buigt het hoofd voor Hindenburg. © www.dw.de

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties