JavaScript is required for this website to work.

Dochter van de dekolonisatie

Jef Abbeel24/6/2020Leestijd 4 minuten

Ondanks haar politiek activisme is Nsayi’s boek een aanrader. Het kan het wederzijdse begrip alleen maar ten goede komen

De in Congo geïnteresseerde lezer weze gewaarschuwd. De schrijfster van Dochter van de dekolonisatie is een Belgisch-Congolese politicologe en vooral activiste. Haar boek is deels autobiografisch, deels historisch en speelt zich af in zowel Congo als België.

Een Belgische kolonie

Nsayi begint haar verhaal in 1865, het jaar waarin haar voorvader Oscar Clerebaut in Wallonië gaat werken. In dat jaar wordt Leopold II koning. Op de conferentie van Berlijn (1884-85), waar hij op bijzonder sluwe manier de grootmachten van zijn tijd weet te overtuigen het beheer van het land aan hem toe te vertrouwen, wordt hij soeverein van de Congo Vrijstaat.

De kolonie levert echter pas vanaf 1895 winst op, en dan vooral dankzij de vraag naar rubber voor autobanden en ivoor voor biljartballen. Dwangarbeid, ziektes en honger eisen enkele honderdduizenden tot miljoenen levens. Na een rapport (op vraag van Leopold II, maar eigenlijk gedwongen na het verschijnen van een vernietigend rapport door een Britse diplomaat, Roger Casement) over de wantoestanden, wordt Congo in 1908 een Belgische kolonie.

In 1921 trekt voorvader Arthur Clerebaut naar Congo als opzichter. Een paar jaar later krijgt hij er een zoon bij, Marcel, uit een relatie met Louisa Nsayi. De kleine Marcel komt terecht bij de scheutisten in Boma, waar hij goed onderwijs krijgt. In 1942 sterft Arthur plots, waarna Marcel zijn deel van de erfenis krijgt. In de jaren 50 trouwt hij en krijgt hij als mulat hoge functies.

Een inheemse elite

Het feit dat Marcel opklom in de koloniale administratie was geen toeval. In de jaren 50 ontstaat ook een zwarte elite: in 1948 zijn er 12.000 à 15.000 ‘évolués’ (Franse term voor Afrikanen die zich hadden geëuropeaniseerd, nvdr) op 11 miljoen Congolezen. In 1956 waren dat er el 140.000 op 13 miljoen.

Die zwarte elite krijgt in 1960 de onafhankelijkheid, met Lumumba als premier. Het piepjonge land verglijdt echter al snel in chaos. Veertigduizend Belgen vluchten nadat er vrouwen worden verkracht en mannen mishandeld en gedood. Mobutu pleegt een staatsgreep in september 1960. Zijn leger neemt Lumumba gevangen. Op 17 januari 1961 wordt hij gedood. In 1965 wint Tshombe de verkiezingen, maar Mobutu pleegt een tweede staatsgreep en wordt alleenheerser. Het land, de provincies en steden krijgen authentieke namen.

De zwarte diaspora

In navolging van de maatschappelijke evolutie verandert Marcel Clerebaut zijn naam naar Nsayi Kazudi. Zijn vele kinderen bij meerdere vrouwen krijgen ook de naam Nsayi. Van dan af zal het verhaal van Nsayi’s familie en dat van Congo parallel lopen, elkaar soms kruisend, dan weer uiteenlopend.

Op 5 april 1984 wordt de schrijfster geboren in Kinshasa. Ze verliest haar vader echter op jonge leeftijd, en diens vele vrouwen blijven achter met nog meer kinderen. Het gezin verhuist uiteindelijk naar het Belgische Sint-Joost-ten-Node. Nsayi komt terecht in Landen, waar haar Vlaamse pleegouders goed voor haar zorgen.

In de jaren 90 verliest Mobutu al zijn Westerse vrienden. In Rwanda grijpt Kagame de macht na de moord op bijna 1 miljoen Rwandezen en tien Belgische para’s. In 1996/97 grijpt Laurent Kabila de macht en vlucht Mobutu naar Marokko. In 2001 wordt Kabila gedood door zijn lijfwacht. Zijn zoon Joseph volgt hem op. Rebellengroepen controleren delen van het land, tienduizenden vrouwen worden op gruwelijke wijze verkracht, kinderen als soldaten ingelijfd.

Ondertussen gaat Nsayi in 2003 in Leuven studeren. De samenwerking tussen de Leuvense universiteit en Congo startte al onder Leopold II. In de jaren 60 en 70 studeren enkele honderden Congolese studenten in Leuven, waaronder de oudste dochter van Kasavubu.

In 2008 studeert Nsayi met onderscheiding af in Leuven, als eerste vrouw in haar familie. Ze vindt meteen werk. Ze mag ook geregeld naar Rwanda, Burundi en Congo reizen. Telkens als er in Congo verkiezingen plaatsvinden (en vervalst worden), slaan Congolezen in Brussel winkelramen kapot en steken ze auto’s in brand.

De auteur staat uitgebreid stil bij de Congolese verkiezingen van 2018: Fayulu haalt de meeste stemmen, maar Félix Tshisekedi wordt als winnaar uitgeroepen, na een deal met Kabila. In oktober 2019 wordt Nsayi curator beeldvorming bij het MAS.

Beeldenstorm en excuses

Geen enkel hedendaags werk over Congo kan voorbij aan het racismedebat dat momenteel woedt. Ook hier heeft de schrijfster zich zeker niet onbetuigd gelaten. Het laatste hoofdstuk heet, veelzeggend, ‘Sorry is niet genoeg’. Hierin vereenzelvigt ze de kerk met koning en kapitaal. Ze toont weinig respect voor het werk van de missionarissen, die ‘niet allemaal slecht waren’, in onderwijs, gezondheidszorg en landbouw.

Volgens haar moet koning Filip zich verontschuldigen voor de daden van zijn familie en de regering voor die van de staat. Dat bisschop Bonny in 2017 al excuses heeft aangeboden namens de Kerk, is blijkbaar niet genoeg. Ook wij moeten ‘dekoloniseren.’ Dat wil zeggen: erkennen dat kolonialisme een fundamenteel onrechtvaardig systeem was.

Wat de kwestie van de standbeelden betreft, lijkt Nsayi gematigd, hoewel ze in alle media eist dat ze weg moeten. Sommige straatnamen moeten vervangen worden door namen van Congolezen, met name van Lumumba. Bij de kunstwerken geeft de schrijfster de indruk dat die gestolen werden, wat echter niet klopt: Belgen kochten ze op markten en bij de kunstenaars thuis. De Congolese overheid vraagt trouwens niet om restitutie; die heeft wel andere zorgen.

Nsayi pleit er ook voor om in het onderwijs meer zwarten aan het woord te laten. Wat houdt hen tegen om geschiedenis of welk vak ook te studeren zoals Zana Etambala? Er zijn genoeg vacante plaatsen in het onderwijs. Al jaren zoekt men personeel bij politie, brandweer, en in het onderwijs, zeker in alle grote steden en zeker in Brussel.

Nsayi noemt zich een bruggenbouwer. Dat laat echter een wrang gevoel achter wanneer duidelijk wordt dat ze ook maar geen enkele positieve kant van de kolonisatie belicht: in 1960 had Congo de beste universiteiten en scholen van Afrika, waren tropische ziektes uitgeroeid, en de wegen en spoorwegen in heel goede staat. Wat rest daar nog van na 60 jaar Congolees wanbeheer? Krijgen wij daar ook excuses voor?

Conclusie

Nadia Nsayi heeft een pittig boek geschreven. Weinigen kunnen dat op haar leeftijd. Ze schrijft mooi, heeft duidelijk archiefonderzoek verricht en goede bronnen gebruikt.

De frustratie van de Congolese diaspora is begrijpelijk, vooral over het wanbeheer in hun moederland. Het is echter totaal onacceptabel dat ze die frustraties op ons afreageren, onder andere door op 7 juni 2020 de winkels op de Brusselse Waterloolaan te plunderen en te vernielen. Het heeft ook geen zin om ons begrippen als ‘wit’ op te dringen in plaats van ‘blank’, politiek-correcte newspeak die in het beste geval lijkt op omgekeerde kolonisatie.

Zoals vele critici beseft ook Nsayi niet dat België al vóór de kolonisatie aan de economische top stond in de wereld en spoorwegen en tramlijnen aanlegde in Rusland, Egypte en China. Onze welvaart was niet enkel aan Congo te danken. Ook qua de slavenhandel (p. 98-99) is ze verkeerd geïnformeerd: het waren er 12 miljoen, geen 20 miljoen, hoewel dat er nog 12 miljoen te veel waren natuurlijk.

Op de overduidelijk politiek-correcte invalshoek en enkele taalkundige details die bij een tweede druk zeker verholpen mogen worden na, is Dochter van de dekolonisatie zeker een aanrader. Dit boek moeten we lezen: het kan het wederzijds begrip alleen maar ten goede komen.

Jef Abbeel is classicus en historicus en voordrachtgever en recensent over China, Rusland-Oekraïne en Midden-Oosten.

Commentaren en reacties