De Amerikaanse redding van de Russische Revolutie
Douglas Smith vertelt het aangrijpende verhaal van hoe de Amerikanen de Russen redden van de hongersnood tijdens de Russische burgeroorlog.
Van 1921 tot 1923, tijdens de Russische burgeroorlog, heerste er in de Sovjet-Unie een hongersnood die aan zes miljoen mensen het leven kostte. Lenin droeg een groot deel van de schuld door zijn onderdrukking van de boerenbevolking, en de droogte maakte de situatie nog hopelozer.
Minder bekend is dat Amerikaanse hulp niet alleen miljoenen Russen het leven redde, maar ook het communistisch regime indirect hielp deze turbulente periode te overleven. De Amerikaanse schrijver en historicus Douglas Smith schreef er een boek over.
Smith begint met aangrijpende verhalen over kannibalisme door uitgehongerde mensen, die zelfs hun eigen kinderen opaten. Om zijn regime te laten overleven, deed Lenin een beroep op de kapitalistische vijand, Amerika. Herbert Hoover, die tijdens de Eerste Wereldoorlog ook al een hulpactie voor België en Noord-Frankrijk had opgezet, mocht ook nu de operatie leiden. Daarvoor werd de ARA of American Relief Administration opgericht. Die voedde twee jaar lang meer dan tien miljoen mensen, vooral in de regio van de Wolga en de Oeral.
Rusland daalt af in chaos en bloedvergieten
In februari 1917 leidde een voedselcrisis tot revolutie. In november grepen de bolsjewieken de macht en het jaar erop gingen ze in een gewelddadige kruistocht tegen de boeren over tot confiscatie van graan. Lenin beval de koelakken in het openbaar op te hangen, zodat de mensen het van ver konden zien en zouden beven. Boeren moesten zich uitkleden en naakt laten geselen. Het graanquotum werd steeds verhoogd: van 288 miljoen kilo in 1918 naar 443 miljoen in 1920. In 1921 kwamen de boeren in opstand, maar die werd bloedig neergeslagen met gifgas en concentratiekampen door de militair Michail Toechatsjevski.
De hongersnood van 1921 dreigde 36 miljoen Russen het leven te kosten, zo informeerden de patriarch Tifon en de schrijver Gorki het Westen. Hoover was tegen de ‘moorddadige tirannie van Lenin’, maar had medelijden met de hongerlijders. Op 20 augustus 1921 werd in Riga een verdrag ondertekend tussen de ARA en de zeer wantrouwige Sovjetleiders.
Moskou zag er tegen dan vreselijk uit: bomkraters, rondslingerend vuil, dichtgetimmerde winkels vol spinnen, angst voor de dood op wanhopige gezichten. In de Wolga-regio was het nog erger: daar aten ze eikels en gras, tierden tuberculose, scheurbuik, tyfus, cholera en dysenterie. Foto’s van kinderen uit deze tijd doen aan Auschwitz denken.
Op 23 februari 1922 onteigende Lenin het bezit van de Orthodoxe Kerk. Hij liet vuurpelotons los op mensen die kerken verdedigden. Achtduizend mensen kwamen hierbij om en 1.200 geestelijken werden terechtgesteld na een showproces, het eerste in de Russische geschiedenis. De roofcampagne leverde twaalf ton goud, zilver, diamanten en andere edelstenen op. Diezelfde maand exporteerde de Sovjet-Unie minstens 400.000 ton graan naar Europa, terwijl nog acht miljoen mensen honger leden. In maart 1923 werd nog een katholieke bisschop ter dood veroordeeld wegens zijn protest tegen het afpakken van kerkelijk bezit. Als gevolg van dit alles werden de Sovjets internationaal veroordeeld, ook door Hoover.
Het werk van de ARA
Ongeveer 380 Amerikaanse blanke mannen werkten in Rusland. Ze vonden het werk te gevaarlijk voor vrouwen en joden. Eén zwarte vrouw werkte er als wasvrouw. De geografische uitgestrektheid van de hongersnood was enorm: 1.300 kilometer van noord naar zuid, 550 van west naar oost. De treinen die het voedsel vervoerden, haalden maximum vijftien kilometer per uur en soms werden ze geblokkeerd door sneeuw of beschadigde sporen.
De emotionele spanning was hoog. De Amerikanen zagen veel lijken, uitgehongerde kinderen en stervende moeders die hun kroost verstikten om hun lijden te beëindigen. In een district van de provincie Samara was de bevolking in twee jaar tijd gedaald van 491.000 naar 179.000. De Amerikanen deden ook onderzoek naar kannibalisme. Een arts gaf als oorzaak de gruwelijke honger en ontmenselijking door de jarenlange ellende. De uitgehongerden beschouwden het eten van lijken niet als een misdaad.
Lenin was voorstander van Amerikaanse hulp, maar Stalin, Zinovjev en Boecharin verzetten zich hevig. Ook de geheime dienst, die zowel de Amerikanen als hun Russische medewerkers het leven zuur maakte, de graanbelasting op de boeren bleef verhogen en hen zwaar mishandelde, waren tegen de Amerikaanse inmenging gekant. De ARA zorgde voor maïs, andere levensmiddelen, kleding, schoenen, wetenschappelijke en medische tijdschriften, massale vaccinaties tegen cholera, tyfus, pokken, malaria, difterie en tetanus, voor de aanleg van moestuinen en filtersystemen voor drinkwater.
Het vertrek van de Amerikanen …
Op 13 juni 1923 kwam het laatste schip met Amerikaans voedsel in Riga aan: de opdracht liep ten einde. Op 20 juli vertrokken de laatste Amerikanen. De hongersnood had inmiddels aan zes miljoen mensen het leven gekost, maar zonder Amerikaanse hulp zouden het er minstens tien miljoen zijn geweest. De Amerikaanse hulp had onbedoeld ook Lenins regime gered van de ondergang.
Kort na hun vertrek werden in Rusland mensen gearresteerd, die voor de ARA hadden gewerkt. Dat ging door tijdens de Grote Terreur onder Stalin en de Koude Oorlog. In de Grote Sovjetencyclopedie van 1950 en in een handboek geschiedenis van 1962 werd de ARA voorgesteld als een apparaat voor spionage en contrarevolutie. Chroesjtsjov beweerde in 1959 in Amerika dat de burgeroorlog en de hongersnood juist een gevolg waren geweest van de Amerikaanse interventie.
De ex-ARA-medewerkers hadden van hun kant nog jaren heimwee naar Rusland en de Russische vrouwen. Elk jaar hielden ze een reünie in New-York, minstens tot 1965. In Rusland voelden ze zich belangrijk, in tegenstelling tot Amerika, waar ze niets bijzonders waren.
… en hun nalatenschap
Tussen 1923 en 1933 groeide de handel tussen Amerikaanse bedrijven en de Sovjet-Unie met een factor van twintig. De hulpactie had dan toch iets opgeleverd. Armand Hammer, de belangrijkste tussenpersoon, wordt hier niet vernoemd. Stalin kon met Amerikaans kapitaal razendsnel industrialiseren en de landbouw verder collectiviseren, dat wil zeggen de boeren uitroeien of naar Siberië deporteren. Dit leidde tot een tweede grote hongersnood, waarbij tussen 1931 en 1934 opnieuw meer dan vijf miljoen mensen het leven lieten, ditmaal vooral in Oekraïne. Stalin was hiervan perfect op de hoogte, maar vroeg geen buitenlandse hulp.
In 1928 werd Hoover president, maar faalde compleet in de aanpak van de economische crisis van 1929. In 1932 werd hij niet herkozen. Zijn opvolger, Franklin D. Roosevelt, bezorgde tijdens de tweede Wereldoorlog voor 12 miljard dollar oorlogsmateriaal en voedsel aan de Sovjet-Unie, waardoor volgens maarschalk Zjoekov de Russen de oorlog tegen de Duitsers konden winnen. Tussen 1992 en 2007, in de nasleep van de ineenstorting van de Sovjet-Unie, kreeg Rusland nog eens voor 28 miljard dollar, grotendeels Amerikaanse voedselhulp. In 1993 leed 70 % van de bevolking honger. In 1999 leefde 50 % onder de armoedegrens. Toen Boris Jeltsin aftrad op 31 december 1999, had hij dus redenen om zich te verontschuldigen.
Conclusie
Smith eindigt het boek met verwijzingen naar de gebruikte bronnen in Amerika en Rusland en een literatuurlijst. Hij geeft een duidelijk beeld van de Russische hongersnood in 1921-1923, de Amerikaanse hulp, de dankbaarheid van de gewone mensen, het verzwijgen en actief uitwissen door de overheden.
De lezer krijgt afwisselend gruwelijke feiten en mooie belevenissen van ARA-mannen, die bevriend werden met Russen, voorgeschoteld. Eén op tien werd verliefd op Russinnen en ze keerden met heimwee naar de Russische cultuur en samenleving terug naar Amerika.
Als er al opmerkingen te maken zijn, dan zijn ze relatief klein: op de kaart ontbreken een aantal plaatsnamen. Er staan ook veel spel- en drukfouten in het boek. Maar het is een boeiend werk over een onderwerp dat weinig bekend is. Hopelijk volgt er een vertaling in het Russisch.
Jef Abbeel is classicus en historicus en voordrachtgever en recensent over China, Rusland-Oekraïne en Midden-Oosten.
In zijn boek ‘Requiem pour Hong Kong’ dat is verschenen bij uitgeverij Bayard, werpt journalist Dorian Malovic een bittere maar lucide blik op de neergang van Hong Kong