Het boosboek: hoe omgaan met de kwade mens in ons?
Schelden is een spel, maar boosheid maakt je kapot. Jan Flamend bekijkt het fenomeen langs alle kanten en geeft tips tegen de boosdoener in ons.
In Het boosboek fileert Jan Flamend op de meest diverse manieren de actuele haast endemische verspreiding van woede op alles en iedereen. Waar komt die boosheid toch vandaan? En vooral: wat kunnen we eraan doen?
In 2010 al riep de toen 92-jarige Stéphane Hessel in een pamflet van amper dertig bladzijden op om het vuur aan de lont te steken omwille van vooral de sociale ongelijkheid. Neem het niet was een schot in de roos en werd anderhalf miljoen keer verkocht. De fameuze gele hesjes in Frankrijk werden erdoor geïnspireerd, maar ook in ons land vonden activisten er voeding voor hun verontwaardiging.
We zijn nu dertien jaar later en Hessel is ondertussen overleden. De prille zestiger Jan Flamend neemt de fakkel over, zo lijkt het. Maar Het boosboek is geen revolutionair betoog om je maatschappelijke verontwaardiging in daadwerkelijk engagement te kanaliseren. Integendeel, Flamend focust vooral op de destructieve aspecten van onze individuele boosheid die we allemaal wel eens voelen en roept op om er afstand van te nemen.
Mild zijn
Wees mild, luidt het bij hem. Sta even stil en vergeef wie of wat je boos maakt. Of probeer dat althans, want wie wraak wil nemen, kan maar beter – volgens de Chinese filosoof Confucius – twee graven delven: voor de boosdoener in kwestie, maar ook voor degene die zich mateloos opwindt.
Flamend is een marketeer die van alle markten thuis is en dat maakt dit vlot geschreven boek zo leuk om lezen. Je treft er wijsheden uit managementboeken aan, maar even goed analyses hoe fysiologische impulsen dan wel stereotiepe vooroordelen die negatieve emotie bij uitstek uitlokken.
Geen boze Eskimo’s
Flamend heeft iets met literatuur en grasduint in de letteren van de woede: van het woord ‘wrok’ (van Achilles) waarmee Homeros’ Ilias begint tot de polemische uitvallen van Gerrit Komrij en het venijnige vuurwerk van meesterstilist Johan Anthierens.
Echt interessant wordt het vooral bij zijn antropologische benadering. Zo ontdekte hij dankzij de Amerikaanse cultuurantropologe Jean Briggs dat Eskimo’s in het noordwesten van Newfoundland nooit boos worden. Kinderen tot twaalf jaar worden in hun woedeaanvallen geaccepteerd, maar vanaf de volwassenwording worden ze daarbij steevast uitgelachen. Boos zijn is immers infantiel – en daar is niets mis mee – maar wie zijn puberteit ontgroeid is, dient zich navenant te gedragen.
Voed de witte wolf
Het helpt natuurlijk dat je als Eskimo niet op elkaars lip woont, zoals de verstedelijkte westerling. Maar Flamend waagt zich niet aan sociologische analyses en concentreert zich op de individuele levenswandel. In de regel, zo stelt hij, komt boosheid voort uit gefrustreerd egoïsme.
Hij serveert daarbij een parabel van de Cherokee die vertelt hoe een wijze indiaan zijn kleinzoon op het hart drukt dat er in elke mens twee wolven huizen die om aandacht vechten: een witte die het goede wil en een kwade die naar het boze neigt. Het komt erop aan om die boze wolf zo weinig mogelijk voedsel te geven om welgemutst door het leven te gaan. Op die manier wint de witte wolf uiteindelijk het pleit.
Meest boze landen
Wie houdt van lijstjes en fraai gekozen oneliners, komt bij Flamend trouwens aan zijn trekken. Welke landen hebben de reputatie om het meeste boze bewoners te herbergen bijvoorbeeld? Libanon, Turkije, Armenië, Irak, Afghanistan, Jordanië, Mali en Sierra Leone. ‘In het Midden-Oosten is het blijkbaar leuk toeven’, merkt Flamend daar fijntjes bij op.
Schelden kan opluchten en dat wordt bij Flamend vaak tot een ware kunstvorm verheven. Hij serveert scherpe uithalen: ‘Sterf staande met je mond open, dan ben je een mooie brievenbus.’ Of nog: ‘Schat, ik wou dat ik je in een bloempot had, dan gaf ik je zoveel water dat je verzoop.’
Vaders en zonen
Flamend is ook niet te beroerd om zelf te vertellen hoe boos hij zelf wel kan worden omdat dokters zijn migraine bagatelliseren bijvoorbeeld. Schrijnend hoe hij vertelt dat zijn eigen vader hem ooit een tand uitsloeg omdat zoonlief in gezelschap de aandacht waar zijn vader op verzot was, naar zich toe zoog.
In gesprekken met bekende Vlamingen, zoals Noël Slangen, vertelt de communicatiespecialist dat hij zijn vader voor de hem aangedane emotionele verwaarlozing in zijn jeugd nooit heeft willen vergeven. Hij is dan ook weggebleven bij diens begrafenis. Slangen voegt er zelfs aan toe dat hij blij was toen papa er het bijltje bij neerlegde.
Vergeven, zoals Jezus, Boedda én Flamend oproepen om te doen, is blijkbaar niet iedereen – of toch niet in elke omstandigheid – gegeven. Maar wie inzicht krijgt in de genese van zijn boosheid, maakt allicht meer kans op een gelukkige oude dag.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Nergens getipt maar toch zeer de moeite waard: vijf suggesties voor cadeauboeken vol levenswijsheid, aanstekelijke geschiedenis en veel schone letteren.