JavaScript is required for this website to work.

Alzheimer in de Kempen: Leo Pleysiers ontroerende requiem voor Germaine

Frank Hellemans6/10/2023Leestijd 3 minuten
TitelKlokgelui
Subtitelroman
AuteurLeo Pleysier
UitgeverDe Bezige Bij
ISBN9789403128771
Onze beoordeling
Aantal bladzijden156
Prijs€ 20.99

In ‘Klokgelui’ toont Leo Pleysier zijn erbarmen voor de geringsten onder ons, zonder daarbij melodramatisch of prekerig te worden.

Na zijn familieromans met als orgelpunt Wit is altijd schoon componeerde Leo Pleysier nu met Klokgelui een fijnmazig saluut aan een onbekende bejaarde in de straat die aan alzheimer leed en samen met haar partner geruisloos de pijp uitging.

Het begint als een tuinfeest waar mensen uit de buurt staan te ‘gezelligen’ en met hun frases een soort koorgezang beginnen maar geleidelijk aan verschuift de focus naar het echte onderwerp. In Klokgelui staat de banale verdwijning van Germaine en Jef centraal die dankzij een alerte buurvrouw – en auteur Pleysier – een stem krijgen.

Wanneer Germaine in het ziekenhuis sterft, en haar echtgenoot een week later thuis naast een soldaat gemaakte fles dood wordt aangetroffen, gaat de cocktailparty in de tuin ogenschijnlijk verder. Maar schijn bedriegt. Het woestijnzand dat een laagje stof over mens en dier en auto legt, krijgt het laatste woord: ‘En dan lijkt het wel alsof de woestijnwind die stofwolken deze kant op heeft geblazen om ons eraan te herinneren dat we zelf ook stof zijn, zegt Alma Van Dijk. En dat we tot stof zullen wederkeren, zegt Brigitte Vermeer. Amen, zegt Frank Blockx.’

Meesterlijke montage van stemmen

Pleysier is sinds Wit is altijd schoon, zijn ode aan zijn mama die vanop het sterfbed haar kroost toespreekt, als meester van de uitgepuurde stemmenmontage bekend. Hij voerde zijn kunstjes van orale literatuur keer op keer op met telkens andere familieleden in de hoofdrol. Met Familiealbum kreeg de 70-jarige Pleysier en zijn lezers die verzamelde familieromans in één omnibus cadeau.

Pleysier die ondertussen 78 is, veranderde sindsdien het geweer van schouder. Of toch niet helemaal. In Klokgelui laat hij zijn beproefde strategie nu los op een koppel uit de straat waarvan het huis te koop staat en van wie al lang niets meer is vernomen. De buurvrouw neemt geleidelijk aan de stemmenregie van de omwonenden over om de laatste maanden van Germaine en Jef in te kleuren.

Thuis in koekoekshuis

Germaine, ooit inpakster bij een Turnhoutse sigarenfabriek en Jef, gewezen hulpmagazijnier, leiden een doorsneebestaan in een huisje met voortuintje en lapjeskat. Het begint ermee dat Germaine de zakdoeken zoek legt en Jef, die op orde is gesteld, geleidelijk aan beseft dat Germaine de trappers aan het verliezen is.

Het duurt even tot Jef ophoudt met Germaine te corrigeren en uiteindelijk meegaat in haar ziekte. Tot ze ook voor hem ondraaglijk wordt en hij samen met haar de stekker uit het contact haalt. Hij beslist dat ze beiden zullen stoppen met medicatie te nemen waarop het onvermijdelijke gebeurt.

Pleysier weet op zijn manier via het gebabbel van de buurvrouw de aparte, bijna poëtische schoonheid van Germaines ziekte – die nooit bij naam wordt genoemd – te evoceren. Germaine keert in haar fantasieën vaak terug naar haar kinderjaren waarin ze gefascineerd was door de koekoeksklok in huis. Vandaag wil ze eindelijk thuis komen in dat koekoekshuis, met of zonder Jef.

Terloops passeert haar mislukte zwangerschap de revue waardoor het koppel kinderloos bleef. Maar vooral de zigzaggende gedachten en impressies van Germaine en Jef vormen de hoofdmoot van dit requiem waarin koeien en hoe die tegen de dingen aankijken een aparte rol krijgen toebedeeld.

Leed dat dementie heet

Pleysier schreef dus zeker niet de zoveelste alzheimerroman. Sinds Bernlefs Hersenschimmen, toch wel dé Nederlandstalige klassieker over alzheimer, zijn er talloze pogingen geweest om het leed dat dementie heet in Nederlandstalige romans op te voeren. Maar Pleysier kiest, zoals gezegd, voor een omweg. Via het geroezemoes van de deelnemers aan het tuinfeest, wordt de toon gezet voor het uiteindelijke hoofdgerecht.

Mooi én ontroerend hoe Pleysier daarbij kiest voor gewone mensen uit een doodgewone straat in een modaal Kempisch dorp die in hun dagelijkse wel en wee ook opmerkelijke invallen krijgen en dito ideeën koesteren.

Heimatschrijver

Pleysier verweeft in zijn stemmendictee allerlei hints die het wedervaren van Germaine en Jef een literair patina geven. Van muizen en mensen van John Steinbeck komt zo ter sprake. Of Spiegel im Spiegel van Arvo Pärt. En natuurlijk mag het Kempische taaleigen, waarin Pleysier gemazeld en gepokt is, niet ontbreken. ‘Ik zen vooral muug gezeten’ heet dat dan. Of: ‘Ik zen zweirt mor ik zen schwoen.’

Uiteindelijk is het heimatschrijver Pleysier te doen om het levendig houden van de wereld waarin we hoe klein ook dagelijks verkeren. Klank geven aan de stemmen en verbeelding van mensen die verdwijnen, ook al waren ze bij leven en welzijn heel gewone lieden. Al schrijvend ontfermt hij zich over de geringsten onder ons zonder daarbij melodramatisch of prekerig te worden. Een zeldzaamheid tegenwoordig bij het schrijvende gilde.

Groter dan onszelf

Die zelfbescheiden poëtica geeft literair componist Pleysier trouwens zelf mee met de personages die het requiem uitgeleide doen: ‘Wij dragen dingen met ons mee die groter zijn dan onszelf, zegt Alma Van Dijk. De taal, de traditie, de schoonheid, de tijd, de dood en de herinnering, zegt ze. Alma krijgt het nog maar schoon gezegd, zegt Frank Blockx. Weet jij wie er vandaag gestorven is, want de kerkklokken hebben geluid?’

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties