Dodelijk drama voor duizenden Daniels
Titel | Het boek Daniel |
---|---|
Auteur | Chris de Stoop |
Uitgever | De Bezige Bij |
ISBN | 9789403102719 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 256 |
Koop dit boek |
Chris de Stoop pleit in ‘Het boek Daniel’ voor herwaardering van de boerenstiel, via het verhaal van de moord op zijn nonkel, boer Daniel.
Chris de Stoop schreef een sereen onderzoeksportret van zijn nonkel boer Daniel die als 84-jarige op zijn vierkantshoeve door een jongerenbende werd gemolesteerd, vermoord én verbrand.
‘Mensen een bijnaam geven was een gewoonte in de streek. Oom Daniel had er veel. De oude viezerik. De clochard. De kluizenaar. En dus ook Jezus. Wegens zijn wilde baard en lange haren.’ Als een van de laatste veeboeren in het Moeskroense werd Jezus-Daniel in maart 2014 niet gekruisigd maar wel doodgeslagen, beroofd en met zijn ouderlijke hoeve in de fik gestoken.
Wrange nasmaak
Chris de Stoop stelde zich vijf jaar later burgerlijke partij op het assisenproces in Bergen tegen de leden van de bende van Evernijs en ging met alle betrokkenen en omwonenden praten. Resultaat: Het boek Daniel, een ronduit deprimerend boek over ‘de makkelijke prooi’ die ouderen in het algemeen en eigenzinnige boeren, zoals Daniel, in het bijzonder zijn geworden: ‘Oom Daniel leek misschien een zonderling, maar in feite zijn er duizenden Daniels, die bejaard, eenzaam en kwestsbaar zijn, “een gemakkelijke prooi”.’
Literaire reality-tv
Wat is een ouder leven nog waard in onze samenleving, zeker in coronatijden? De Stoop laat die vraag lang nazinderen in een sereen in memoriam van zijn beestachtig omgebrachte nonkel Daniel dat de beide kanten van de medaille – en van de misdaad – wil laten zien. Repressie of herstelzorg? Allebei zijn van doen, suggereert De Stoop. Maar de wrange nasmaak blijft.
De Stoop is met deze literaire reality-tv niet aan zijn proefstuk toe. Als journalist maakte hij al in 1992 furore met Ze zijn zo lief, meneer, waarbij hij de meisjestrafiek van de Filipijnen tot in de Gentse en Zeeuwse uitzuipbars en bordelen in kaart bracht. De Stoop beet zich de laatste jaren – toen hij als jonge zestiger vaarwel zei aan de journalistiek – meer en meer vast in de eigen bijna uitgestorven boerenfamilie en dan vooral op de manier waarop boeren letterlijk en figuurlijk worden doodgepest.
Boerencultuur waarderen
Dit is mijn hof uit 2015 zoomde in op de ouderlijke polderhoeve in het Waasland waar zijn broer zelfmoord pleegde omdat zijn werken en functioneren als boer onmogelijk werd gemaakt. De Stoop woont er nu zelf en identificeert zich voor het volle pond met het uitstervende en meer dan ooit bedreigde lot van de Vlaamse boeren: ‘Wie kan die oude boerencultuur – alles voor de familie, alles voor de boerderij, baas op eigen erf – nog waarderen?’
De Stoop vertelt in Het boek Daniel eerst en vooral over het weerzinwekkende lot van zijn omgebrachte nonkel. Maar eigenlijk breekt hij een lans voor de levensstijl van de eigenzinnige boer die nog de tijd neemt om door het raam te turen en de vogels te observeren, en die leeft op het ritme van de natuur en de seizoenen. Zonder dikdoenerij en comfort, zonder tv of smartphone, maar koppig in de voetsporen van ouders en grootouders en in aarding met het land en de lucht. De Stoop katapulteert de lezer terug in de tijd naar de heimatromans van Stijn Streuvels waar het landelijke leven een mythische, vervulde glans kreeg die ondertussen dof geworden is omdat de laatste boer op Vlaamse akkers stilaan het licht uitdoet.
Dik pak bankbiljetten
In Het boek Daniel gebeurt dit dus letterlijk. Daniel Maroy is sinds de dood van zijn broer en moeder een twintig jaar geleden alleen overgebleven op de hoeve in het Henegouwse Sint-Léger – nu een deelgemeente van Steenput – vlakbij de Franse grens. Nonkel Daniel had ooit gehoopt om met de plaatselijke slagersdochter te kunnen trouwen, maar moet lijdzaam toezien hoe ze zijn liefde niet beantwoordt. Wanneer hij met zijn tractor naar de supermarkt tuft, houdt hij vaak halt bij haar woning in de tevergeefse hoop een glimp van haar op te vangen.
Hectaren landbouwgrond moet hij verkopen wegens schulden, maar aan zijn witbilkoeien blijft hij verknocht, ook al loopt die veestapel terug. Op het dorp kijkt iedereen de zonderling na wanneer hij voor sluitingstijd de plaatselijke Colruyt aandoet om nog een sneetje biefstuk te scoren en enkele Rodenbachs. Hij raakt er aan de klap met de kassierster en betaalt steevast cash. Een dik pak bankbiljetten sjouwt hij altijd met zich mee en dat blijkt uiteindelijk de vonk te zijn die een een ketting van criminele, explosieve reacties in gang zet.
Terreur van hangjongeren
Op het pleintje van het naburige gehucht Evernijs is er een tiental hangjongeren dat de buurt terroriseert. De politie heeft ze van het kerkhof weggejaagd, maar nu maken ze een andere buurt onveilig. Een van hen werkt als jobstudent op de supermarkt en vertelt zijn kompanen dat de boer blijkbaar goed in de slappe was zit en een hoop contant geld meezeult. De tieners denken al snel aan een nieuwe blitse motor of luxemodel smartphone en spreken af om de boer thuis te overvallen. Met een plank wordt Daniel bewusteloos geslagen en hem de 13.000 euro afgepakt die hij steeds op zak had.
Symbool van boerenverzet
Twee allochtone neven uit Roubaix krijgen het nieuws via via te horen en besluiten dat de boer allicht meer geld en juwelen onder zijn matras of pannendak moet hebben steken. Zij trekken een paar dagen later opnieuw naar het plaats delict en verkopen Daniel een oplawaai met de hooivork, ‘sinds mensenheugenis symbool van boerenverzet’, maar nu dus ironisch genoeg het moordwapen om de boer definitief te liquideren. Een van hen filmt de doodsstrijd met zijn gsm en laat het rondgaan bij de bendeleden.
Alsof dat nog niet volstaat, keren ze een derde keer terug om hun sporen uit te wissen: ze steken de hoeve in brand met het lijk van Daniel. Al gauw spreken ze hun mond voorbij en worden door de politie opgepakt. Na een jaar voorarrest komen ze weer vrij in afwachting van het proces vier jaar later.
Sociale zelfmoord
De Stoop engageert zich als burgerlijke partij om eerherstel te krijgen voor zijn laf vermoorde nonkel, maar ook om het fijne te achterhalen van wat er allemaal is gebeurd met Daniel én met de daders. Eens onderzoeksjournalist, altijd onderzoeksjournalist. De Stoop gaat praten met de burgemeester, ook een Daniel, die hij portretteert als het zelfvoldane tegenbeeld van zijn door iedereen in de steek gelaten nonkel Daniel. De burgemeester minimaliseert het jongerengeweld en merkt fijntjes op dat Daniel nu eenmaal een geïsoleerde zonderling was.
De Stoop citeert ook een procesdeskundige die het bendegedrag verstaat in termen van ontmenselijking: wie zijn tegenstander als onmens afschildert, heeft vervolgens weinig moeite om die Unmensch uit te roeien. Wanneer zij Daniel zelf in haar scenario ter sprake brengt, noteert De Stoop en sourdine haar ‘bevreemdende’ conclusie: ‘Hij heeft ook zichzelf ontmenselijkt. Hij heeft voor sociale zelfmoord gekozen.’ Op den duur zou je nog geloven dat de ouwe, weerloze Daniel de moord heeft uitgelokt…
Praten met moordenaars
Op het uiteindelijke proces krijgen de moordenaars en hun handlangers een relatief milde straf maar de Stoop gelooft niet in bijbelse oog-om-oog tand-om-tand repressie. Hij ziet wel iets in herstelrecht en gaat onder het Bond zonder Naam-achtige motto van ‘hermenselijking’ zelf de uitdaging aan om met de betrokken moordenaars in gesprek te gaan zodat elk van hen een gezicht krijgt dat vaak trouwens ook schrijnend overkomt.
De Stoop laat je als lezer enigszins verpletterd achter. Zijn meticuleuze reconstrutie van de moordpartij in drievoud doet je bloed koken. De reacties van omwonenden, familieleden en daders, geven meer reliëf aan het verhaal. Maar hoe subtiel die context ook wordt geschetst, het schandaal wordt er niet minder om. Hoe banaal het kwaad ook mag zijn – en hoe begrijpelijk in zijn maatschappelijke context – je blijft aan dit boek een wee, ongemakkelijk gevoel overhouden.
Eresaluut aan verdwijnende levensstijl
De Stoop vereenzelvigt zich met de levenswijze van een boer die in zijn eigen kleine biotoop het fijne denkt van de wereld en ondertussen de natuur observeert: ‘De natuur houdt van het verborgene. Echtheid gedijt onder het oppervlak. Wat wezenlijk is, heeft het niet nodig om altijd opgemerkt te worden.’ Maar het geraas van die wereld trekt zich weinig of niets aan van de authentieke levenstrant van enkelingen, zo blijkt. De Stoop kampeert dus achter de muren van zijn hoeve eigenlijk op een zandkasteel dat afbrokkelt en stilaan verdwijnt. Geen mooi zicht misschien, maar wel noodzakelijk om lezen om zo te begrijpen wat er vandaag gebeurt. Goed dus dat De Stoop op zijn eigen koppige manier aan die verdwijnende levensstijl een eresaluut brengt.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.