De dictator in zijn wolfschans
De Spaanse historicus Xosé Nuñez Seixas gaat na hoe men er vandaag al dan niet in slaagt het dictatoriaal verleden van Europa te verwerken.
Wat doe je met plekken waar iets blijft hangen van de herinnering aan een dictator? Dat is de vraag die historicus Xosé Nuñez Seixas zich stelt in zijn laatste boek, Guaridas del lobo, waarvan de titel verwijst naar Hitlers ‘Wolfsschanze’, zijn bunkercomplex in Oost-Pruisen waar op 20 juli 1944 de mislukte aanslag plaatsvond. Nuñez Seixas is een specialist van het Spaanse nationalisme en maakte onlangs een evenwichtige balans op van het Catalaanse autonomiestreven (1).
Lugares de dictador of dictatorplaatsen roepen een zekere fascinatie op: ze worden bezocht door sympathisanten, maar ook door dark tourists die geboeid zijn door geschiedenis en ze interesseren de historicus die zich afvraagt hoe je er vandaag mee omgaat. Hoe beheer je dergelijke plaatsen die iets sacraals hebben, maar in een democratische context een kritische benadering vragen?
De namen uitgewist
Je kunt ze bijvoorbeeld vernietigen, in een radicale damnatio memoriae, om te beletten dat nostalgici er bedevaartsoorden van maken. Dat is gebeurd in Duitsland. Graven werden vernield of de namen uitgewist. Hitler heeft er geen: na zijn zelfmoord op 29 april 1945 werden zijn half verkoolde resten meerdere keren op- en herbegraven op geheime plaatsen, en in 1970, op initiatief van KGB-baas Joeri Andropov, verbrand. De as werd verspreid in een zijrivier van de Elbe.
Het graf van zijn ouders, Alois en Klara, bevond zich in Leonding, waar de latere Führer een deel van zijn kindertijd doorbracht, maar werd in 2012 verwijderd, omdat neo-nazi’s er samenkwamen. Op het Invalidenfriedhof in Berlijn ligt Reinhard Heydrich, een van de architecten van de genocide op de Joden, maar zijn graf is anoniem. In 1988 werd Rudolf Hess, Hitlers nummer twee van het naziregime die in mei 1941 naar Groot-Brittannië vloog en tot zijn dood in de gevangenis van Spandau verbleef, bijgezet in het protestants kerkhof van Wunsiedel. De plek werd een bedevaartsoord voor neo-nazi’s tot zijn resten in juli 2011 discreet werden weggehaald en zijn as verspreid in zee. De gevangenis werd afgebroken.
Stalin
Maar niet alle landen gaan op een even radicale wijze om met de graven van voormalige dictators of hun medestanders. Stalins graf kun je bezoeken, ook al werd hij ‘gedegradeerd’ – zijn stoffelijk overschot werd in 1961 weggehaald uit het mausoleum op het Rode Plein waar hij naast Lenin rustte, en bijgezet aan de muur van het Kremlin, naast andere vooraanstaande communisten. Maar vandaag vinden nog altijd huldes plaats aan zijn graf.
Mussolini is begraven in de familiecrypte van zijn geboorteplaats Predappio: daar komen neofascisten samen op 29 juli, zijn verjaardag, en op 28 april, de dag waarop hij werd neergeschoten aan de oevers van het Comomeer. Het graf van de Portugese dictator Salazar trekt ook geestesgenoten aan in zijn geboortedorp Vimieiro. In Spanje was het lijk van Franco tot voor kort de inzet van een hevige geheugenstrijd: in oktober 2019 werd het overgebracht van zijn praalgraf in de Valle de los Caídos naar het familiepantheon op het klein kerkhof van Mingorrubio.
En het geboortehuis?
Maar bij dictatorplaatsen gaat het niet alleen om graven. Nuñez Seixas’ belangstelling gaat uit naar alle plekken die een band hebben met de dictator, als privépersoon of als politicus, zoals zijn geboortehuis, zijn verblijfplaatsen of monumenten die hem huldigen. Het geboortehuis bijvoorbeeld is een delicate plek. Je kunt overwegen het af te breken – zoals bijna gebeurde met Hitlers geboortehuis in Braunau am Inn – maar je kunt het ook een nieuwe invulling geven. Dat kan door het verleden te negeren – het huis in Braunau wordt een politiekantoor – of door er een museum met kritische insteek van te maken, zoals misschien zal gebeuren in Predappio en in Vimieiro.
In ieder geval is het geboortehuis van een dictator een moeilijk te beheren plaats. Het is namelijk moeilijk hem als pasgeborene of als kind te zien: hoe breng je dat in beeld op een passende manier, zonder de autocraat als al te menselijk voor te stellen? Veel hangt natuurlijk af van de lokale situatie. De auteur wijdt bijvoorbeeld boeiende bladzijden aan Stalins geboortehuis in het Georgische Gori. De insteek van dat museum blijft overwegend hagiografisch, ook al staan de Georgiërs vandaag kritisch tegenover alles wat Russisch is. Maar Jozef Djoegasjvili of Stalin was natuurlijk ‘een van ons’: in 2019 nog had 40% van de Georgiërs een postitief beeld van de dictator.
Anton Mussert en Staf De Clercq
Een van de grote verdiensten van dit boek is de verscheidenheid van de voorbeelden die worden aangehaald. Want de auteur beperkt zich niet tot de grote, onvermijdelijke namen: zijn belangstelling gaat ook uit naar minder bekende Europese dictators, zoals Smetona, Päts en Ulmanis in de Baltische landen, Metaxas in Griekenland, de Pool Pilsudski of de Fin Mannerheim. Ook Pétain, de Slovaak Jozef Tiso en de Kroaat Ante Pavelic worden behandeld, net als Tito, Ceausescu en de Albanese Enver Hoxha. En de auteur heeft het zelfs kort over Anton Mussert en Staf De Clercq. Dit alles onderbouwd door een stevige meertalige bibliografie.
Er bestaat geen eenduidig draaiboek voor een juiste en rechtvaardige omgang met het dictatoriaal verleden. Daarvoor zijn de historische omstandigheden te divers: sommige landen begonnen hun democratiseringsproces in 1944, andere, zoals Portugal en Spanje, in het midden van de jaren zeventig, en de Centraal- en Oost-Europese pas na 1989. Bovendien bestaat er zelden eensgezindheid over de betekenis die we vandaag kunnen geven aan dictatorplaatsen. Ten slotte spelen lokale omstandigheden een rol. Dat de inwoners van Gori hun beroemde dorpsgenoot gunstig gezind zijn verbaast niet: een dictator kan een lokale weldoener zijn. Hetzelfde zie je in Kumrovec, het geboortedorp van Tito, waar de voormalige Joegoslavische dictator een cultfiguur is. Hoe dan ook, voor wie Spaans leest en belangstelling heeft voor de manier waarop het dictatoriaal verleden in Europa al dan niet wordt verwerkt, is dit boek een aanrader.
[1] Catalan Nationalism and the Quest for Independence in the Twenty-First Century: a Historical Perspective, Antwerp, Peristyle, 2020 (NISE Essays, 5).
Luc Rasson is gefascineerd door de manier waarop het verleden het heden blijft bepalen. In zijn laatste boek, 'Het lijk van de dictator', illustreert hij dat aan de hand van de lotgevallen van het stoffelijk overschot van respectievelijk Franco, Mussolini en Pétain.
De instorting van het Derde Rijk ging gepaard met een golf van zelfmoorden, niet alleen uitgevoerd door hooggeplaatste nazi’s.