JavaScript is required for this website to work.

Erwin Mortier: aristocraat van de aarde

Frank Hellemans11/4/2020Leestijd 4 minuten

Met ‘De onbevlekte’ keert Erwin Mortier expliciet, al te expliciet terug naar zijn eclatante debuut ‘Marcel’ van 21 jaar geleden.

De onbevlekte, de nieuwste roman van Erwin Mortier, begint magistraal met de verrijzenis van Marcel die in het al even meesterlijke gelijknamige debuut van Mortier 21 jaar geleden kwam rondspoken in de familie. Marcel Ornelis was ‘fout’ in de oorlog en trok als grenadier en lid van het Vlaamse Legioen naar het Oosten waar hij als 22-jarige in januari 1944 in Oekraïne sneuvelde. In zijn eersteling registreerde Mortier als jongetje van negen onder de poten van de naaitafel van zijn grootmoeder Andrea Ornelis de geheimen van de familie en dan vooral van het schandaal van de ‘zwarte’,  jong gesneuvelde broer van Andrea.

Paasroman

De onbevlekte laat zus Andrea en broer Marcel in de openingsscène elkaar opnieuw ontmoeten. Met enige zin voor overdrijving zou je Mortiers nieuwste dus een paasroman kunnen noemen.  De uit de doden opgestane Marcel wordt door zijn zus gewassen in een tobbe. Schoongeschrobd van alle oorlogsgeweld trekt hij als jonge oorlogsgod opnieuw in ten huize Ornelis-Mortier: ‘Hij was het godsgeschenk, de langverwachte zoon die kraambed en kinderziekten overleefd  had.’ Andrea was de dochter die eigenlijk een zoon had moeten zijn en daarom etymologisch ‘sterk als een vent’ (Andrea) heette. Zo luidde toen de wil van papa Ornelis. Mama had haar liever ‘Maria, de onbevlekte’ genoemd maar vaders wil was toen in het agrarische Vlaanderen nog wet.

Dat landelijke Vlaanderen weet verteller Mortier in de eerste hoofdstukken in al zijn bronstige exuberantie, bijna Clausiaans tot leven te wekken. Hij gebruikt daarvoor als mondstuk zijn grootmoeder Andrea die als ‘hoedster van graven en draagster van afwezigheden’ alles en iedereen overleefd heeft: ‘Boerenvolk was wat we waren. De adel van de aarde (…). De grond (…) dat zijn  wij.(…) De beesten hebben hun best  gedaan. Ze hebben van gras en klaver en graan melk gemaakt. Ik weet niet hoe, maar ze doen het. En wij ook. We eten, we verteren, we zwellen op en zetten kinders op de wereld, levend of dood, zoals Onze-Lieve-Heer het belieft.’

(D)room van de melk

Knap om lezen hoe Mortier in de voetsporen van Maurice Gilliams de magische taal van de dingen, zoals een kom melk, doet spreken. Grootmoeder Andrea was gefascineerd door het romen van de melk in de koele kelder. Het gistingsproces doet bijna aan wijn denken en Andrea waart ’s nachts in het huis rond om de melk ‘te zien slapen’: ‘Ik vroeg me af of de room van de slaap van de melk de droom was.’ Er is geen enkele Vlaamse schrijver die zo welsprekend en toch treffend het mysterie van op het eerste gezicht alledaagse dingen, zoals een kom melk of een paar klompen, kan oproepen.

Mortier is vooral een meester in het beeldend, sensueel evoceren van een vergane wereld, zoals het boerenleven van vroeger: ‘Zonen  worden met verwachtingen beladen, dochters met erfzonden.’ En dat in die cyclus van eeuwige geboorte en sterven de dood een centrale rol speelt, spreekt vanzelf. Mortier zelf is altijd een oude ziel geweest die zich nogal morbide aangetrokken voelde door de vergankelijkheid. Hij vertolkte in het eigen leven graag de soms controversiële rol van ceremoniemeester van de dood toen Hugo Claus, Gerard Reve en Jef Geeraerts terminaal waren en stierven. Ook in zijn romans ligt hij op de loer van een wereld waarin het leven uitdooft of wegsijpelt, of dat nu de Eerste Wereldoorlog is (Godenslaap) of het aftakelen van zijn moeder aan alzheimer (Gestameld liedboek).

In De onbevlekte wil hij via de herinneringen van zijn grootmoeder Andrea een requiem maken van een Vlaanderen dat in de 21ste eeuw nog nauwelijks bestaat. En hij wil haar vooral nu eens eindelijk de waarheid over het familieschandaal ontlokken: wat dreef haar broer Marcel tot actieve collaboratie?

Voor de venten

Geregeld kreeg Mortier in de familie immers zelf te horen dat hij op de jong gesneuvelde Marcel fysisch maar ook wel psychisch leek. Marcel die het tijdens de oorlog nog afmaakte met zijn lief zou ook ‘voor de venten’ zijn  geweest, zoals de schrijver Mortier dus. In het laatste kwart van deze roman smijt Mortier trouwens de kaarten op tafel. In dit geval zijn dit de brieven van grootoom Marcel aan het thuisfront én een brief van diens kameraad-geliefde (?) die erbij was toen Marcel zwaargewond raakte en omkwam.

Finaliter verbreekt de verteller Mortier helemaal de magische ban die driekwart van het verhaal over deze familieroman hangt. Hij voert zichzelf op als volwassen man die een laatste keer zijn grootmoeder Andrea bezoekt voordat zijzelf in een rusthuis zal verdwijnen en de voorouderlijke hoeve allicht een villa met zwembad wordt. Daarmee zondigt Mortier tegen het alfa en omega van de vertelkunst: ‘Show, don’t tell.’ Laat zien en aanvoelen wat er gebeurt maar begin als verteller niet uitleggerig tussen je personages in de weg te staan.

En dat is wat Mortier dus op het einde blijkbaar niet kan laten waardoor het fraai opgebouwde kaartenhuisje nogal banaal in elkaar stuikt. Oké, Marcel was dus, zoals Mortier  zelf, iemand die het allicht voor de jongens had en in een vlaag van overmoed voor de homo-erotische sfeer van kampkameraden onder elkaar koos. Je ziet het regisseur Luchino Visconti niet direct doen, zo uitleg geven bij de broeierige scènes die je zonet hebt gezien.

Zwarte schapen

Spijtig dus dat Mortier op het  einde van deze roman als een olifant in een porseleinkast te keer gaat. En bizar dat hij in een gesprek met Dirk Leyman in De Morgen van 4 april aangaf dat zijn appetijt voor Marcel nog niet gestild is. Hij zou weleens concreet de plaats willen zien waar grootoom Marcel uiteindelijk begraven werd.  Via Google Earth kon Mortier er al een blik op werpen maar zelf zien én ruiken én voelen waar zijn  alter ego in de  grond werd gestopt, doet Mortier al dromen van een derde deel in de Marcel-queeste.

Als je het mij vraagt, is hij met de laatste hoofdstukjes in deze tweede roman al te ver gegaan in het ontmantelen van wat oorspronkelijk nochtans een heel aandoenlijke én geslaagde  literaire onderneming is: de stem teruggeven aan de landelijke voorouders van toen, de adel van de aarde, inclusief de zwarte schapen.

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties