JavaScript is required for this website to work.

Cliënt E.Busken

Frank Hellemans16/2/2020Leestijd 3 minuten

Cliënt E.Busken, de nieuwe roman van Jeroen Brouwers, brengt de wondere gedachtewereld van een fragiele moribunde tachtiger in kaart.

Wat gaat er door het hoofd van een aftakelende bejaarde in een verzorgingstehuis? De nieuwe Brouwers duikt onder in de maalstroom van diens gedachten.

Gonzend multiversum

Cliënt E.Busken, de nieuwe roman van grootmeester Jeroen Brouwers, gaat verder waar hij tien jaar geleden in Bittere bloemen ook al mee bezig was: de wondere gedachtewereld van een fragiele moribunde tachtiger in kaart brengen. Toen nam de 81-jarige Julius Hammer de honneurs waar en nu is collega-tachtiger E.Busken aan de beurt.

Hammer bewoog nog, heel veel zelfs — van een strandzetel op een cruiseschip tot achterop een vespa met zijn geile muze — terwijl ‘cliënt’-patiënt Busken zwijgzaam vastgekluisterd in een rolstoel het leven in een psychiatrische verzorgingsinstelling machteloos ondergaat. Maar niet getreurd: Busken heeft genoeg aan de maalstroom van de eigen observaties en vooral gedachten die van hot naar her springen. Nu eens komt Buskens overleden moeder in beeld die hem als kind steeds weer afwees, al dan niet met een ferme tik tegen het hoofd, en dan weer de eigen alcohol- en rookverslaving tot de fatale val die hem in het ‘gesticht’ bracht waar hij tevergeefs naar een exit zoekt.

Kortom, welkom in Brouwers’ ‘multiversum van gefluister en gegons’: ‘Nooit is het stil in mijn brein. Al die langsstuivende gedachten ritselen als wegwaaiend papier, door het geritsel heen klinkt een aanzwellend en weer in geluidskracht afnemend zoemen, constant gemompel als door verschillende monden, almaar hernomen, almaar terugkerende, in cirkels verlopende gedachtengeluiden, als je het nog gedachten kunt noemen, hoe het gedwarrel gemijmer gepieker anders benoemen, noem het mijn multiversum van gefluister en gegons, iedere gedachte is een gekleurde rorschachvlek met geluid. Meneer Busken leeft in een voor anderen ontoegangelijk  gehouden wereld.’

Taalcarnaval

Nu eens poëtisch, dan weer sarcastisch en altijd uiterst taalverliefd rijgt Busken-Brouwers de volzinnen aan elkaar tot horen en zien én verstaan vergaan. Nooit is Brouwers zo ver gegaan in de gesofisticeerde desintegratie van het taalgebruik als in deze monomane monologue intérieur. Dat levert soms grappige taalvondsten op,  zoals ‘Ik sta onder bewind van kantonvlechters en avocado’s’ of ‘Asperger? De vergrote trap van asperge’ tot ‘Wat is vandaag voor dag? Manewoens donderdins zonvrijzater.’

Maar dus ook veel synonymisch gesnater om steeds weer die loop van oeverloze herhalingen in Buskens brein te kunnen benoemen. Iets wat door de hopeloosheid van de onderneming trouwens niet uitvoerbaar is, en daar maakt Busken geen geheim van: ‘Als men zonder strak omkaderd  denkpatroon de dingen maar laat flakkeren, heeft ten slotte niets nog met iets te maken.’

Brouwers die eind april zelf tachtig wordt, is altijd  een oude ziel geweest maar sinds hij in zijn zestiger jaren een herseninfarct kreeg en nog met veel moeite kon schrijven, kent hij als geen ander het reilen en zeilen van een frêle oude man. Samen met  Brouwers’ polemisch-foeterende taaltalent lijkt dit de ideale mix voor een spetterende bejaardenroman, maar de uitsluitende focus op Buskens malende gedachten gaat op de duur danig vermoeien waardoor ‘niets nog met iets ‘ te maken heeft, zoals Busken in een zeldzaam staaltje van zelfkennis opmerkt. Wat overblijft, is een tamelijk gratuit taalcarnaval. Kunstig, al te kunstig geouwehoer, zeg maar.

Trop is te veel

Eigenlijk had Brouwers genoeg aan een novelle of kortverhaal. Brouwers-bewonderaar Dimitri Verhulst deed het hem ooit voor in Mevrouw Verona daalt de heuvel af waarin hij op een gelijkaardig archaïserende toon als Brouwers de lezer meeneemt in het hoofd van een oude dame die uiteindelijk in een finale beslissing toch nog voor een meeslepend terminaal scenario kiest. Verhulst was zo slim om die uitbraakpoging en röntgenfoto van een uitdovende geest in de vorm van een kleine ontroerende novelle te gieten.

Brouwers daarentegen die, zoals geweten, van het grote gebaar houdt, koos ervoor om de gedachtecarrousel van Busken uit te smeren in een heuse roman waardoor je inderdaad keer op keer rondjes draait. Klopt allicht dat dit precies is wat er in het hoofd van sommige bejaarden gebeurt maar dan nog. De sporadisch flonkerende volzinnen en hier en daar geslaagde taalgrappen wegen niet op tegen de al te overdadige retorische spiralen van Brouwers’ taalgeronk. Trop is  te veel en te veel is trop, zoals een bekende legendarische Brusselse oud-premier al besefte.

Bejaardenromans

De bejaardenroman is ondertussen een boeiend genre op zichzelf geworden met de dagboeken van tachtiger Hendrik Groen als absolute bestsellers bij onze noorderburen. Groen, een pseudoniem, vertelt er over de hilarische voorvallen van zijn tachtigjarig alter ego in een verzorgingstehuis voor senioren in Amsterdam-Noord. Internationaal was er het succes van Jonas Jonasson met De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween.

En allen zijn ze natuurlijk schatplichtig aan De Toverberg, de ultieme sanatoriumroman van Thomas Mann. Mann gebruikte de jonge, naïeve verteller Hans Castorp als vertelinstantie waardoor het zwaartepunt op diens observaties kwam te liggen en op de registratie van de gesprekken die rondom hem werden gevoerd. Brouwers — en dat siert hem ook — wil zijn verhaal uitpuren tot de essentie en de lezer uitsluitend deelgenoot maken aan de eindeloos starende en malende blik van zijn andere ik tot die lezer zelf begint te staren en te malen. Of het opgeeft bij gebrek aan (taal)plezier in steeds weer hetzelfde.

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties